Om het huis

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Door omstandigheden ben ik aan huis gebonden, ik hoop en ga ervanuit dat het slechts tijdelijk is. Maar de Duitse gastvrouw, waar ik twee dagen een drukjacht zou hebben, moest ik laten weten dat mijn bezoek volgende week niet kon doorgaan. En pogingen om iemand te vinden die in mijn plaats kon en wilde innemen liepen op niets uit. Gek eigenlijk, er wordt nogal geklaagd “dat je er niet makkelijk in komt, in dat besloten jagerswereldje”. Maar goed , alles is perceptie en dat geldt waarschijnlijk ook voor deze observatie van mij.
Het is begin januari en al weken somber en nat weer. En de laatste dagen daalt de temperatuur ook nog eens, met gladheid en zelfs sneeuw in delen van het land. Hier op het eiland valt dat mee, maar het is en blijft onaangenaam weer. En toch zit het voorjaar in de lucht. Gewoon hier rond en bij het huis zag ik het.

Het zijn vooral zaadeters, maar in de voorbereiding op het broedseizoen schakelen zij al om naar ook en of meer dierlijk voedsel. Drukke vogeltjes zijn het en ik zag ze een paar maanden bijna niet meer, maar opeens melden ze zich weer. Niet alleen wat dat betreft, maar ook in hun gedrag, lijken ze op de rondtrekkende zigeuners zoals je die vroeger had. Dat is geen generalisatie, maar een feit, want ik heb persoonlijk nog met Koko Petalo, de ‘zigeunerkoning’ te doen gehad. Druk, samenscholend en imponerend. Ik heb het dan over de huismussen. De meidoorn wordt van boven tot beneden op insecten geïnspecteerd. En ik zie zelfs een vrouwtje dat gevoerd wordt door een mannetje. Het is overduidelijk: love is in the air.

Dat geldt ook voor de houtduiven. In hun liefdesleven gaat het er niet zachtzinnig aan toe. Een paartje zit hier niet alleen achter elkaar aan, maar heeft de imposante treurwilg ook als territorium gekozen. Soortgenoten die daar eens een kijkje komen nemen worden met dezelfde felheid als zijn duivin bejegend, waarna de doffer weer vanuit zijn boom begint te koeren. Voortdurend haalt hij uit met zijn: ‘mijn-opoe-is-dood, mijn-opoe-is-
dood’.

Kool- en pimpelmezen komen af en toe kijken in de nestkastjes die hier hangen, maar ik heb de indruk dat dat meer is om die te inspecteren op insecten, dan dat ze al op zoek zijn naar een plek om te nestelen. En het roodborstje, de heggemus en het winterkoninkje hebben zo te zien ook nog geen last van opspelende hormonen.

De aalscholvers, ik weet nog dat het een soort was die nauwelijks voorkwam in Nederland, zitten al in een volgende fase van het voortplantingsproces. Duidelijk is hun witte dijvlek te zien. Ze broeden dus en mogelijk hebben ze zelfs al jongen, want ze vliegen af en aan. Er is kennelijk genoeg voor ze te halen in de pas opgeschoonde singels in het dorp. 

Bij dat opschonen is ook een belangrijk deel van het riet verdwenen. Maar desondanks ontdek ik hem bij het uitlaten van de teckel. In een stuk waar het riet is blijven staan, kon hij zich eerst voor mij verbergen. Maar niet voor Sophie, die geeft duidelijk aan dat er hier iets zit. Toch duurt het best nog een tijdje voordat ik hem zie; doodstil staat hij er, onbeweeglijk en beschermd door zijn schutkleur. Maar als hij uiteindelijk besluit om een stukje verder het riet in te lopen, zie ik hem: de roerdomp. De soort staat op de Rode Lijst, maar hier komt hij voor, gewoon in het dorp.

De bonte specht is een vaste bezoeker van onze ‘pindakaaspot’. Net zoals de kauwtjes, die bij honderden in ons dorp leven. Hele zwermen vliegen ’s ochtends uit. Pogingen om de vetpot voor hen onbereikbaar te maken hebben nauwelijks succes. Inbrekers zijn het en ze kijken veel van elkaar af. En dat gaat snel, want ze leven in grote groepen. Toen mevrouwM het een keer zat was, vroeg ze aan de buurman of hij eens een kauwtje mee kon brengen, die als ‘bijvangst’ was gesneuveld bij het fretteren. Die werd aan een touwtje opgehangen in de buurt van de pot. “Wat bij de kraaien op voerkuilen lukt, moet bij de vetpot ook lukken”, zei ze. Maar ja, er is nou eenmaal een verschil tussen kauwen en kraaitjes. In een mum van tijd was de lucht boven het galgenveld zwart van de kauwen. Allemaal op condoleance bezoek en te keer dat ze gingen… Het hielp uiteindelijk wel, hoewel slechts voor korte tijd.

Een kraaienpaar heeft hier zijn vaste territorium. De zwartrokken zijn niet erg geliefd en worden, als dat in hun provincie tenminste is toegestaan, behoorlijk achter de rok gezeten door jagers. Dat doen ze voor de biodiversiteit, maar dat zien leden van de Groene Kerk anders.
Het voordeel van een territoriaal paartje moet niet onderschat worden. Toen ik ooit eens trots aan een jachtopzichter meldde dat het mij gelukt was alle twee van zo’n paartje te schieten, kreeg ik geen applaus. “Een vast koppeltje verdrijft juveniele kraaien uit hun gebied. Beter twee vaste dan een grote groep zwervers, Theo”!

En dat doen ze niet alleen bij soortgenoten, maar ook bij eksters en gaaien. Die worden hier om ons huis niet door hen getolereerd. En over tolereren gesproken, onze teckel tolereert de katten hier ook niet. De vogelstand vaart er wel, maar die werkelijkheid moet nog tot de Vogelbescherming doordringen...
 
De singel ligt vol met eenden die meestal een wildkleur hebben. Maar ondanks die kleur zijn ze niet wild en ook nog eens overwegend van hetzelfde geslacht. Een aantal heeft LHBTQI+ groepje gevormd, waar zich ook nog eens een gans bij heeft aangesloten. Het is een bastaard, die ik niet kon definiëren. Maar een tijdje geleden kwam ik op het idee om de vogelapp te gebruiken die heb ontdekt via P., de plezierpoelier. Et voilà, het geluid dat de gans voortbracht was die van een nijlgans. Dat was wel het laatste dat ik erin gezien had. De gans, die niet kan vliegen, is zo slim om te overnachten op een eilandje in de singel. Want de vos heeft niet alleen ons eiland bereikt, hij loopt inmiddels ook in ons dorp, waardoor hier het aantal hobbykippen is gedecimeerd. 

En omdat ik de bebouwde kom niet uit hoef om de sprong reeën te zien die pal naast ons bivakkeren, kom ik al met al qua aanblik mijn gedwongen mobiliteitsbeperking wel door.

Want ze zullen het moeilijk geloven, de luisteraars naar Vroege Vogels, die zelfbenoemde ‘ambassadeurs van de natuur’. Maar jagers kunnen heel goed zonder te schieten van de natuur genieten, want -zoals mijn boekje met jachtverhalen heet- ‘Jagen is zoveel meer dan schieten’.

©TheoM
één moment...