De Wolf
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik had mij voorgenomen er niet meer over te schrijven, over de wolf dus. Maar toen hij mij niet alleen aanstaarde, maar ook langzaam op mij toeliep, zette ik dat voornemen uit mijn hoofd. Jagers zijn immers vaak alleen en in het donker in het veld, en het gedrag van de wolf evolueert. Een hernieuwde waarschuwing is op zijn plaats.
Ik ben te gast op de Veluwe, reebok vrij. Maar de paden zijn in de hoek van het bos waar ik kom te zitten bijna onbegaanbaar. “In ieder geval met jouw wagen, Theo. Dat zou ik niet doen, ik breng je wel even met mijn auto”, en dat is vriendelijk van de jachtopzichter.
Hotsend en krakend ploegt de auto zich door het mulle zand, de diepe kuilen en de grote plassen. En als de jachtopzichter mij afzet bij de ladder die de komende uren mijn stek zal zijn zegt hij: “Als je het zat ben, bel dan maar dat ik je moet komen halen. Maar het pad was op het laatste stuk was zo slecht, dat ik het liever niet nog een keer rijd. Loop dan dus even naar de kruising, een stuk terug, dan pik ik je daar weer op”.
Ik heb een mooie plek toegewezen gekregen met gevarieerd bos, wat struiken op afstand, bosbessen om mij heen en op zo’n 100 meter een liksteen. Ik heb er goede hoop op.
En ik beleef genoeglijke uren, met aanblik van rood-, zwart- en reewild, alles is hier vandaag dagactief. Maar het reewild dat zich aan mij presenteert is van de -voor mij- verkeerde categorie. Een kwestie dus van wat jachthaters zich maar moeilijk kunnen voorstellen, namelijk dat jagers ook kunnen genieten zonder te schieten. Als een halfuurtje na zonsondergang de duisternis begint te vallen, bel ik de jachtopzichter met de vraag of hij mij komt ophalen.
Ik boom af en loop naar de afgesproken kruising. Mijn geweer niet in het foedraal, maar -geladen- op mijn rug. Ja, ik heb mijn lesje inmiddels wel geleerd. Nooit was ik bang in het donkere bos, nu nog steeds niet, maar ik ben wel op mijn hoede.
Het is inmiddels aardedonker als ik op de kruising, in afwachting van de komst van de jachtopzichter, met mijn Lahoux de omgeving scan.
Daardoor zie ik hem staan. Van zo’n 50 meter afstand staart een wolf mij aan. Doodstil staan we, allebei. Dan komt er beweging, niet van mij, maar van de wolf. Langzaam, stapje voor stapje komt hij (zij?) dichterbij. Ik roep de wolf aan, maar dat heeft geen effect.
Langzaam maar kennelijk onstuitbaar wordt de afstand tussen ons kleiner. Ik roep nog een keer en besluit tot actie. Ik haal om te beginnen mijn geweer van mijn schouder. Daardoor heb ik even niet door de warmtebeeldkijker gekeken en als ik die weer voor mijn oog heb zie ik dat de wolf nog dichterbij is gekomen.
Het wordt nu wel precair, ik schat dat de wolf nu op zo’n 15 meter afstand loopt, nog steeds langzaam maar zonder aarzelen in mijn richting.
Ik las ooit over de ‘zeven fasen van Valerius Geist’, de escalatieladder in de relatie tussen wolf en mens. Mijn situatie schat ik zomaar tussen fase zes en zeven in. Onderzoekt de wolf of ik een prooi of een gevaar ben, of is die fase misschien al gepasseerd en is de wolf bezig met de voorbereiding van een aanval?
Dan, opeens, hoor ik het geluid van een auto, de jachtopzichter is in aantocht, Ik zie dat de wolf is gaan stilstaan en naar de naderende auto kijkt. Heel even kijk ik ook naar de jachtopzichter, maar dan weer snel naar de wolf. Wat gaat er gebeuren, zet de wolf door?
Dat doet de wolf niet, hij blijft staan en wacht af. Dat doe ik niet, want als de jachtopzichter bij mij is, loop ik snel om de auto heen en open het portier. Dan kijk ik nog een keer naar de wolf. Nog steeds staat hij daar, zonder een spoor van angst, naar ons te kijken.
“Wacht even”, zeg ik, “dan haal ik eerst de patronen eraf”. Dat is voor de jachtopzichter aanleiding om mij te vertellen dat hij altijd geleerd heeft om vanwege de veiligheid de patronen te verwijderen vóór het afbouwen. Maar ik val hem in de rede. “Ja, maar dat was toen ‘deskundigen’ ons nog wijsmaakten dat wij niet de menulijst van wolven zouden staan. Er staat er hier een naar ons te kijken, op nog geen 10 meter afstand’.
Hij draait zijn raampje open en kijkt met mijn warmtebeeldcamera in de richting die ik wijs. “Hij is weg”, zegt hij. Als ik even later ook nog eens de omgeving check zie ik ook geen spoor meer van de wolf.
In de nazit komt het gebeuren nog eens langs, alles staat op mijn netvlies gebrand. De aanblik op het wild en het avontuur met de wolf. “Toch een mooie avond beleefd, Theo, zeker nu je het overleefd hebt”, het blijkt ook nu weer een positief mens, deze jachtopzichter.
Ik had mij dus voorgenomen er niet meer over te schrijven, over de wolf. Omdat ik al eens eerder waarschuwde, nadat ik in Duitsland door een wolf gevolgd werd. Wel bewapend, maar niet effectief, was ik toen geen jager maar prooi. Gelukkig liep het ook toen goed voor mij af.
In een ander verhaal schreef ik over de framing die de voorstanders van de herintroductie in Nederland over ons uitstorten. Wat mij het meeste stoorde is dat wij volgens hen zouden moeten leren om weer samen te leven met dit prachtige dier.
Op de site ‘Wolven in Nederland’, staat veel blabla over hoe wíj dat zouden moeten gaan leren; hoe wíj begrip zouden kunnen krijgen voor dat samenleven met de wolf.
Geen woord, werkelijk geen woord staat er hoe de wolf ook dat begrip zou kunnen worden bijgebracht, dat vredig samenleven met de mens. En dat is logisch want, hier spreekt deze niet-expert, dat lukt niet, nu niet en dat gáát ook niet lukken. Vraag het de eigenaren van al die honden, schapen, geiten, koeien en paarden die inmiddels aan dit roodkapje-virus zijn bezweken.
En in ‘nog eens over de wolf’ maakte ik gebruik van de informatie op die site om zo tot de conclusie te komen dat samenleven met de wolf in ons overbevolkte land een utopie is, een doodlopende weg met alleen maar verliezers.
En dat bij uitblijven van adequate overheidsmaatregelen de wolvenstand zou exploderen. Dat deed de stand nu de enige vijand van de wolf het snelverkeer schijnt te zijn. Het is doodsoorzaak #1.
En ze leren snel, de wolven, want de door deze ‘deskundigen’ veronderstelde schuwheid hebben ze bij gebrek aan negatieve ervaringen in hun ontmoetingen met de mens, al snel afgelegd. Het was dus te verwachten, inmiddels zijn er al naast de ‘gewone’ wolven ook al ‘probleem’ wolven, tja…
Sommige jagers mengen zich publiekelijk in de discussie rond de wolf.
Zelf denk ik dat het voor ons als jagers het beter is om zeer zorgvuldig te overwegen of en vooral hoe wij in deze discussie moeten acteren.
Mijn grondhouding daarin is dat het niet óns probleem is. Dat is het van de overheid, die zichzelf in deze hoek van de kamer geverfd heeft.
Daarom vond en ook nu vind ik het nog steeds onbegrijpelijk dat de KNJV zich in dit dossier toch heeft laten verleiden om toe te treden tot dit ‘kennisplatform’. Op de site van de KNJV lees ik:
“Wolven in Nederland streeft naar een conflictarm samenleven met wolven. Wolven in Nederland is een samenwerking van Natuurmonumenten, ARK Natuurontwikkeling, FREE Nature, de Jagersvereniging, IVN, IFAW, Studio Wolverine, Rewilding Foundation en de Zoogdiervereniging.
Met Wolven in Nederland zetten wij ons in om draagvlak voor de wolf te creëren. Dat doen we door mythes en sprookjes van waarheid te onderscheiden; door het geven van voorlichting, bijvoorbeeld over hoe boeren hun vee kunnen beschermen. Zo willen we er voor zorgen dat eventuele schade beperkt blijft en wolven niet alleen welkom zijn in de natuur, maar ook in de hoofden en harten van mensen in Nederland.”
Ja, ja echt het staat er: welkom in de natuur, maar ook in de hoofden en harten van mensen in Nederland. Gelukkig kan je ‘die mensen’ maar korte tijd in de maling nemen. Het ‘welkom’ brokkelt snel af, het draagvlak smelt als sneeuw voor de zon, gezond boerenverstand groeit met de dag.
Maar goed, over de wolf en de jagers: zeg niet dat ik niet gewaarschuwd heb. En mijn advies aan de wolf: ‘never underestimate an old man with a rifle’.
©TheoM