De Olifanten in de Boerderij (2) – De Agro-industrie
Gepubliceerd: , in Artikelen
Op elk melkveebedrijf staan niet alleen (veel) koeien, maar ook een paar olifanten. Eerder beschreef ik al de eerste Olifant, De Rabobank. De club die iedere boer wel haast dwong tot schaalvergroting. Meestal deden ze dat met gefinancierd geld, gemiddeld maar liefst een kleine miljoen Euro per boerderij, waar de Rabobank dus heel veel aan verdient.
De tweede Olifant is het agro-industriële complex. Dat is het geheel van bedrijven rond de boeren, die veel, heel veel geld verdienen met hun activiteiten. Rond de melkveeboer moet je dan naast de Rabobank bijvoorbeeld denken aan: het veevoederbedrijf, de zuivelindustrie, de dierenarts, het transportbedrijf, de gewasbeschermer, de stallenbouwer, de voedselverwerkende industrie en de supermarkt.
Naar schatting (2019) gaat het om 33 miljard Euro aan toegevoegde waarde in deze industrie. Zet dat eens af tegen de toegevoegde waarde van de primaire landbouw die in 2019 bijna 11 miljard Euro bedroeg. Je snapt, als je echt geld wilt verdienen, dan moet je dus in de agro-industrie zitten en niet op de boerderij.
De boeren maken het een complete industrie mogelijk om gigantische winsten te maken, ‘zonder boer geen voer’ is een leus die door alle spelers in die industrie maar wat graag omarmd wordt, maar het verhult hun eigen belang: ‘zonder boer, voor ons geen winst’.
Bij de Rabobank, de grootste financier van de landbouwsector groeide ook in 2021 de Food & Agri-portefeuille zo staat in hun jaarverslag. Er is voor 35,7 miljard euro aan (netto) leningen verstrekt aan de Nederlandse landbouw- en voedselsector.
Een andere grote speler in de agro-industrie is diervoerfabrikant Agrifirm. "Agrifirm is een coöperatie met tienduizend boerenleden. Agrifirm keert geen dividend uit, maar geeft aan de leden kortingen en andere voordelen. In 2020 werd zo'n 20 miljoen euro aan de leden uitgekeerd”. Dat lijkt mooi, maar is natuurlijk maar een gedeeltelijk koekje van eigen deeg. De omzet bedroeg in 2020 € 2.232 miljoen en de nettowinst € 39,8 miljoen.
Of kijk eens naar FrieslandCampina, de zuivelcoöperatie, omzet € 11,5 miljard, nettowinst
€ 172 miljoen.
Er zijn veel coöperaties in het boerenland, die volop aan de boeren en vooral dóór het werk van die boeren verdienen.
Maar er zijn naast de coöperaties ook particuliere bedrijven als De Heus Veevoeders die graag meer dan een graantje meepikken van de inzet van die boeren. In 2020 een nettowinst van ruim € 50 miljoen. Het geld klotst daar overigens al jaren tegen de plinten: een eigen vermogen van bijna € 1 miljard. En de Familie De Heus is volgens de Quote 500 de op vier na rijkste familie van het land.
En bijvoorbeeld de familie Van Drie (VanDrie Group, kalverslachterij-keten) (2020: omzet 2,3 miljard; winst 75 miljoen). Het eigen vermogen van de familie Van Drie wordt geschat op 1,2 miljard euro.
Of een andere familie, Anker van Royal A-ware, een zuivelgigant (omzet vorig jaar 2,2 miljard euro, winst 51 miljoen), allen boeren ze zéér goed, precies door de inzet van boeren, en over de rug van diezelfde boeren.
Het zou de boeren de ogen moeten openen. Als de partijen die ik net noemde -en de lijst is bij lange na niet volledig- zeggen dat ze achter de boeren staan, dan bedoelen ze in de eerste plaats dat ze opkomen voor hun eigen belang.
De agri-industrie, de grote commerciële bedrijven zijn daarom mede de drijvende kracht achter het boerenprotest. Maar als ze door Remkes worden uitgenodigd om te praten over de gevolgen van de intensieve veeteelt waaraan ze miljarden verdienen, geven ze niet thuis. Dan moeten de boeren zichzelf maar zien te redden.
En dat is niet iets van vandaag of gisteren, want eerder maakte LRO Nederland zich al zorgen over de inkomenspositie van boeren. “In een land dat zo goed is in voedselproductie is het veelzeggend dat zo veel boeren en tuinders nauwelijks rondkomen”, zegt voorzitter Sjaak van der Tak. “De hogere opbrengsten in sommige sectoren worden veelal tenietgedaan door stijgende grondstofkosten én de kosten van regelgeving. Zo gaat het budget van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, een belangrijke inkomensondersteuning voor stabiele voedselproductie, omlaag terwijl de verduurzamingseisen fors hoger worden.” Volgens Van der Tak komt ‘de rekening bij de boer op het bord’. “Een eerlijker verdeling in de keten en een hogere prijs in de schappen is onvermijdelijk”.
Onvermijdelijk, maar nog steeds niet gerealiseerd. En niet alleen de agro-industrie laat de boeren bij Remkes in de kou staan, maar ook de supermarkten. (Ahold, winst over 2021: €3,32 miljard, zoveel, dat het al jaren kennelijk niet weet waar ze met hun geld heen moesten, en het heeft sinds 2017 voor zo’n 6 miljard aan eigen aandelen ingekocht. Dat had ook aan kortingen voor de klanten, loon voor kassa-medewerkers of een betere prijs voor de boeren kunnen worden besteed).
De boeren lijken in het overleg bij Remkes dus bijna alleen te staan, een schier onmogelijke opdracht voor de boeren alleen. Dat een aantal boeren zijn bedrijf in de huidige industriële vorm zal moeten opgeven, lijkt een gegeven. Maar om die boeren financiële zekerheid te bieden, heeft het kabinet 25 miljard euro. En ik schreef al: het grootste commerciële verlies dreigt elders, namelijk bij een zeer invloedrijke en machtige club van mensen.
Daar zit het echte gevaar voor de boeren, dat zij de strijd om de pot 25 miljard zullen verliezen, want de lobby van de agro-industrie is zeer invloedrijk, in Den Haag èn in Brussel. Ze zullen er werkelijk alles aan gaan doen om die euro’s hun kant op te laten rollen. Dat boeren kwaad zijn op de overheid is meer dan begrijpelijk, maar wellicht is daar toch meer te halen dan bij hun ‘vrienden’ van de Agro-industrie.
Het verband tussen jagers en de boeren? 31.000 jagers en 31.000 LTO-leden, politiek nauwelijks relevant. Daarom de volgende keer over de olifant in de boerderij die politiek en overheid heet.