Vaak in het veld, maar dit zal ik wel nooit meer zien
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
‘Waar op de blanke top der duinen...’, die oorwurm blijft maar hangen, tot vervelens toe. Maar het klopt al met al aardig, want aan het einde van een bewolkte dag breekt zojuist de zon door. En de Noordzee begroet hier vriendelijk bruisend de smalle kust.
Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat iemand de situatie waarin ik mij hier vandaag bevind al ruim 150 jaar geleden zo treffend omschreef.
Maar ik zit niet vanwege nostalgische overwegingen tegen deze duintop, nee ik ben hier aan het jagen. Dat jagen op reewild van mij wordt door ‘jagers 2.0’ echter geen jagen genoemd. Zij noemen het ‘beheren’. Vreselijk vind ik dat, maar het kan nog erger, want het kan zelfs ‘schadebestrijding’ genoemd worden, brrrr. Nee, ik jaag.
Het is een glijdend vlak, dat taalgebruik waardoor wij ons zonder noemenswaardige weerstand, steeds verder laten afdrijven van de essentie van De Jacht. Want jagen is voor mij het uitgebreide en totale pakket van activiteiten die jagers verrichten voor het soms, wellicht, überhaupt tot een schot komt.
En het gaat ons nog eens opbreken, deze Nieuwe Jagerstaal. Want het brede begrip jagen wordt zodoende teruggebracht tot beheer in opdracht. Daarbij schuiven we steeds verder af van jacht en jagen. Via beheer en schadebestrijding, naar schieterij in opdracht, met ‘Licenses to kill’, het is voor tegenstanders van De Jacht allemaal ‘gefundenes Fressen”. Maar goed, ik citeer Wim Sonneveld: ‘het is de nieuwe tijd, net wat u zegt’.
Ik heb mij hier tegen een duintop geïnstalleerd omdat we daar een kreupel ree hebben gezien. Aan mij de taak om te bezien wat de oorzaak van de kreupelheid is. En of het ree lijdt, want in dat geval valt afschot te overwegen. Maar eerst dus eens kijken of ik er achter kan komen wat het dier mankeert.
Ik heb de noordoosten wind in mijn gezicht, de duinreep met de laatste duinen voordat het strand begint direct achter mij en zodoende heb ik een goede kans dat het ree zich zal laten zien als het uit de dichte muur van duindoorns treedt.
Perfecte plek dus, maar is het ook de perfecte tijd? Dat valt te bezien want ik vind het maar druk. Fietsers komen over de slag naar het strand gereden en blijven daar bij het paviljoen staan praten. Over het strand lopen -voor dit late tijdstip- veel wandelaars. Enkelen hebben ook nog eens een hond bij zich.
Nou is het wild hier wel aan toerisme gewend, maar meestal is het na het seizoen en kort voordat de duisternis invalt, natuurlijk allang rustig.
Even overweeg ik te verkassen en een rustiger plek te zoeken, maar ja, hier, in deze hoek, is ‘de kreupele’ gesignaleerd. En eer ik een passender plek zal hebben gevonden, is het vast al donker.
‘Once in a life time’, hoe vaak wordt die uitspraak niet gebezigd. Ook door jagers, als ze iets buitengewoons hebben mee gemaakt. Maar als je echter tijd van leven hebt, blijkt het later toch niet zó uniek te zijn geweest.
Die mooie bok bleek later nog veel mooier te kunnen, het varken groter en zelfs de herinnering aan die onvergetelijke nazit met jachtmaten vervaagt in de loop van de tijd, zeker als die plaats moet maken aan een herinnering van een nóg memorabeler nazit.
Maar hier, tegen die duintop aan zie ik iets, waarvan later die avond als ik thuis naar het journaal kijk, pas het unieke tot mij doordringt.
De bewolking breekt en in het zuidwesten zie ik tussen de wolken door een licht. Aanvankelijk denk ik dat het een vliegtuig is, maar daarvoor blijft het daar te lang hangen. Langzaam, heel langzaam, zakt het licht weg naar de kim.
Dit was het er dus echt een, die ‘eens in je leven gebeurtenis’. Want de komeet, want dat was het wat ik zag, is slechts eens in de 80.000 jaar te zien. Ja echt, eens in de tachtig-duizend-jaar en ik was er getuige van.
Wild spotten is mooi, erg mooi, maar dit was uniek en ik zag het alleen maar omdat ik jaag.
©TheoM