Kijken, kijken en nog eens kijken.

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Jagers weten het, jagen is kijken, kijken en nog eens kijken.
Niet jagers denken dat jagen schieten is.
En natuurlijk, een schot kan het eind van een jachtactie zijn, als de spreekwoordelijke kers op de taart, maar als jager kom je niet altijd tot schot, sterker nog, vaker niet dan wel.
Het is op deze 17e december bijna 15 (!) graden, als ik mij installeer in wat dekking. Ik wil naar een sprong reeën kijken, in het bijzonder naar een oude geit die ik daarin vermoed. Niet dat ik mag schieten hoor, want in onze provincie mogen nu slechts reeën geschoten worden in de nabijheid van een beperkt aantal wegen, daar waar een verhoogde kans op aanrijdingen is. Nou, die verhoogde kans is hier, want bijna twee wekelijks wordt er hier een ree aangereden, maar afschot hier toestaan, nee. Kennelijk vinden de dierenactivisten het humaner dat zo’n dier sterft in de gril van een auto, dan door een schot…

Gisteravond was ik tegen schemer ook al wezen kijken, maar toen zag ik geen sprong. Mogelijk waren ze verontrust door werkzaamheden aan de weg en bleven ze toen in de dekking. Maar vandaag wordt er niet gewerkt en de wind is wat gedraaid. Die komt nu uit zuidoostelijke richting, wat voor mij gunstiger is, want de neus is een geweldig orgaan bij reewild, mogelijk was ook de wind,  die toen wat dwarrelde, er gisteren oorzaak van dat ik de reeën niet zag.

Deze keer ben ik al na de lunch gaan zitten want ik had vanaf de dijk de sprong al eerder ook overdag zien lopen. Vanuit de dekking waar ik mij in weggedrukt heb, kan ik mooi de weide overzien en de dekking vanwaar het reewild meestal uittreedt. Ik ben in ieder geval op tijd, want ze zijn er nog niet.

Op de weide staat een solitaire eik. Mooi dat de boer niet gaat voor de allerlaatste euro door zo’n boom, die bedrijfseconomisch alleen maar voor schaduw en droogte zorgt, te laten staan. Het is een prachtig, bijna monumentaal landschapselement. De eikels beginnen elders op te raken, maar hier zijn ze kennelijk nog, want ik zie duiven, heel veel duiven. Ik zit er met plezier te kijken tot ze er opeens is, sperwer of havik?

De klamper heeft er een te pakken en landt met de geslagen duif in het gras, de overige duiven verdwijnen, razend snel. Het is een havik, zo zie ik door de kijker, zij begint de duif te plukken. Dan zie ik dat ik niet de enige ben die naar het schouwspel zit te kijken, want een vos rent uit de dekking op de havik met zijn prooi af. Maar de roofvogel is ondanks het nuttigen van de maaltijd, toch attent want ze komt op de wieken en vliegt weg, met haar prooi. De vos gaat even zitten, krabt aan de kop en verdwijnt weer in de dekking.

Kort daarna zie ik daar wat kauwtjes erg druk doen. Ze zitten boven in de struiken en op de grond, wat een gedoe daar. Ik vermoed dat de vos er nog is en dat de kauwtjes daarom al die drukte maken. Met de kijker zoom ik in, maar ik zie geen vos, maar een eekhoorn. Nooit eerder gezien dat die twee soorten zo met elkaar in de weer zijn. Of de kauwtjes nu bang voor de eekhoorn zijn of andersom krijg ik niet scherp, maar ik vermoed het laatste.

De rust keer weer en de duiven komen terug, niet allemaal tegelijk, maar in kleine groepjes, waardoor ik ze een kan beetje tellen. Ik schat dat er nu ca 150 op het gras onder en rond de eik lopen.

Ik heb nog geen ree gezien en ondanks de hoge temperatuur heb ik het toch een beetje koud gekregen. Tijd om even de dorpskroeg in te duiken voor een kopje thee. De buurjager zit er ook al en verwelkomt mij met de opmerking dat ik kennelijk op zijn reeën zit te loeren. “Jouw reeën”, vraag ik, “heb je nooit van res nullius gehoord? Ze lopen nu wel op jouw grond, maar daarom zijn het nog niet jouw reeën. Wild behoort aan niemand toe sinds gewone mensen die slag van de zogenaamde adel hebben gewonnen. Maar wees gerust, voorlopig mogen we helemaal niets op het reewild. Maar heb je wel de krabsporen van de konijnen gezien? Die zijn ook weer bezig terug te komen. Het verhaal gaat dat Natuurmonumenten ze heeft uitgezet. Gevaccineerd tegen de myx en VHS, in de hoop weer een populatie op te bouwen”.

Nee, hij had ze nog niet gezien. “Maar ga je wel eens in de avond kijken?”, vraag ik hem, “want  als je niet kijkt ga je ze ook niet zien”… Hij laat zich niet uit het veld slaan en vraagt zich hardop af: ”zullen die Natuurmakers wel een vergunning hebben om die konijnen los te laten? Ik vermoed van niet, waarschijnlijk vinden ze dat zij dat niet nodig hebben. Eigen wetten.”

Ik vertel hem over de duif, de valk en de vos. “waarom heb je die vos niet geschoten?” vraagt hij. “Ja, dat had ik kunnen doen,” zeg ik, “ze liep in jouw veld, maar is ook res nullius”. Maar hij antwoordt adrem: “Nee, vulpes vulpes”.

Ik vertrek weer, het is tijd voor de reeën. Ik posteer mij weer tegen de heg, weggedoken in de dekking en met camokleding, pet, voile en handschoenen denk ik dat ze mij niet gaan zien, als ik maar stil blijf zitten. Van de oren, neus en ogen zijn de laatsten het minst ontwikkeld bij reewild, maar de minste beweging, die signaleren ze.

De meeste duiven zijn inmiddels weg en de laatsten verdwijnen als er een kiekendief overvliegt. Een kiekendief in december! In de sloot zie ik een paar meerkoeten en waterkippies, die zie je hier in de zomer bijna nooit. Een koppeltje meerkoeten gedraagt zich nogal agressief naar iets wat aan de kant in het riet zit, maar ik kan niet zien wat daar zit. Het gedrag van de meerkoeten zorgt er voor dat er nog wat koeten bij komen. Opeens duikt er een van hen half in het riet en dan zie ik hem: een jong katje, dat niet weet hoe snel hij weg moet komen. Ook res nullius…

Ze zijn er, opeens. De jongeren lopen wat te rommelen aan de rand van de dekking. Even later zijn de ouderen er ook, ze staan opeens midden op de weide. Als ik even niet zou hebben opgelet, dan zou het hebben geleken alsof ze uit het niets op dat veld waren gekomen. Ik herken de leidgeit en ik denk dat ik ook haar kalveren herken. Twee bokken lopen erbij en nog drie smalreeën, hoewel één van de drie ook een (jonge) geit zou kunnen zijn. Maar in dat geval: waar is haar kalf?

En dan, stiekem bijna, is de oude geit er. Ze houdt zich een beetje aan de rand van de sprong op. Mooi vind ik het, dat ik haar nog te zien krijg. Vorig jaar zag ik haar, in de zomer, zonder kalveren en in die winter vroeg ik mij af of ze het zou redden. Schonkig en bonkig zag ze er uit. En in mei van dit jaar was ze al verhaard, zodat ik concludeerde dat ze niet meer zou werpen. En nu, ze toont nog meer als een oude, echt oude geit, nog hoekiger, ingevallen flanken, de nek alweer dunner.

Geen afschot betekent dat je zo’n dier, in de laatste fase van haar leven moet laten lopen. 
Wachten op haar einde dat minder humaan is dan een ingreep door een jager.
We kunnen nu niet meer doen dan kijken, kijken en nog eens kijken.
En hopen, dat ze niet in een autogril eindigt.

Kwart voor vijf, je kan de klok er gelijk opzetten, een kwartiertje na zonsondergang.
Ze trekken over, met honderden, zoals elke avond.
Brandganzen, met hun keffend geluid
Jagen is ook horen.

Bijna donker, tijd om voorzichtig op te breken.
©TheoM
één moment...