Mijn laatste geit in D.

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik ben vast van plan om deze dagen een geit, mijn laatste geit in D. te schieten. D. is het Duitse jachtrevier waar ik ruim 13 jaar gejaagd heb. Het zal dan mijn laatste worden omdat ik besloten heb daar als mede-combinant te stoppen. Zo’n besluit neem je niet zomaar. Ik heb er zelfs een beetje hartzeer van.
Want ik heb er jarenlang ook een mooie tijd beleefd. Het veld is een echt ‘reeënveldje’, hoewel er na de ruilverkaveling wel veel kleine akkertjes door grotere werden vervangen. Maar er bleef genoeg over dat voor de reeën interessant was aan voedsel, dekking en rust. 

Op de reewildcursus hanteert men -natuurlijk afhankelijk van de situatie- als vuistregel dat een leefgebied voor een ree ca. 10 ha. is. Maar er wordt in dit veld al vele decennialang een gemiddeld afschot gerealiseerd van een ree per 10 ha.

De grote afwisseling over een korte afstand van bos, bosschages, dalletjes en natuurlijk de wildakkertjes maken het voor het reewild een buitengewoon aantrekkelijk gebied. Soms dachten we wel eens dat we er eigenlijk nog meer zouden moeten schieten. Niet alleen omdat we er met de Lahoux veel, soms heel veel, telden, maar ook omdat we verhoudingsgewijs veel volwassen geiten met slechts één kalf zagen. Vaak is dat een gevolg van te veel reewild, zeker in een ongunstige geslachtsverhouding. En onder de jaarling bokjes waren er nogal wat ‘minkukels’, die kennelijk van hun geit te weinig meekregen in hun eerste levensmaanden. Die kunnen later nooit meer gecompenseerd krijgen wat ze in het eerste jaar te kort kwamen.

Hoe dan ook, het was en is een prachtig reeënveld. En zwartkielen, die zaten er ook. Ondanks dat de bossen daarvoor mooi te klein waren om altijd voor goede dekking te kunnen zorgen. Maar met een afschot dat varieerde tussen de 8 en 40 per jaar was het er niet verkeerd.  Ik schoot er onder andere een keiler van 96 kg. Niet alleen een prachtig afschot, maar het was ook nog eens een gebeurtenis om nooit te vergeten. Een mooi verhaal, dat ik nog wel eens op papier kan zetten.

En roodwild kwam er af en toe voorbij en eindigde soms in de vriezer. Kortom, naar zo’n veld ben je opzoek, als je zoekende bent. En ondanks al die jaren dat ik er met veel plezier gejaagd heb, heb ik toch besloten er te stoppen.

Dat komt omdat mijn plezier er de laatste jaren afnam. Jagen is voor mij veel meer dan schieten. Het is vooral ook het samen zijn, samen eten, samen drinken, samen klussen, samen genieten van het resultaat, ook van dat van je mede-jagers en samen lol hebben om de blunders, vooral die van de ander natuurlijk. En ja, jagen is voor mij natuurlijk ook schieten, af en toe. Maar om Wil Huygen te citeren: “het schot is slechts de paukenslag in de symfonie”.

En dat samen, daar ontbrak het steeds meer aan. En als die irritatie er eenmaal is, dan ga je steeds meer dingen zien. Zaken die je eerst niet zag of wilde zien. En je gaat je ergeren aan enkele van de mede-combinanten die bijna alleen maar lijken te komen om te kunnen schieten. Einzelgängers, die wel de wijsvinger willen krommen, maar zelden of nooit de handen uit de mouwen steken. En dan is er ook nog het verschil in opvatting over weidelijkheid…

Ik heb inmiddels de leeftijd bereikt waarop ik tot het besef ben gekomen, dat ik spaarzaam met mijn toekomst om moet gaan. Tijd voor mij dus om hier te stoppen, want in die ergernissen heb ik geen zin.

En zo ben ik hier dus om mijn laatste geit te schieten. Ik wil met het vlees nog iemand een plezier doen. Ik heb besloten om op de L. te gaan zitten. Een kansel die qua bouw afwijkend is van de andere hier. De trap eindigt niet op een bordes, maar bij de bodem, die gedeeltelijk een luik is, dat je dan omhoog moet klappen om naar binnen te kunnen klimmen en waarna je dan het luik terug kan klappen. 

Niet erg interessant allemaal die bouwtechnische informatie, maar het geeft wel aan in welke situatie ik verkeer als ik -bijna boven- met mijn hoofd probeer het luik omhoog te duwen en plotseling door een trede zak. Gelukkig ram ik daarna niet verder door de treden daaronder, zoals mij jaren eerder hier al eens bij een andere kansel overkwam. Niet direct die val toen, maar vooral de gebeurtenissen daarna, hadden toen desastreus voor mij kunnen aflopen.
Maar goed, als ik daar geschrokken aan de ladder hang, kan ik de staanders van de ladder goed bekijken. Door en door verrot zijn ze. Gebrek aan onderhoud, een van mijn nog niet genoemde ergernissen. Voorzichtig, heel voorzichtig zak ik naar beneden. Ik zet steeds mijn voeten aan de buitenkant van de treden, bijna tegen de staanders aan. Steeds maar één voet per trede, zo hoop ik het zonder malheur te redden.

Een beetje verkrampt sta ik onder de kansel te bedenken wat nu te doen. Er is hier namelijk een akker, waar het koolzaad inmiddels is opgekomen, en die grenst aan een bos. Ik ga ervanuit dat het reewild zich daar overdag in de dekking ophoudt en zich tegen donker weer op de akker zal wagen, net als gisteravond toen ik ze in het donker met de Lahoux heb kunnen spotten.

Geen slechte plek dus, maar het is even puzzelen, nu ik niet op de kansel kan, waar ik dan zou kunnen…. Eigenlijk zie ik maar één mogelijkheid als ik rekening hou met de wind, de kogelvang en de welvingen van de akker. En dat is plaatsnemen in de rand van het bos. Maar ja, daar zou het wild natuurlijk vandaan uit kunnen treden en mij al spoedig opmerken. Maar ik heb hier nu eigenlijk geen andere keus meer en dus installeer ik mij daar toch maar. Mijn stoeltje een beetje in de bramen; wachtend op de dingen die komen gaan.

Het koppeltje nijlganzen trekt weer over, die zijn hier dit seizoen voor het eerst gesignaleerd. De houtduiven, die op de rand van het bos en de akker kennelijk bezig zijn met foerageren op de restanten van de eikels die daar liggen, vliegen op en stuiven weg. Ik speur naar de oorzaak en het duurt even voor dat ik hem zie vliegen, de havik, op patrouille boven de bomen. 

De ‘Waldpolizei’ meldt zich, luidruchtig roept hij. Ik ga ervanuit dat hij de boel niet alarmeert voor mijn aanwezigheid. Misschien loopt er iemand in het bos, of gaat hij tekeer tegen een vos? Dat laatste zou mij dan voor een dilemma plaatsen. Ik heb een ree nodig, beloofd is beloofd, maar wat als ik eerst een kans op een vos krijg? Komend weekend is het Vossenweekend van de Hegering, het zou mooi zijn als ‘mijn’ vos dan ook op de Strecke zou liggen, ook al kan ik daar dan zelf niet bij aanwezig zijn. Maar ja, het blijkt maar weer, je kan de vos niet schieten voor je hem gezien hebt. En Reintje laat zich niet zien.

Langzaam begint de duisternis te vallen en ik heb nog steeds geen reewild gezien. Ze moeten nu echt opschieten als ik nog een kans wil krijgen. Dan, opeens, zoals reewild je vaker kan verrassen, staat er een ree op het koolzaad. Ik had er eigenlijk rekening mee gehouden dat ze verder van mij af zouden uittreden, maar ze moet uit een hoekje links van mij op de akker gestapt zijn.

Aanspreken. Ree, geit, volwassen. Dus ze zou passen in mijn plan. Maar ik hou er niet van een geit te schieten die een kalf heeft, ook al zou zo’n kalf zich inmiddels wellicht zelfstandig kunnen redden; er valt immers nog veel te leren.

Nog twee reeën treden uit, een geit- en bokkalf. Het zijn mooie sterke exemplaren. ‘Een kalf zou ook kunnen’, bedenk ik mij. Maar voordat ik tot een beslissing kan komen springen er nog twee reeën uit de dekking het veld op. Het is een bok, al doende een nieuw gewei op te zetten en een vrouwelijk stuk. Een smalree in de overgang naar jong volwassenheid, vermoed ik. Net zoals ik vermoed dat ik hier met een familiesprongetje te maken heb.

Deze jonge geit moet het dan worden. Voorzichtig leg ik de buks op de schietstok, want het wild loopt gruwelijk dichtbij. Het lukt zonder dat ze het in de gaten hebben; ik ben er klaar voor. Maar ja, de jonge geit nog niet. Langzaam loopt ze wat van mij weg. Haar schortje toont ze mij voortdurend, maar haar blad niet. Het is dat ik weet welke van de vijf reeën die voor mij lopen, ik zou willen schieten, want goed aanspreken is eigenlijk niet meer mogelijk. “Toe dan”, mompel ik, “draai eens bij”. Maar nee hoor, het wordt nu te donker, ik zou nu ruim na sluitingstijd schieten. “Kans gehad, niet kunnen benutten”.

Met L. en G. eet ik die avond in het dorpsrestaurant. G. bestelt nog maar eens tweede fles goede wijn en het wordt meer dan gezellig. De dochter van de waard komt na afloop ongevraagd door met drie kleine glazen die gevuld worden met een regionale likeur van Mirabellen. Als er afgerekend gaat worden, blijkt dat ik door het duo getrakteerd wordt. “Het is toch een soort laatste avondmaal, Theo”. Ik bedank ze vriendelijk en wens ze veel succes het komende jachtseizoen. Zij blijven namelijk wel in de combinatie, ze kijken het nog even aan of de wijziging naar de nieuwe pachter tot positieve veranderingen gaat leiden. “Dat zou jij ook moeten doen, Theo”, is hun positief bedoelde advies, “en je hebt nog niets anders. Gooi nooit oude schoenen weg voor je nieuwe hebt.” Maar ik blijf bij mijn standpunt want ik verwacht er -zeker op korte termijn- te weinig van, nu de oude pachter en zijn zoon door de nieuwe pachter ook in de gelegenheid worden gesteld mee te blijven doen.

Als ik om zes uur de kerktoren het Angelus hoor kleppen sta ik op. Plicht roept: maar het is niet het gebed, het is de geit die ik iemand beloofd heb. Maar als ik naar buiten kijk zie ik daar een dicht regengordijn. Ik maak rechtsomkeert en duik mijn bed weer in.

Ontbijten doe ik alleen. L. en G. slapen nog of misschien ook weer toen zij zagen wat voor hondenweer het was. Ik heb vandaag best een drukke dag die naar verwachting dus mijn laatste hier in D. zal zijn. Eerst ga ik bij ‘onze’ boer langs, die menigeen van ons met zijn trekker heeft gered als we weer eens vastzaten in het veld. Het is een beste kerel, rechtdoorzee en daarom niet door iedereen geliefd in het dorp. Maar ik heb het altijd goed met hem kunnen vinden, hoewel er één ding is dat ik maar moeilijk kan pruimen en dat is zijn koffie. Vreselijk, de kwalificatie bocht dekt hier nauwelijks de lading. En omdat G. hem ooit eens gezegd heeft dat ik die koffie lekker vind, krijg ik altijd een extra grote mok. Als de boer even niet oplet mik ik de koffie bij de plant die ik al vaker van een koffiebad voorzag. Die plant ziet er dan ook niet erg florissant uit, maar hij beter dan ik.

Mijn volgende stop is bij een dorpeling die ik de afgelopen jaren regelmatig voorzag van hart, lever en nieren van het door mij geschoten wild. Hier geen koffie, maar -zoals gebruikelijk- zelfgestookte schnaps.

Dan langs bij de buurjager, die al jaren mij en niet de oude pachter uitnodigt op zijn drukjacht. Ik denk dat hij het eerder inzag dan ik; van een afstand zie je dingen soms scherper dan wanneer je er middenin zit. Ik informeer hem over de laatste ontwikkelingen rond de pacht en pachter in ons veld. Hij doet alsof hij het voor het eerst hoort. En ik maak hem natuurlijk deelgenoot van mijn besluit. En het doet mij deugt als hij bij het afscheid zegt “Theo, wir bleiben in Kontakt”.

Mijn volgende stop is bij de laatste wildcamera die ik er nog heb hangen en die mee terug moet naar Nederland. Nou, ik had de afgelopen nacht er beter aan gedaan om in de F-kansel te gaan zitten, want de varkens laten zich mijn geheimtip goed smaken. Ruim tien minuten zetten ze boel voor de camera op zijn kop.



Het regent nog steeds en ik val op de bank in slaap. Niet lang hoor, want opeens ben ik wakker. De zon schijnt het appartement binnen. ‘Eruit, eruit’, denk ik, want dat zal het reewild ook wel doen na een nacht en een halve dag druilerige regen.

Ik rij naar de plek van gistermiddag, waar ik merk dat de wind wat gedraaid is. Weer op diezelfde plek gaan zitten lijkt mij daarom geen goed idee. Maar ik heb goede hoop dat het reewild daar weer op de zelfde plek zal uittreden en ik besluit in de bosrand schuin tegen over de plek van gisteren een plekje in de bosrand te zoeken. 

Als ik mij geïnstalleerd heb, bedenk ik mij dat ik hier waarschijnlijk beter zit dan gisteren, want toen trad het wild wel heel dicht bij mij uit. Als ze dat straks weer doen zit ik op een ruim 100 meter in plaats van de nauwelijks 50 van gisteren. Toch is het eerste wat ik doe de schietstok installeren, die kan maar beter gebruiksklaar zijn.



Ik zit er nog geen kwartiertje als ik meen iets schuin achter mij te horen, maar ik zie niets. Even denk ik dat ik het mij verbeeld heb, of dat er misschien nog wat druppels van de bomen achter mij op het dorre blad gevallen zijn.

Er gebeurt niets, totdat, totdat er opeens een geit vlak bij mij uitreedt. Ik zit aan de ene kant van een grote bramenstruik en zij heeft waarschijnlijk aan de andere kant van die struik gestaan. Ze staat op het koolzaadveld, nauwelijks 10 meter van mij vandaan. 

Doodstil zit ik. Want mij bewegen is geen optie, omdat ook reeën nagenoeg alles rondom zich kunnen zien, ze hebben een soort panoramazicht. In de hoek van gisteren komen nog drie reeën het veld op. Kortom mijn ‘aanvalsplan’ klopt helemaal, nou ja, bijna helemaal. Ik zit op de goede plek, de drie reeën treden op de goede plek uit; alleen deze geit houdt zich niet aan mijn plannen.

Onbeweeglijk zit ik op mijn stoeltje, ik durf nauwelijks met mijn ogen te knipperen. Heel langzaam trekt de geit die vlak bij mij staat wat verder de akker op, misschien krijg ik straks toch nog een kans, misschien...

Maar opeens werpt ze op, ze staat een tijd te zekeren, dan weer laveien en dan weer opwerpen, ze vertrouwt het kennelijk niet. Krijgt ze toch enige verwaaiing? Opeens besluit ze dat het genoeg is, met drie, vier sprongen is ze terug in de dekking.

En de drie reeën op zo’n 100 meter bij mij vandaan lijken het afspringen van de geit te hebben meegekregen en vertrekken, zonder haast, ook in de dekking. Daar zit ik dan, met een perfect plan, buks op mijn knieën en schietstok operationeel; maar ja het wild ontkwam mij.

En dat is natuurlijk het verschil tussen schieten en jagen. Bij jacht heeft het wild een kans om de jager te slim af te zijn. Zo kwam ik om mijn laatste geit te schieten. Maar het bleek dat ik die dus al eerder geschoten had. Maar genoten heb ik deze laatste dagen, ook al heb ik niet geschoten. 

Tja, nu nog opzoek naar nieuwe schoenen.

©TheoM
één moment...