Mijn laatste Schotse hert?
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ondanks de mist vertrekken we al vroeg richting de boerderij, waar de Argo gestald is. Dat is een soort kruising tussen een quad en een amfibievoertuig met acht wielen. De mist kondigt mogelijk het naderende einde aan van twee weken van ongelooflijk mooi weer in de Schotse Hooglanden. Bij de boerderij zullen we de rivier oversteken en de bergen intrekken.
De bronst is hier nog nauwelijks begonnen. Een oude stalkers wijsheid luidt dat die pas echt begint na de eerste nachtvorsten. Mijn voorzichtige suggestie dat die wijsheid wellicht wat minder opgeld doet door de klimaatverandering, wordt vriendelijk doch beslist als ‘nieuwlichterij’ van de hand gewezen. Hoe dan ook, als de bronst begint verzamelen de hindes zich langs de beste gronden aan de rivier en de herten dalen in die tijd van de bergen af naar de dalen, op zoek naar die hindes.
Als we het dorp uitrijden wordt de mist dunner en even later is die zelfs even helemaal verdwenen. Ik tuur naar de rivier of ik daar al wild kan spotten en de stalker rijdt. Ondanks dat zijn rijden op de kronkelige en hobbelige weg lijkt op een kamikaze-rit ziet hij ze al sturend toch eerder dan ik.
Een 25 stuks roodwild lopen langs de rivier. Als we stoppen om ze goed te kunnen bekijken, zien we dat het kaalwild is en dat er ook nog een plaatshert bij loopt en wat jongere herten eromheen.
Bij de boerderij is weer wat mist, maar we besluiten toch op pad te gaan. Hogerop zal de mist waarschijnlijk al verdwenen zijn en hogerop gaan we want ons doel is de hoogste berg van de Estate. Als de herten niet naar ons komen gaan wij naar de herten. Ze hebben tot deze tijd in mannenroedels verdraagzaam samengeleefd, hoog op de bergen, waar ze het minste last hebben van de midgets, heel kleine muggen. Die kunnen het leven bijna ondraaglijk maken in de zomermaanden op de grote uitgestrekte hoogveengebieden.
Die ondraaglijkheid heb ik de afgelopen weken al ondervonden, toen ik mij concentreerde op het afschot van een sikahert. Aanvankelijk was er toen ’s avonds nogal wat wind, maar als die weg viel waren ze er: de muggen en vooral die Schotse knutten. En niet weinig ook, met honderden zwermden ze om mijn hoofd. En bijten dat ze deden, die krengen. Nu, enkele dagen later, zie ik eruit alsof ik last heb van waterpokken. Overal rode bulten, die ondanks mijn inname van antihistamine ook nog eens jeuken als een gek. Jagen in Schotland is prachtig maar heeft, zoals alles, een prijs. Ook al laat die zich in dit geval niet in ₤₤ uitdrukken.
Bij mij gaan inmiddels de jaren tellen, niet dat ik oud ben, maar toch heeft de stalker besloten dat hij een collega meeneemt. Zodoende zullen wij na het schot worden opgehaald en hoeven we niet eerst terug te lopen naar de Argo om daarna het hert op te halen. Ik kan mij wel jonger voelen dan ik ben, maar het blijkt maar eens: ‘age is in the eye of the beholder’.
Gedrieën steken we de rivier over en zetten koers richting het westelijke deel van de Estate. De mannen maken er ook een trip van om te kunnen kijken hoeveel roodwild er nu is. Normaal weten ze dat al lang, omdat er dan vanaf half augustus al gejaagd wordt en er nu al zo’n 30 herten geschoten zouden zijn. Maar door omstandigheden is er de afgelopen tijd nog niet gejaagd; als ik tot schot kom zal dat hier het eerste hert van dit seizoen zijn.
Kijken, kijken en tellen, tellen
Regelmatig stoppen we om de heuvels af te turen naar roedels roodwild. We zien meestal kaalwild en enkele kleinere groepen jonge(re) herten. De volwassen herten lijken zich al van hun roedels te hebben afgezonderd. De bronst staat dus op uitbarsten.
Hogerop gaan we, de Argo heeft het er moeilijk mee. De steilheid en losse stenen zorgen ervoor dat we ons soms wat moeten laten terugzakken om via een aanloopje te proberen weer wat hogerop te komen. Stiekem check ik of er ook rolbeugels op het voertuig zitten. Zeker toen we schuin langs een steile helling reden met zo’n 50 meter onder ons ook nog eens een meer. Ik kan alleen maar vertrouwen op het vakmanschap van de chauffeur, aan schietgebedjes doe ik niet.
Ruim een half uur later ga ik samen met de stalker te voet op pad, steeds maar hoger. We blijven zoveel mogelijk aan de lijzijde van de bergen, de wind is oost en we hopen straks tegen de wind in kansen te krijgen.
We zijn bijna boven op deze berg als hij door de knieën zakt en mij gebaart daar te blijven. Voorzicht kruipt hij naar de rand om dan na enige tijd op te staan en nog enige passen te lopen. Hij wenkt mij naderbij.
Onder hem blijkt een hertenroedel van uitsluitend jongere herten te lopen.
Onder ons zien we een jonge hertengroep, die even later als ze verwaaiing van ons krijgen wegtrekt. De stalker heeft zijn zinnen gezet op een oud afschothert, dus erg is dat niet.
Voorzichtig trekken we verder en zoeken de luwte op om daarna opnieuw ons heil hogerop te zoeken. Telkens voorzichtig over de heuveltjes speurend naar roodwild, totdat de stalker opeens ineen duikt. Hij heeft een volwassen hert gezien, op zo’n 500 yards rechts voor hem. Tussen het hert en ons is weinig reliëf en we zullen ons een stuk moeten laten afzakken om daarna te proberen ongezien het hert te benaderen.
Jachtpassie heeft zich kennelijk ook van de stalker meester gemaakt, want hij zet nogal een tempo in. Ik heb moeite om hem bij te houden. Gebukt lopen we het grootste deel, daarna kruipen we naar een rots. Hijgend lig ik daar naast hem. De stalker lacht en fluistert: “told you, you’re getting old”.
Het hert lijkt een ongelijke 12 ender te zijn, of zoals ze hier zeggen: een eleven pointer. Aan het continentale ‘gedoe’ van even en oneven doen ze hier niet.
Maar, zo fluistert hij, als het toch een Royal (dubbele kronen) blijkt te zijn, is dit geen afschothert voor mij.
Het hert loopt op zo’n 400 yards schuin voor ons rustig te laveien. Heel langzaam loopt het daarbij van ons af. Tussen ons en het hert is een afzink en dichterbij komen is nog geen optie. We kunnen alleen maar wachten en hopen dat het hert doortrekt en over een kammetje uit zicht geraakt. Als het echter stopt met laveien en gaat zitten herkauwen, dan kan het voor ons nog een lange lig worden.
Maar we hebben geluk, als het hert uit zicht is lopen we snel door de afzink en klimmen weer omhoog om daar weer weg achter een rots weg te duiken. Vandaar zien we af en toe de enden van het gewei, het is geen Royal, dat is dus mazzel voor mij. Nu moeten we nog wat ongezien proberen op te schuiven en weer wat hoger te komen zodat het hert zijn blad vrijgeeft.
‘F**k’, zegt de stalker. Dat klinkt te luid en ook niet goed. En dat klopt, want hij zag al wat ik nog niet zag. Plotseling is het hert in rustig tempo van ons afgelopen, ik zie hem nog net over de kam verdwijnen. Van verwaaiing kan geen sprake zijn, gezien of gehoord heeft hij ons ook niet, naar de reden van het ‘afspringen’ kunnen we alleen maar gissen.
Hoewel…
Want dan horen we zachtjes maar duidelijk, rechts van ons, geburl. Mogelijk is deze halve ‘koning’ even gaan kijken wie zijn aanstaande concurrent is.
Tja, wat nu? Eerst de Argo laten komen en lunchen of eerst verder gaan voor een poging op een ander hert? We kiezen voor het laatste.
We zakken eerst weer een stukje af, om uiteindelijk aan de ultieme klim te beginnen: de hoogste berg van de Estate, de Creag Dhubn Mhòr. Daarachter liggen enkele kleine valleien, waar de stalker herten vermoedt, die daar de luwte en de zon zoeken.
Bij de vorige klim had ik al moeite het tempo van de stalker bij te houden, maar deze klim is van een andere, hogere categorie. De stalker wacht mij wel enkele keren op en fluistert dat ik vooral in mijn eigen tempo en met kleine passen moet blijven lopen. Ik knik, maar even later zie ik dat hij al lopende met zijn hand mij duidelijk maakt dat ik vlak achter hem moet lopen. Ganzenpas. Ik ben blij met zo’n stalker, het is er niet eentje die nou eenmaal met mij de dag moet doorbrengen, maar een die ook echte jachtpassie heeft.
Enfin, ik volg hem zo goed als mogelijk, maar begrijp eerlijk gezegd niet wat we aan het doen zijn. Ik heb de indruk dat we een rondje lopen, de wind kwam eerst van rechts en nu van schuin linksvoor. Dan hoor ik, wat de stalker kennelijk al eerder gehoord heeft: geburl.
We zijn nu bijna boven op de berg en ik snap nu waarom we zo’n vreemde omtrekkende beweging gemaakt hebben. Het is hier nagenoeg vlak op enkele rotsen na. Het is nog een heel eind voorzichtig kruipen en de tijgeren naar de hoogste rots. De stalker wijst, maar ik moet eerst op mijn rug liggend nog even op adem komen, wat een inspanning! Als ik weer een beetje hersteld ben kruip ik naast de stalker.
Liggend achter/naast die rots hebben we zicht op een geleidelijk aflopende helling. Op een paar rotsen die daar op zo’n 40 yards afstand liggen na, zie ik niets. Maar de stalker beweegt zijn hand met zijn vingers opgestoken.
Dan zie ik het -eindelijk- ook, de enden van een gewei. Ze bewegen, maar blijven op dezelfde plek. Kennelijk zit daar een hert. Ik vind het bijna aan het ongelooflijke grenzen, dat de stalker dit hert gevonden heeft en mij tot zo dicht bij het hert heeft kunnen brengen. Zo dichtbij was deze rots de enige dekking die kans op een schot zou kunnen geven. Vakmanschap met Hoofdletters!
Het wachten begint, want pas als het hert op de lopers komt krijg ik wellicht die kans op een schot. De pootjes van de bipod worden uitgeklapt en de regenkapjes van de kijker verwijderd.
Het hert zit iets lager dan wij achter een rots en als het op de lopers komt en naar rechts gaat krijg ik een mooie kansen. Na een kleine afdaling zal hij dan weer wat ophoog lopen en is al die tijd goed voor mij te volgen.
Als hij echter naar links gaat zal hij ons spoedig zien, tenzij hij daarna van ons af zal lopen, de heuvel af. Hoe dan ook, de spanning, mijn spanning bouwt zich op, maar vindt voorlopig nog geen uitweg.
Opeens horen we geburl, niet van één hert maar van meerdere. En die lopen niet ver bij ons vandaan. Het hert voor ons is op de lopers gekomen. Hij gooit zijn nek achterover en het oergeluid van een hert in de bronst klinkt. Automatisch vindt mijn vinger de safe; ik ben er klaar voor. Nu gaat het gebeuren, nu móét het gebeuren.
Langzaam, heel langzaam komt het hert in beweging. Niet naar rechts zoals ik hoopte, maar naar links. Ik kijk alleen nog maar door de kijker, elk moment kan het hert van achter zijn rots tevoorschijn komen.
Dat doet het en het kijkt daarbij in onze richting, maar ziet ons kennelijk niet. Nog weer eens laat hij zijn oergeluid horen. Dan zet hij stappen in onze richting. Ik hoor de stalker kreunen, het moment dat het hert ons zal opmerken kan niet ver meer weg zijn.
Dan staat het stil en zekert in onze richting. Dat is het moment dat ik mijn vinger krom. Ik mik op zijn nek, een andere mogelijkheid heb ik niet. Maar de boodschap komt aan. Het hert stort ter aarde, stuiptrekt en is dood.
De stalker kreunt weer, maar nu van genot; hij slaat mij op de schouder. “Well done”, het is een man van weinig woorden, maar nu voegt hij eraan toe, “never thought you would dare to shoot like this. Great shooting”.
We blijven nog even liggen en kijken naar het hert. Langzaam raak ik weer ‘geaard’ en heb tijd om de omgeving, nu op mijn gemak, in mij op te nemen. Mijn bewondering voor het vakmanschap van de stalker neemt alleen maar toe. In de eerste plaats hoe hij het hert had gevonden zonder dat het ons als eerste had gezien. En daarna de tactische manoeuvre die hij ons liet maken, zodat we toch bovenwinds en ongezien vlakbij het hert konden komen op deze kale en vlakke bergtop.
Maar dan is het mijn beurt om te kreunen, want als ik opsta is alles stijf, mijn lijf protesteert. Ik zie de stalker naar mij kijken, maar hij zegt niets, die empathische kant van hem had ik nog niet eerder ontdekt. Terwijl hij telefonisch contact zoekt met zijn collega in de Argo -5G hier boven op deze afgelegen berg! Ik herinner mij nog de tijd, niet eens zo heel lang geleden dat er hier met walkie talkies gewerkt moest worden- loop ik naar het, naar mijn hert.
Ik sta er even bij stil, het is een memorabel moment. Dat is natuurlijk elk moment als je een dier doodt, maar dat is het zeker bij een van deze grootte. En dan ook nog onder deze omstandigheden, want zelden moest ik er zoveel voor doen en zoals altijd bij het stalken had het wild een faire kans om ons te slim af te zijn. Alleen waren wij, dankzij de stalker, vandaag slimmer dan het hert.
Rechts boven lagen wij, het hert zat achter de rots links
Het geeft mij ook de gelegenheid om snel nog een foto van deze plek maken, want de jacht vandaag was voor mij unieke belevenis. Achter de rots rechtsboven lagen wij. Het hert zat achter de rots links van hem.
Als de stalker ook bij ons is wordt er door hem natuurlijk een ‘staatsieportret’ gemaakt voor privé gebruik. Handig keert hij het hert zo dat het met zijn kop omlaag ligt en steekt hij in de hals, waardoor het kan leegbloeden. Daarna draait hij het op zijn rechterzij om vervolgens, sneller dan ik het kan opschrijven, het stuk te ontweiden.
Als de Argo arriveert is het tijd voor onze lunch. Zittend op de ‘rots van het hert’ zitten we daar, met z’n drieën. Onder een stralend blauwe hemel kijken we naar het hert. Ik ben er trots op.
Eight pointer, september 2024
De Argobestuurder wordt bijgepraat over onze tocht en de kans op de 11-pointer die geen kans werd. En daarna welke inspanningen nodig waren om dit hert ongezien te benaderen. En over mijn schot, dat de stalker eigenlijk niet meer van mij verwachtte. Aan een weidmansheil doen ze hier ook al niet, maar ik krijg genoeg mee van hun waardering.
Kennelijk kak ik een beetje in, want opeens lachen ze. Ik mistte de clou, maar het ging over de inspanning die ik vandaag heb moeten leveren. Ik kan alleen maar lachen als een boer met de spreekwoordelijke kiespijn. Want de tocht de bergen in was bijna op het maximum van wat ik lichamelijk kon opbrengen.
Voorzichtig loer ik op mijn telefoon benieuwd naar wat dan zo’n beetje mijn maximum lijkt te zijn.
Wat zal ik vannacht slapen en morgen zal ik dan wel merken hoe het met mijn spieren gesteld is. Voorlopig is de buit binnen!
Dan is het tijd om op te breken. Het hert wordt in de Argo getakeld. Zo’n lier hadden ze een paar jaren geleden ook moeten hebben. Het had mij een ernstige blessure kunnen besparen en zodoende een operatieve ingreep kunnen voorkomen.
Kennelijk is het resultaat al in het dorp bekend. Want als we bij de ‘larder’ arriveren staan mevrouwM en de teckel mij al op te wachten. Gedrieën kijken we hoe de stalkers het hert klaar maken voor de koeling. De eight-pointer weegt ruim 14 stones.
Op haar vraag wat er met het vlees gaat gebeuren krijgt zij een antwoord dat ik al eens eerder hoorde. Het bronsthertenvlees is ongeschikt voor de lokale markt en gaat allemaal naar Duitsland, “Those people will eat anything when it comes to game, you know”.
En op de vraag van de stalker of ik het gewei mee wil nemen, antwoord ik na enige twijfel: “ja, graag!”. Dat leidt tot een verbaasde blik bij mevrouwM. We zijn inmiddels niet meer zo van de trofeeën, soms maak ik een uitzondering voor één met een bijzonder verhaal. En aan die kwalificatie voldoet het, vind ik. Het was immers niet alleen Jagen met een Hoofdletter maar ook nog eens met een voor mij buitengewone inspanning. En dus voeg ik eraan toe: “Want het zou zomaar mijn laatste Schotse hert kunnen zijn”.
©TheoM