Jagen in Spanje

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik had het al een tijd op de plank liggen, dit verhaaltje. Maar het bleef daar steeds liggen, omdat ik het een beetje te ‘dun’ vond; wie zit er te wachten op een verhaaltje dat Theo het ergens te gevaarlijk vond om te jagen?
Totdat ik een artikel las met actueel Spaans nieuws. De kop: “Meer dan 600 personen gedood of gewond tijdens het jagen in Spanje”. Het ging over de periode 1 januari tot 6 september 2020, waaronder dus ook de noodtoestand die Corona veroorzaakte, waardoor er in maart/april niet gejaagd mocht worden. En dan zaten Baskenland en Catalonië, als zelfstandige regio’s, nog niet eens in deze cijfers…

Ik meende al dat ik toen het enige juiste besluit genomen had, maar nu weet ik het zeker.

Eenieder is verantwoordelijk voor zijn eigen schot

Het krijgt vaak te weinig aandacht vind ik, de speech van de Jagermeester voor de jacht. En ja, ik weet sommigen, vooral de Duitse Jägermeisters, kunnen er wat van, eindeloos, als ware het redevoeringen in de oude DDR-traditie. Je hunkert naar de jacht, staat al een tijd te wachten en het duurt en duurt.

En toch is het essentieel, zo’n speech: wat zijn de do’s en don’ts op deze jachtdag; wat is de vrijgave; hoe lopen de driften; wanneer is “Hahn in Ruh”? En natuurlijk de standaard, nl. dat eenieder verantwoordelijk is voor zijn eigen schot, hetgeen een diepere betekenis heeft dan als disclaimer bij mogelijke aansprakelijkheid kwesties.

Ik ben in Zuid-Frankrijk, bijna op de Spaanse grens, waar we te gast zijn bij een stel, waarover ik eerder schreef in ‘Cirque du Soleil’.
Na de jacht aan de Franse kant van de Pyreneeën, waar ik kort voor het sluiten van de markt toch nog keilertje schoot, zitten we een paar dagen in een mooi bergdorp, met een prachtig oud fort. Er is wat afgevochten in de velden waar we jagen en voor wie er oog voor heeft zijn de sporen daarvan nog altijd goed te zien,

Nadat de Moren uit Frankrijk en later Spanje verdreven zijn is deze streek regelmatig van ‘eigenaar’ veranderd, de koningen van Arragon en Mallorca wisselden stuivertje. Maar eind 17e eeuw werd het gebied definitief Frans en werd het al eeuwen bestaande fort Lagarde verbeterd en uitgebreid, waardoor de route van en naar Spanje kon worden bewaakt.

Nergens zag ik eerder een pad zoals dat daar loopt van het dorp naar het fort, het pad is namelijk overdekt, ‘casemate’ zeggen ze daar. Als er een aanval was en de bewoners van Prats moesten zich in veiligheid brengen in het fort, dan konden ze het zo onbeschoten bereiken.

Na een paar wandeldagen in de bergen, zwemmen in meertjes en veel, heel veel eten en wijn, vertrek ik met mijn Franse gastheer naar Spanje, waar we in de buurt van het skigebied Valter te gast zijn bij een jachtrelatie, die ik op de jacht eerder die week ook al gezien had. Het jachtgebied ligt hemelsbreed slecht een twintigtal kilometers van het dorp waar we verbleven, maar we moeten vanwege het gebergte flink omrijden om daar te kunnen komen en zo zijn we ruim een uur onderweg.

In het begin van de reis is er nog volop bebossing, maar als snel verdwijnt die en wordt het een kaal rotsachtig gebied, ruim boven de boomgrens gelegen.

De jachthut is gedeeltelijk in een hol gebouwd, het lijkt wel een vesting. Ik word hartelijk welkom geheten, maar tot een behoorlijk gesprek komt het niet. Aan de Franse kant spreekt men een soort Occitaans-Frans, hier wordt een soort mengeling van Spaans-Catalaans-Occitaans gesproken; onverstaanbaar -althans voor mij. En hoewel je in Spanje steeds meer met Engels terecht kan, is die vaardigheid hier op de flanken van de Gra de Fajol nog een schaars goed.

Met zware terreinwagens worden we weggebracht naar de posten die door de geweren zullen worden ingenomen. Mij wordt duidelijk gemaakt dat ik bij de gastheer moet instappen, kennelijk ben ik een soort van eregast. Dat blijkt even later ook wel uit de plek waar ik word afgezet. Dat is bijna boven op een bergkam, waar in die kam een soort van deuk zit. Uit de gebaren die hij maakt maak ik op dat het wild waarschijnlijk die deuk zal gaan gebruiken om van de ene vallei in de andere te komen.



Dat er wild zit, kan ik goed zien aan de wissels die over en langs mijn post lopen, het wild mijdt kennelijk de open onbegroeide steile helling wat verderop. Maar de dekking op mijn post en onder mij, verder het dal in stelt, ook niet veel voor. Hier en daar wat groen, een enkele struik, meer is het niet. De dekking moet vooral van de grote rotsen komen waar de helling mee bezaaid is.

Onder mij zie ik twee terreinwagens van tijd tot tijd een geweer afzetten, waarna die jager een plekje zoekt in de buurt van een grotere rots, kennelijk om zich zo voor het wild weg te kunnen houden totdat het binnen schot is.

Ik zit inmiddels al een behoorlijke tijd op mijn plek, terwijl er niets gebeurt. Dat is geen straf, want het is een prachtige nazomer en op deze zuidhelling zit ik perfect in de uitbundige zon. Met de klep van mijn cap diep over de ogen getrokken scan ik voortdurend het terrein onder mij.

Tijd genoeg om mijn gedachten een beetje de vrije loop te laten en zo kom ik op de gedachte dat er hier toch nauwelijks sprake is van een begroeide bodem die als veilige kogelvang kan dienen. Die gedachte laat mij niet los; wat ga ik doen als er zich wild aandient? Voorlopig hou ik het maar op dat ik heel voorzichtig moet zijn als ik tot schot kan komen.

Een zwarte vlek in de verte, diep onder mij. Schot. Nog een schot. Even later nog drie schoten, allemaal op het varken dat zonder aarzelen de helling op blijft lopen. Daarbij passeert hij een soort van linie van de geweren onder mij. Er vallen nog wat schoten, terwijl hij door die linie loopt. Allemaal mis, en gevaarlijk ook, lijkt mij. Het kan bijna niet anders dan dat die schutters ook in elkaars richting schieten. Ik hoop maar dat ze een goede dekking hebben kunnen vinden achter een rots. Het varken zwenkt af en komt niet mijn kant op, onbeschoten gaat hij over de kam.

Het zit mij niet lekker, het is onveilig zoals de jacht hier bedreven wordt en als even later weer een zwarte schim de helling oploopt herhaalt het ritueel zich. Veel schoten, die geen doeltreffen, kennelijk schieten ze maar, te ver, het varken tussen en half achter rotsen, het maakt kennelijk niet uit. Ook niet dat hun collega’s risico lopen.

’s Lands wijs, ’s lands eer bedenk ik mij, tot dat het varken afzwenkt en anders dan de eerste mijn richting uitkomt. Ik hou mij voor de keiler verscholen achter een rots, totdat hij bijna binnen schot is. Ik schouder mijn geweer en pik het varken op in mijn kijker, de rode punt zit op zijn neus, maar ik zie ook de jager onder mij in de kijker, dat is link, poeplink.

Hoe link merk ik in de volgende seconden; de jager onder mij zie ik ook op het varken richten, dat recht op mij af komt lopen. Een knal. De kogel kwam recht op mij af en slaat naast mij op de keien. Ik duik weg achter de grote rots waar ik naast stond en hoor weer een knal, even later gevolgd door een ketsend geluid als de kogel op de bodem slaat en fluitend verder ongecontroleerd zijn weg zoekt.

Genoeg is genoeg, denk ik en kruip dieper weg achter ‘mijn’ rots, voorzichtig nog een beetje kijken naar wat er onder mij gebeurt, maar ik ga voor veiligheid, mijn veiligheid. 
Want eenieder is niet alleen voor zijn eigen schot, maar ook voor zijn eigen veiligheid verantwoordelijk.

©TheoM
één moment...