Verhalen uit De Jachthut #2 -Jaap Kooiman
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik kon meedoen met de jaarlijkse roodwildtelling op de Veluwe. Die telling is van belang om een indicatie te hebben van de omvang van het bestand en daarmee van het noodzakelijk afschot.
Ik had pech, want we, er wordt voor de objectiviteit in tweetallen geteld, zagen in de uren die we dijbeen aan dijbeen op een ladder doorbrachten, geen roodwild. Het is met tellen net als met de jacht: je hebt ze niet aan een touwtje. Wel zagen we een zeug met wat gestreepte biggen, een geit met kalf en een vos. Vervelen deden we ons dus niet.
Na afloop is het verzamelen geblazen in De Jachthut. Het is daar inmiddels aardig druk, maar we vinden nog een plekje dicht bij de bar. Eigenlijk is het een soort van reünie, met een samenstelling die ik door de jaren heen geleidelijk ververst zag worden. En er heerst echt een jagerssfeertje, mooie verhalen, sterke verhalen, al dan niet gefabuleerd. Maar het gaat altijd over wat ons verbindt, de passie en de kameraadschap.
Jacht is ook gebaseerd op traditie en sommigen zag ik al ongerust rondkijken: “ze zullen dit toch óók al niet afgeschaft hebben?” Maar, gelukkig het was de planning die in het honderd liep, maar dan is het zover. De traditionele ballen gehakt komen door en het wordt nog gezelliger.
Achter ons klinkt, boven het geroezemoes uit, een stem met een sterk Rotterdamse tongval. “Precies Jaap Kooiman’, zegt mijn mede-teller “ zo’n stem herken je uit duizenden. En het is niet alleen door die stem, maar ook door wàt hij zegt, want het heeft veel weg van een Archie Bunker-imitatie. Man, wat heb ik altijd genoten van die serie”.
Voor de jongere lezers, maar ook dan wellicht ten overvloede: Archie Bunker was de hoofdpersoon in een Amerikaanse televisieserie ‘All in the family’. Hij was een conservatie rechtse Amerikaan met karikaturale vooroordelen. En Jaap Kooiman is een soort van Nederlandse versie van die Bunker in de serie ‘Toen was geluk heel gewoon’.
“Jaap Kooiman werd daarin gespeeld door Gerard Cox”, vervolgt hij “maar dat hij vanavond aan de telling heeft mee gedaan, lijkt mij niet waarschijnlijk. Toevallig weet ik dat hij gisteren namelijk 85 is geworden en dat werd gevierd met een voorstelling in het Oude Luxor in Rotterdam. Tal van collega’s traden er op en eerden hem op die manier”.
Nou, dat hoefde hij mij niet te vertellen, want ik ben een fan van Gerard. Want Gerard heeft fantastische carrière gemaakt, hoewel hij het zelf maar heel gewoon vindt. Dus antwoordde hij op de vraag van een journalist van Rijnmond of hij bezig is met hoe hij later herinnerd zal worden? “Geen seconde, als ik dood ben, ben ik toch dood. Ze zoeken het maar uit. Maar als ik één levensles mag geven: wees nooit bang. Gewoon altijd durven.”
En Cox wóónt zelfs in ons jachtveld en nam ooit eens deel aan een van onze jachtdagen. Hij liet zich toen niet kennen, maar nadat hij toen met De Jacht had kennisgemaakt liet hij het bij deze eenmalige gebeurtenis. Jagen bleek niet zijn ding, maar wij kunnen zijn poging nog goed herinneren en waarderen. En wij vermoeden dat hij toen ook de inspiratie opdeed voor ‘die lekkere, strakke en blonde meid op een racefiets’.
Mijn mede-teller draait zich om, hij was benieuwd wie toch deze Cox-Kooiman-Bunker look a like is. Hij draait zich weer terug en zegt “nee, ik ken hem niet’.
Nou, ik ken hem wel, daar hoefde ik mij niet voor om te draaien. De stem van P. herken ik uit duizenden.
“Weet je wat”, zeg ik “ik stel je aan hem voor. En let op, hij is rolvast want binnen de kortste heeft hij het net als Cox in het interview over de dood. Hallo P., mag ik je even voorstellen aan mijn mede-teller? Hoe gaat het met je?”
P. schraapt zijn keel en zegt met een zuinig mondje en met een onvervalste Rotterdamse tongval: “Het was weer helemaal niks vanavond, Theo. We hebben niks gezien, hoewel, als ik de anderen mag geloven er vanavond toch genoeg roodwild gezien is. Maar ja, ook tellen is net als jacht, je weet het nooit. Maar hoe gaat het met jou. Jij zat toch ook in de kreukels?”
Als ik hem erop wijs dat het niet netjes is om een vraag met een wedervraag te beantwoorden, is hij even stil. Dan neemt hij eerst nog een slokje van zijn ‘Ketel 1’ om dan te vervolgen met “weet je, Theo, als je ouder wordt dan wordt het allemaal minder. Daar doe je niets aan. Maar het ergste is, dat iedereen maar dood gaat”.
Mijn mede-teller kijkt mij vragend aan. Ik leg hem uit dat P. van zijn jachtmaten de jongste was en dat zij inmiddels allemaal de tijdelijke voor de eeuwige jachtvelden hebben verwisseld. Hij is de laatste der Mohikanen.
P. kijkt hem aan, haalt zijn schouders op, neemt nog een slok en zegt: “Ach, dood is dood. Ik ben er niet bang voor hoor. En doodgaan hoort nou eenmaal bij het leven. Maar je moet de werkelijkheid niet ontkennen; het wordt allemaal wat minder.
Beter wordt het niet. Neem jou het jagen bij jou op de ganzen, Theo. Ik zat daar de laatste jaren steeds met T. en zijn hond in één hutje. Beetje aanspraak, gezelligheid en een groot voordeel was dat we dan samen de boel in de gaten konden houden. Maar ja, als T. dan zei dat er ganzen naderden, duurde het zo lang eer ik mij instelling had gebracht, dat ik niet eens meer aan een schot hoefde te denken. Nee, snel reageren en schieten, allemaal verleden tijd…
Dus nadat mijn kleinzoon vorig jaar zijn jachtakte heeft gehaald”. Hier stopt hij even en kijkt mijn mede-teller aan. “Ja, ik blijf jachtakte zeggen, want aan die achterlijkheid van milieuvergunning doe ik niet mee. Maar goed, toen hij zijn jachtakte eenmaal had, heb ik mijn geweren aan hem gegeven. En weet je, in december was hij -in mijn plaats- op een mooie hazenjacht. Daar schoot hij zijn eerste haas! Ik was, ook al jaagde ik toen voor het eerst dus niet mee, toch uitgenodigd bij het etentje na afloop. Daar vertelde hij mij hoe het allemaal in zijn werk was gegaan. Man, wat was hij trots. En ik ook, ik vond het prachtig. Veel mooier dan als ik het zelf nog had kunnen schieten.
Het is allemaal niet te vergelijken met vroeger, dat jagen van vandaag. Maar ik treur er niet om hoor. Ik ben blij dat ik het allemaal heb meegemaakt. Dat pakken ze mij nooit meer af.
Ik was altijd al een soort van trots op het feit dat mijn dochter, zoon en schoonzoon ook jaagden. Wie jaagt er nou met zijn kinderen? Inmiddels ook allemaal op grofwild, vorig jaar nog een meerdaagse drukjacht in Polen. Nee, klagen doe ik niet. Maar ja: het wordt allemaal minder. Het is nou eenmaal niet anders.
Nee, mijn buksen krijgt mijn kleinzoon nog niet. Hij gaat eerst maar met mij mee. Schieten leren ze misschien de jachtcursus, hoewel…, maar van aanspreken hebben ze nog lang geen kaas gegeten als ze denken jager te zijn enkel en alleen omdat ze een jachtakte hebben. Nee, dat was vroeger wel anders.
Kleinwild hoeft voor mij dus niet meer, maar nog eens met dochter, zoon, schoonzoon èn kleinzoon een drukjacht meemaken…”
P. kijkt mijn mede-teller aan, haalt zijn schouders op, neemt nog een slok en zegt: “Ach, dood is dood. Maar ik ben er nog niet aan toe. Ik wil zo nog wel wat jaren jagen. Mijn oude jachtmaten moeten het op hun eeuwige jachtvelden nog maar een tijdje zonder mij doen”.
©TheoM