“Lessons learned?”, ik dacht het niet.

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We hebben nog wat kaalwild vrij en varkens teveel in ons Duitse Revier en zullen tijdens de Gemeinsame Hegeringansitzjagd dit weekend ook proberen het vossenbestand terug te dringen, genoeg te doen dus.
Als we in de middag arriveren regent het pijpenstelen. We rijden langs de jachtopzichter en horen dat de Kirrungen slecht worden aangenomen, maar dat er steeds varkens te zien zijn op de wildcamera’s. Hij heeft zijn rondje langs de Kirrungen nog niet gemaakt, dus dat doen wij. Daardoor zijn we ook de gelegenheid om te zien waar we wel en niet kunnen komen met de auto’s, want door de overvloedige regen van de afgelopen weken zijn de paden slecht berijdbaar, zo horen we. Dat slecht blijkt een eufemisme; op paden waar je normaal toch redelijk kan rijden glijden we van het pad af, de akker op. Dat wordt dus veel lopen deze dagen en hopen dat we bij afschot niet teveel hoeven sjouwen.

We hebben een jonge gast bij ons, die zo vereerd was met de uitnodiging, dat hij er op stond om op een van de avonden te mogen koken. We besluiten dat het maar deze avond moet worden, want aanzitten op reewild heeft met deze regen nauwelijks zin. Misschien kunnen we er later op de avond alsnog uit.

Nou, of hij jagen kan moet nog blijken, maar koken, dat kan hij. Eerst fazantenragout en daarna hertenstoof, puree, peertjes en spruiten. We zitten wat uit te buiken en checken de app Agrarwetter. De weersverwachting is het zo slecht, dat we besluiten er niet uit te gaan, maar gezellig wordt het wel. 

Na een korte nacht gaan we al een uur voor “Büchsenlicht” naar het veld, zodat iedereen ruimschoots geïnstalleerd is voor de eerste schemering intreedt. Iedereen ziet reewild, maar het is of te ver of niet afschotwaardig, we zijn in de combinatie namelijk nogal selectief. 

Na het ontbijt gaan we de hele dag het veld in om te werken. Er worden enkele grondzitjes en een bruggetje geplaatst. De jonge jager schiet zijn eerste geit,  kortom, het  is een nuttig bestede dag. Het weer is een stuk beter dan gisteren en de weersverwachting voor de nacht is goed.

In de nacht wordt het plotseling onbewolkt en de volle maan is zo sterk dat je zelfs kleuren kan zien. Vanuit mijn kansel zie ik op enig moment 18 reeën op de koolzaadakkers. In totaal worden er vanuit alle vier de kansels ruim 40 stuks geteld. Overdag laat het reewild zich nauwelijks zien, zodat je je haast afvraagt of ze er wel zijn. Kennelijk houden ze zich tot donker vooral op in de dekking en treden ze laat uit. Vossen zien we deze nacht maar weinig, de drie stuks kunnen onbeschoten ontkomen. Slechts één varken laat zich zien, maar die kan onvoldoende worden aangesproken, dus het schot blijft uit.

Ook in de buurvelden wordt nauwelijks geschoten, zo’n heldere maan lijkt mooi, maar het kan soms ook te licht zijn.

Overdag doen we een dutje, zodat we er ook de komende nacht weer tegenaan kunnen. Het restant veldwerk wordt afgemaakt, een bezoek aan de slager gebracht en na het diner gaan we weer het veld in.

Ik zal vannacht diep in het bos gaan zitten. De varkens hebben daar op het weitje bij de kansel hevig huisgehouden en ze staan regelmatig op de camera. Nadat ik één van mijn maten heb afgezet parkeer ik de auto aan de rand van het bos, het pad naar mijn kansel is nogal stijl en modderig. Autorijden is daar deels schier onmogelijk en los daarvan denk ik, dat zo stil mogelijk verplaatsen mijn kans op succes alleen maar kan vergroten.

Zachtjes sluit ik het portier, doe de rugzak om en hang de geweerhoes over mijn schouder. Ik doe mijn hoofdlampje op. Die zal het eerste stuk niet nodig zijn, maar straks in het bos misschien wel. Het rode licht zal het wild dan weinig verontrusten, hoop ik. Met de FLIR scan ik het veld. In de verte zie ik wat reewild. Langzaam loop ik langs de bosrand, ik scan elk pad, maar er valt verder geen wild te bekennen. 

Als ik het bos in loop is er eerst nog volop licht van de maan, maar naarmate het bos dichter wordt neemt het licht navenant af. Bij een kruising sta ik even stil, wat zal ik doen? Rechtdoor is de kortste weg, maar het pad daalt tamelijk steil en is erg modderig. Rechtsaf is een langere weg, maar aanzienlijk minder steil. Maar rechtsaf is pikkedonker, rechtdoor valt dat mee. Wat te doen?

Ik scan met de FLIR de omgeving nog maar eens. Rechtuit zie ik niets, maar rechtsaf… Ik zie een dier staan. Hoog op de poten, de kop is in mijn warmtebeeldcamera hel wit. Het komt langzaam mijn kant uit. Ik schat de afstand zo’n 50 meter, hoewel ik het soms moeilijk vind, de afstand in te schatten met de warmtebeeldcamera.

Verrek, het is een wolf!

Daar kan geen misverstand over zijn. Dat bestaat ook niet over wat hij doet: hij komt namelijk nog steeds mijn kant uit. Ik voel me niet erg op mijn gemak.
Daar sta ik dan, alleen in het bos, de wolf die naar mij toe komt en mijn geweer in de hoes op mijn rug. En dat, terwijl ik na mijn eerdere ontmoetingen met de wolf mij nog zo voor genomen had: “patronen erop”. 

Terwijl ik door de FLIR blijf kijken fluit ik een paar keer. Ik zie dat de wolf stopt en naar mij staat te kijken. “Bock, Bock”, roep ik een paar keer. Dat slaat natuurlijk nergens op, maar ik weet ook niets beter. Als hij weer in beweging komt doe ik mijn hoofdlampje aan, klik het rode kapje weg en straal hem aan. Hij gaat het pad af, maar ik zie hem met de Flir nog in de dekking staan.

Ben ik jager of ben ik prooi? Met mijn buks in de hoes schat ik mijn kansen op het laatste hoger in dan op het eerste. Ik trek mij terug, steeds weer scan ik de omgeving of de wolf mij niet volgt. Wat ben ik blij als ik bij de auto ben…

Ik bel R., die ik eerder bij zijn kansel had afgezet. “Buks in je hoes? Geen patronen erop?”, vraagt hij, “je had toch ooit eens een verhaaltje over je ontmoetingen met de wolf hier. En je conclusie was toen, dat je -voor eventuele zelfverdediging- voortaan altijd je patronen erop zou doen. 
Lessons learned, Theo?” 

©TheoM



één moment...