Der 1. Mai. Auf, Auf zum Bock.
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Het voelt vreemd, want na jaren deel uitgemaakt te hebben van een jachtcombinatie in Duitsland ben ik nu thuis in plaats van daar, in het ‘Revier’ dat tot voor kort ook het mijne was. Al jaren reisde ik, op of net voor wat oude mannen nog steeds ‘Koninginnedag’ noemen, naar Duitsland.
Dat deed ik meestal lekker op mijn gemak, cruise control aan; je mini-vakantie begint dan al vanaf het moment dat je van huis vertrekt. Ik schreef al eens over dat Zen-gevoel.
Nou valt er niet veel te jagen op de 30e april, als je je definitie van jagen beperkt tot schieten, want de bokken en smalreeën gaan immers pas bij de ‘Bürgerliche Dämmerung’ op de 1e mei open. Net zoals de opening op de jaarlingen van het roodwild.
Maar mijn definitie van jagen omvat meer. Zo ging ik die dag even bij een paar Duitsers langs, die ik dan door ons verblijf in Frankrijk al een tijdje niet gezien had. En daarna bier en fris inkopen, vlees voor de BBQ, wat salades en brood. Dan ook nog even kijken of de hut in orde is voor het samenzijn na de komende ochtend aanzit. Want, het werd een traditie op 1 mei, althans voor een deel van de combinanten. In alle vroegte zochten we een kansel op, vaak vergeefs proberen om dan iets te schieten en daarna langdurig eten, drinken, wat ouwehoeren èn serieus praten. Dát is wat jagen meer maakt dan schieten.
Vaak was het dus vergeefs, het aanzitten op de 30e, omdat het seizoen op een deel van het ree- en roodwild dan nog niet open is, tenminste als het je alleen om het schot te doen is. Toch zocht ik in het begin van mijn jagen daar in dat veld vóór de avondschemer op de die dag al ergens een plekje op een slaapkansel. Kwestie van hopen op aanblik. Nou, aanblik had ik meestal genoeg, aanloop vaak ook. Maar toch hield ik daar na enkele jaren mee op, want jagen is ook kiezen. Wat als je in afwachting van het daglicht een varken zou kunnen schieten? Zou je dat dan doen, verpest je je kans op ree- of roodwild dan niet?
Ik denk dat het voor het reewild niet veel uit zal maken, maar voor het roodwild is dat anders. Die zijn veel achterdochtiger en voorzichtiger dan reeën. En als er geruime tijd jachtrust in het veld geweest is, is de kans dan bij ons op roodwild het grootst, zo leerde de ervaring.
Ik herinner mij, dat G. er eens in de eerste dagen van mei was en mij toen een fotootje stuurde die hij vanaf de T.-kansel had gemaakt. Een hinde, smaldier en spitser, op geen 50 meter voor zijn kansel. “Mooi gezicht”, schrijft hij. Dat klopt, maar ik vraag hem waarom hij niet geschoten heeft. “Niet vrij” is zijn reactie. Ik ben dat slechts voor 33% met hem eens en laat hem dat weten.
“Shit”, schrijft hij even later, “ik zie het nu bij de ‘Jagd u. Schonzeiten’, maar weet je, ik heb openingstijden van de Veluwe in mijn hoofd. Daar is die jacht nog gesloten”. Zo zie je maar; kennis is niet alleen macht, maar het kan ook de kans op wildbraad vergroten.
Elk jaar kunnen we wel enkele stuks roodwild schieten, maar meestal heel vroeg in het seizoen en daarna meestal pas weer direct voor en na de bronst. Jagen is vaak ook kiezen en ik heb mij toen voorgenomen, om op de 30e een eventuele kans op zwartwild aan mij voorbij te laten gaan, in de hoop…
De laatste jaren ging ik dus niet meer de avond van de 30e maar klom ik pas de volgende dag, ruim een uur voor de schemering, op een kansel waar ik reewild verwachtte.
Merels, dat zijn dan vaak de eerste vogels die je hoort. Ze zingen al in het donker. Niet alleen hier, maar kennelijk ook in de UK, want de Beatles zongen het al: “Blackbird singing in the dead of night”. Na een half uurtje begint de lucht in het oosten dan geleidelijk te kleuren, soms zijn de weersomstandigheden goed en ontstaat ‘Die Baue Stunde’. Dat is het verschijnsel dat gedurende korte tijd alles blauw lijkt te kleuren. Ja, er valt veel te genieten, dat is óók een voorrecht van de jager.
Ik loerde dan altijd op de minne bokken, meestal spitsertjes met het gewei ruim onder de oren. Dat spul zal waarschijnlijk geen eigen territorium kunnen vinden en voortdurend op zijn hoede moeten zijn. Die onrust is geen goede voedingsbodem om alsnog tot een sterke bok te kunnen uitgroeien. Alsnog, omdat zo’n bokje ook al met een achterstand begint. De geit heeft hem in het eerste jaar onvoldoende mee kunnen geven en mijn ervaring is dat hij dat nooit meer in kan halen. Maar ook de wat oudere bokken met een spitser- of gaffelgewei nam ik graag uit in die eerste maand.
En natuurlijk is die eerste maand bij uitstek geschikt voor afschot van de smalreeën, want het verschil tussen een smalree en een drachtige geit is dan wel heel groot, wat het aanspreken vergemakkelijkt. Maar toch, toch is het verstandig om goed de tijd te nemen alvorens je besluit zo’n vrouwelijk stuk te schieten. Zeker rond de 1e mei is de kans groot dat de geiten nog niet gezet hebben, maar helemaal zeker is dat niet. Geiten zetten voor het overgrote deel in de weken rond 1 juni, maar al vanaf half april zag ik al eens kalveren. Een te schieten vrouwelijk stuk moet dan dus niet alleen ‘smal’ ogen, maar ik wil wachten tot ik zekerheid heb: geen uiers.
De ‘echte’ bokken, de beloftevolle jongeren, laat ik graag lopen. En met afschot van de oude(re) zesenders wacht ik graag tot (na) de bronst. Als je het hele seizoen schiet op elke gewei dat zijn kop uit de dekking steekt, dan jaag je in mijn ogen niet, dan schiet je. Elke jager zou toch moeten proberen de kwaliteit van zijn bestand omhoog te brengen door selectief dieren uit te nemen. Dan heb je ook een kans op een ‘medaillebok’, want een aantal jaren bokken kunnen volgen om die dan tenslotte te kunnen oogsten, dat geeft pas voldoening.
Maar ja, het Wald-vor-Wild heeft inmiddels ook in Nederland zijn intrede gedaan. Maar misschien is het oude-mannen-praat; laatst hoorde ik over ‘jagen 2.0.’, want dat zou pas van nu zijn! Maar het is dan ook niet zo gek, dat veel van die zware oude bokken, bijna alleen in ouderwets beheerde velden geschoten worden, of steeds verder naar het oosten.
Onze Duitse buren, zijn jagers 2.0, ze zijn van de oude stempel en het lukt ze om regelmatig een medaille-bok te kunnen oogsten. Dat had dus ook in mijn oude veld gekund, maar dan moet je het in een combinatie daar wel over eens zijn en je aan die afspraken houden.
En S. schoot een paar maanden geleden verder naar het oosten, in Polen, direct na de bronst zo’n prachtbok. Het was in een veld waar het wild nog alle ruimte, habitat, heeft om uit te groeien. Daar zorgen optimale leefomstandigheden voor een representant van een veld waarvan wij hier in Nederland eigenlijk alleen maar kunnen dromen. Die medaillebok van S. werd door Cees van Geel geprepareerd en hij adviseerde S. om zijn bok in te sturen voor internationale kwalificatie. Acht jaar oud zou hij zijn, een leeftijd waar reewild dat onderworpen wordt aan het ‘Wald vor Wild’-regime nauwelijks meer aan toe komt.
Om een uur of acht was het dan op de 1e mei verzamelen geblazen bij de jachthut. Langzaam druppelen de deelnemers aan de BBQ binnen. De meeste beginnen eerst met een bakkie, maar er zijn er ook bij die direct aan het bier gaan. Het vuur onder het zwenkrooster gaat aan, nog even wachten en dan, als ook iedereen er is, kan er gestart worden.
Ik ben wat vertraagd en meldt mij als laatste bij de hut. “Hast du verschlafen, Theo”? Maar nee, ik ben namelijk even bij A. langs geweest. Hem bracht ik al die jaren hart, lever en nieren van het door mij geschoten wild.
“Musstest du A. besuchen? Sag mir, hattest du etwas geschossen“? Ja, een beetje tegen de traditie in dat we vaak niets schoten deze eerste ochtend, had ik een knopbokje kunnen schieten. Bij een Maibock scheppen jachtadvertenties (Auf, auf zum fröhlichen Jagen! Der Maibock kann kommen) vaak de indruk van jachtmogelijkheden op kapitale bokken maar echt, met deze ben ik meer dan tevreden. Dat is ook de mening van mijn Duitse vrienden, “Na, das ist mal was schönes. Das ist hege”! Een groter compliment kon ik mij niet wensen.
Tja, ik heb afscheid genomen van mijn oude veld, een besluit waar ik nog steeds achter sta, maar ook een beetje hartzeer van heb. Het is allemaal geschiedenis, het is een verhaaltje van oude mannen en dingen die voorbijgaan.
Al wat rest zijn de mooie herinneringen. Ik hoop die nog lang te kunnen koesteren.
©TheoM