Wil je een hert schieten?

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
R. is een beste kerel. Ik jaag al zo’n 30 jaar met hem. En hij gunt velen iets van de jachtmogelijkheden die hij heeft, zoals de grofwildjacht op één van de mooiste velden op de Veluwe.
“Ga je vrijdag mee naar de Veluwe. Het roodwild is vrij, trouwens ook voor het damwild zijn de loodjes afgekomen. En ik sta op de keilerlijst, dus keus te over, met ook nog de overlopers en de biggen die ik vrij heb”.

Mee ga ik natuurlijk graag, het seizoen is nog jong en het wild nog behoorlijk dag-actief en de mast is nog nauwelijks gevallen. Kortom, alle kans op een gevarieerd aanblik. Maar ik hoef niet zo nodig te schieten, gewoon gezellig mee, daar doe ik het ook voor.

Maar R. is het daar niet mee eens. “Jij hebt toch nog nooit in Nederland een hert geschoten? Dan is dit echt je kans, ik gun het je! Buks mee, we maken er een mooie dag van”.

Kennelijk vertrouwt hij het niet helemaal, want ’s ochtends krijg ik nog een whatsapp met de herinnering: “Vergeet je buks niet”.

We vertrekken bijtijds, koelbox bij mij. Die is heen bestemd voor mijn bokkenschedeltjes die door J., de jachtopzichter, geprepareerd zullen worden en terug zullen daar de door hem gerookte ganzenborsten in vervoerd worden.

De drukte op de weg, die we hadden verwacht op deze laatste dag van de schoolvakanties, viel eigenlijk wel mee. En zo waren we vroeger dan verwacht op de Veluwe. Vroeg genoeg om nog een vorkje te prikken in een Harderwijks visrestaurant. Een prima start van een jachtdag.

We melden ons in de jachthut, waar andere combinanten en de jachtopzichter al naar R. en mij zaten uit te kijken. We waren wel bijtijds vertrokken, maar wat (te) lang in het restaurant blijven hangen… Maar we worden met alle begrip ontvangen, hetgeen blijkt uit de woorden: “Zeker druk op de weg, hè? Het is einde vakantietijd”. We knikken slechts en laten het maar zo.

Dan begint het vaste ritueel, de beraadslaging over wie waar zou willen zitten. Een van de combinanten heeft nog een bok vrij en zal met de jachtopzichter gaan bersen. Een andere zal proberen een overloper binnen te krijgen op wat een echte varkensplek is. En wij, waar gaan wij zitten?

Het hele riedeltje komt weer langs. “Ik heb nog overlopers, biggen en een keiler vrij, maar die moet dan wel ouder dan 5 jaar zijn. En we hebben zojuist de vrijgave op damwild binnen, kaalwild en geweidragers. Maar je kan natuurlijk ook op het roodwild. Hindes, smaldieren en kalveren zijn vrij. En natuurlijk de herten. Tweede, derde en vierde kops zijn vrij. En als je wilt ook een oud hert. Maar dan mag je geen aanspreekfouten maken. Ik kan mij niet permitteren om op de geweiententoonstelling op kasteel Middachten je hert met een rode punt te zien prijken. Dus dan moet ik maar bij je komen zitten, als je dat leuk vindt; een eventuele fout is dan mijn fout”. Nog voor ik kan antwoorden, vervolgt hij: “Maar jij gaat natuurlijk voor je eerste geweidrager in Nederland. Dan moet het ook maar een beste zijn! Ik kom wel bij je zitten”.

Zo zitten we even later dicht opeen op een laddertje. R. is als eerste naar boven geklommen en heeft rechts op het bankje plaatsgenomen, Daar heeft hij vast niet over nagedacht, want als rechtshandige schutter is dat natuurlijk de beste plek in verband met de extra stabiliteit die het leuninkje je daar dan geeft. Ik was al niet van plan om te schieten, maar nu staat mijn besluit vast. Als er iets te schieten valt, dan moet R. dat maar doen. Om discussies te voorkomen, bewaar ik het uiten van mijn besluit tot het moment suprême. Omdat R. ook wel bekend staat als Lucky Luke, de man die sneller schiet dan zijn schaduw, heeft hij dan nog tijd genoeg om verantwoord tot schot te komen.



Fluisterend nemen we de laatste weken door dat we elkaar niet gezien hebben. Vakantie, corona, blessure van zijn hondje, de eenden die hij van de week heeft kunnen schieten voor een onderlinge jachthondenproef aanstaande zondag, het personeelstekort…
Maar langzaam stokt dit gefluister, we komen nu 100% in de jachtmodus.

Op grote afstand wordt geschoten, tweemaal, redelijk kort achter elkaar. Gelukkig ver weg, want roodwild wordt bij schoten in de regel argwanend en laten zich dan bij daglicht moeilijk zien.

Even later weer een schot. Nou, beter gezegd een schotje. Dichterbij nu. “Bij Staatsbosbeheer, geluidsdemper”, sist R. Raar toch, dit soort organisaties, SBB en NM, een staat in de staat. Wat zij mogen, mogen anderen niet. ‘All animals are equal, but some animals are more equal than others’, George Orwell had het al vroeg en scherp gezien.

Na ruim een uur is-t-ie er, opeens. De jachtopzichter had al gezegd dat we daar maar op moesten rekenen. Een jong keilertje komt even kijken of er bij de roodwildbak geknoeid is.
Met de kijker is hij goed aan te spreken: 3-4 jaar, niet echt fors.

Maar net zo snel als hij gekomen is, is hij alweer weg. Als een speer gaat hij ervandoor. We schakelen een tandje hoger in onze jachtmodus; er gaat vast iets gebeuren.

Er komt een hinde met een kalf uit de dekking, afstand nog ruim 150 meter. De hinde blijft regelmatig staan om te kunnen zekeren. Maar ze komt niet door en kijkt regelmatig achterom. Half achter wat lage sparren blijft het duo staan. Onbeweeglijk. Krijgen ze verwaaiing? Nou, even later blijkt dat ze dat vast kregen, maar het is geen verwaaiing van ons. Opeens lopen er biggen onder de voerbak, even later gevolgd door vier grotere varkens. Zo loopt er rond de bak een rotte van zo’n, 15 stuks zwartwild, meest biggen. Onder de bak ligt kennelijk niet veel, want langzaam trekken ze verder. 

Het is een prachtig gezicht, de rotte op zo’n 75 meter voor ons en daar achter de hinde en haar kalf, die nog steeds daar tussen de sparretjes staan. Snel pak ik mijn Lahoux, niet dat ik die met de restant van het daglicht al nodig heb om ze te kunnen zien, maar ik denk dat ik zo misschien een betere foto kan maken.



De rotte trekt van ons weg, langs de hinde en het kalf. Ik ben benieuwd wat er nu gaat gebeuren. Nou, dat lijkt niet gunstig, langzaam verdwijnt het duo in de dekking. 

“Kans verkeken”, sist R. “Nog geen kans gehad”, reageer ik, ze stonden immer nog te ver weg en ook nog eens half in de dekking. Maar we krijgen geen tijd om te kibbelen, want de hinde steekt haar kop uit de dekking. Onbeweeglijk staat ze er. En lang ook; als ze niet opschiet dat is het te donker om nog te kunnen schieten.

Dan komt de hinde door, even later gevolgd door haar kalf. “Maak je klaar”, zegt R., het kalf is voor jou”. Maar ik was en ben niet van plan te schieten, R. moet het zelf maar doen.

En zoals te verwachten was, na mijn tweede en derde weigering, ligt zijn geweer al klaar voor een schot. Zodra het kalf haar blad vrijgeeft valt zijn schot en het kalf, ter plekke. De hinde springt af. Doodstil blijven we zitten; mogelijk komt ze nog terug. Als ze terugkomt, moet ze dat wel snel doen, want het wordt nu wel heel snel donker. Maar ze laat zich niet meer zien. R. appt met de jachtopzichter met de vraag of hij het kalf kan ophalen. Maar J. laat niets van zich horen. Mogelijk staat zijn telefoon nog uit.

We lopen samen naar het kalf. Het was een perfect bladschot. Ik geef R. een breuk en samen staan we even stil bij het dier.



R. besluit om zijn auto te gaan halen en hij stelt voor dat ik dan nog even bij het kalf blijf wachten. Goed idee, denk ik, dat bespaart mij een aardige tippel. En hij neemt ook direct mijn spullen mee, dat scheelt mij een aardige sjouw. Maar als ik even later in het pikkedonker bij het kalf sta, ongewapend, bekruipt mij toch een ongemakkelijk gevoel.

Ik heb het niet zo op wolven na mijn avonturen met dit door sommigen zo geliefde beest, dat zich razendsnel heeft vermenigvuldigd nadat het geheel op eigen kracht ons land schijnt te hebben bereikt. “Patronen erop” had ik mij toen voorgenomen, maar het is nu al de tweede keer, dat ik weinig schijn te leren van mijn gebeurtenissen, waar het de wolf betreft.

Opgelucht zie ik lichten in het bos opdoemen, R. nadert met zijn auto. Ik pak het kalf bij de voorlopers en begin het alvast naar het pad te slepen. Het valt niet mee, het is -nog niet ontweid- een best gewicht. Regelmatig verwissel ik van schouder.

Ik ben nog een meter of tien van het pad, als R. zijn auto stopt, raampje opent en vraagt waarom ik het kalf nog niet bij het pad heb liggen. Ik antwoord niet, haal mijn schouders op. Terwijl hij “geintje” zegt komt hij uit de auto en samen pakken we het kalf bij de voorlopers. Ik heb nog geen drie passen gedaan als ik plotseling languit op de grond lig. Ik kreeg een stok tussen mijn benen gestoken. Ik uit een paar lelijke woorden, R. lacht slechts. “Ik deed het echt niet expres”, proest hij, “kijk hier lag een stok, toen ik daarop stapte kwam hij omhoog. Precies tussen jouw benen. Echt, zoiets lukt mij nooit een tweede keer”. Ik geloof hem maar in sjouwen met het kalf heb ik geen zin meer en loop naar de auto. Mopperend komt R. daar met het kalf aan. “Best zwaar zo’n kalf, Theo”, zegt hij pesterig, “het valt mij niet tegen dat je het alleen al zover gesleept had”.

Ik laat het allemaal maar zo. Laat ik maar dankbaar zijn dat hij mij zo’n prachtige jachtdag heeft bezorgd. Maar mijn zwijgen bevalt hem kennelijk niet, want terwijl hij zijn auto probeert te keren zegt hij: “eigenlijk heb je best geluk gehad”. Vragend kijk ik hem aan en hij vervolgt: “voor hetzelfde geld had je je heup gebroken. En mensen op jouw leeftijd en een gebroken heup…, voor je het weet heb je dan ook nog een longontsteking”. Rotterdamse humor; maar ik geef geen sjoege. Dat bevalt hem niet, dus hij vervolgt: “vaak gaan ze dan ook nog dood. Ik heb dus echt niets te veel gezegd, als ik zeg dat je geluk gehad hebt”.

Zwijgend rijden we richting de jachthut, totdat R. opeens zegt: “wat ik mij ook nog bedenk: je stond daar zonder geweer. Best link met al die wolven die hier inmiddels rondzwerven. Wist je dat ze bij Staatsbosbeheer inmiddels ook al geschoten roodwildkalveren ‘teruggeven’ aan de natuur”. Het moet niet gekker worden, bedenk ik, tafeltje-dekje voor de wolven. 
“En je had je nog wel voorgenomen om voortaan in dit soort situaties altijd je patronen erop te hebben. Veiligheid voor alles, schreef je ooit”, zegt hij terwijl hij de auto bij de jachthut parkeert.

De nazit is meer dan gezellig, pittige kip, gerookte ganzenborst en natuurlijk jachtbittertjes om het kalf dood te drinken, R. vertelt in geuren en kleuren hoe het allemaal gegaan is, vanavond. “Tja, ik had het Theo wel gegund, maar hij wilde niet schieten”, zegt hij.

Vragend zie ik een aantal gezichten naar mij kijken, dit is voor mij dé kans om een puntje voor de toekomst te maken. “Nou, dat lijkt mij toch logisch”, zeg ik, “eigenlijk is het te gek voor woorden. Je krijgt een uitnodiging op een hert, de hele week gaat het daarover. ‘Het zou je eerste geweidrager in Nederland worden, Theo’. En vanmiddag nog, toen had hij het over de geweienshow in Middachten, waar mijn hert naar toe zou moeten. En dan komt er zo’n kalf en dan zeg hij: ‘schieten’. Nou, ik wacht wel op mijn volgende kans, op dat kapitale hert, dat ik nog van hem mag schieten”.

Nogmaals proostend op het kalf, worden de aanwezigen door R. bijgepraat. “Laat hem maar, Theo laat vandaag alle kansen aan zich voorbijgaan. Eerst de kans op dit kalf en even later nog kansen op een gebroken heup, een longontsteking en een aanval van de wolf. Hij heeft gewoon zijn dag niet. Maar, Theo, de volgende keer beter. Ik wil vast proosten op het hert dat je dan schiet. Misschien”.

©TheoM
één moment...