Hegeschuß

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
MevrouwM komt nog even terug op een telefoongesprek dat ik zojuist voerde. Het is warm, laat in de middag en we zitten op het terras in de schaduw. Ik heb zojuist een fles Champagne geopend. De knal probeerde ik te onderdrukken, maar dat is mij slechts ten dele gelukt.
“Hegeschuß. Daar had je het net over. Dat is toch een schot waarmee je een dier uit zijn lijden verlost? Ik denk dat zo’n schot je veel voldoening geeft, als jager. Klinkt de knal bij zo’n schot voor jou dan ook anders dan bij een gewoon schot?” zegt ze.

Dat is een vraag waar ik niet één, twee, drie een antwoord op heb. Gewoon omdat ik daar nog nooit zó naar gekeken heb. Zal dat schot voor de jager ook anders klinken dan een ‘normaal’ schot?

Ik had hem al twee maanden eerder in het voorbijrijden zien lopen. Een jaarlingbokje, hij had gering op, nog in de bast. Nou is het normaliter zo, dat oude bokken eerder schuiven dan jonge en dan ook later de bast van hun nieuwe gewei vegen. Maar hij oogde ook nog eens slap. Typisch zo’n jaarlingetje die valt onder de noemer: het is niets en het kan ook niets worden. Hoewel ik die dagen nog regelmatig naar hem uitkeek, zag ik hem niet meer. 

Maar een maand later rij ik op de weg die "Nur für landwirtschaftlichen Verkehr" door ons veld loopt. Een rustige weg dus, die met twee bochten een afdaling naar een dalletje maakt, daar via een bruggetje de beek die daar loopt oversteekt, om vervolgens weer met een bocht omhoog te lopen, richting het dorp. Ik heb die laatste bocht nog maar half gemaakt, als ik hem zie. Het is hetzelfde minne bokje van een maand eerder.

Langzaam laat ik de auto wat achteruit bollen, totdat ik uit zijn zicht verdwenen ben. Hoewel ik vermoed dat mijn actie tevergeefs zal blijken te zijn, stap ik uit en pak mijn buks die in het foedraal op de achterbank ligt. Voorzichtig laad ik het geweer, maar dat gaat niet erg zachtjes. Kans verkeken, denk ik.

Toch ga ik maar eens even om de hoek naar de weg kijken, mogelijk kan ik daar zien waar het bokje gebleven is. Hij is er nog, hij loopt voor mij uit, omhoog, over de weg. Snel duik ik weg achter de struiken op de hoek. Maar eigenlijk was dat allemaal niet nodig, want of hij mij nou niet gehoord heeft, of dat er anderszins wat met hem aan de hand is? Onverstoorbaar blijft hij rustig van mij aflopen. Snel doe ik wat passen naar voren, om tegen een boom te kunnen aanstrijken. Maar mijn kolkende jachtpassie maakt langzaam plaats voor een meer rationele benadering van de situatie. Het bokje loopt voor mij uit, omhoog de weg op. Ik heb dus geen kogelvang, door het asfalt bestaat de kans op ricochet en ik zie slechts zijn zomerspiegel; van een schot kan nu nog geen sprake zijn.

Ik blijf eerst maar eens even kijken wat er gaat gebeuren en of ik misschien alsnog een kans op een veilig schot krijg. Zonder op of om te kijken loopt, sjokt is misschien een betere omschrijving, het bokje door. Bij een bocht in de weg die naar links gaat, buigt hij af naar rechts en staat op het punt van de weg af te gaan en daar in de dekking te verdwijnen. Ik heb hem in het vizier, de rode punt een beetje van schuin achter op zijn blad… Maar nee, ik schiet uiteindelijk daar ook ‘de hemel in’, onverantwoord dus.

Als de bok in de dekking is verdwenen, loop ik stilletjes naar mijn auto terug. Ik besluit de bok voorbij te rijden en via het dorp weer over een pad naar het dalletje terug te rijden. Mogelijk kan ik zo deze bok onderwinds lopend benaderen. Maar als ik uiteindelijk zo voorzichtig mogelijk naar de hoek ben geslopen waar ik hem in het bosschage heb zien verdwijnen, zie ik hem. Maar hij heeft mij ook al lang in de smiezen. Toch kan ik hem even goed bekijken; hij is er niet best aan toe, maar komt met moeite op de lopers en verdwijnt weer in de richting van de weg, vanwaar hij zojuist gekomen was.

Een dag later neem ik daar voorzichtig nog een kijkje, maar ik zie hem niet. Het is maar een klein plateautje waar ik het bokje het laatst gezien heb. Het ligt pal tegen de weg aan en biedt hem slechts wat dekking. Meer staan de plaatsbokken hem kennelijk niet toe.

En nu rij ik, weer een paar weken later, met H. door het veld, op naar de kansel waar hij mogelijk zijn eerste bok gaat schieten. Wij rijden door een dal en komen langs het plateautje waar ik het bokje voor het laatst zag. Ik vertel hem over mijn belevenissen. 

“Zo’n bok schieten, dat lijkt mij prachtig, Theo. ‘Hegen’ noemen de Duitsers dat toch? Ik denk dat zoiets veel voldoening geeft”. Hij heeft het nog niet gezegd of hij stoot mij aan en wijst naar iets dat buiten mijn zicht naast de auto ligt. “daar ligt hij”, sist hij.

Het spitsertje, geweitje nog steeds in de bast, komt heel moeizaam op de lopers en een beetje wankel loopt het om de auto heen. Langzaam, heel langzaam loopt hij de paar meters over het gras naar de beek. Die ligt er bijna droog bij en we zien dat het bokje daarin blijft staan.

“Dit is je kans op een ‘Hegeschuß’, pak je kans en verricht een goede daad’, zeg ik H. Maar ik zie hem twijfelen, zijn eerste grofwild, onvoorbereid, onverwacht…

Ik twijfel niet, maar pak snel mijn buks, laad hem en doe de kijker eraf. Ik zet een paar stappen naar voren, zodat ik een vrij schootsveld heb en de takken van de struiken niet meer tussen mij en het bokje zijn. Onbeweeglijk staat het arme dier stil in de beek. Loshandig schiet ik, afstand nauwelijks 10 meter.



H. springt in de beek en tilt het jaarlingetje op de kant. Het was er echt slecht aan toe en we schatten het gewicht op nauwelijks zeven kilo. We ontweiden hem wel, niet om hem eventueel te consumeren, maar meer om te zien of we mogelijk een aanleiding voor de zwakte van het dier kunnen vinden. Hart, longen, lever, milt en nieren; we zien er niets bijzonders aan. We laten de bok achter in het bos in een rustig deel van het veld.

Weer thuis bel ik nog even met H. om de afgelopen dagen in Duitsland door te nemen. Gewoon, om weer even na te genieten. Complimenten over en weer. Hij met zijn eerste bok en ik voor mijn Hegeschuß. 

MevrouwM leeft altijd, maar meestal op afstand, mee met mijn jachtgebeurtenissen. Dat blijkt ook nu weer, want ze zegt dat ze een fles Champagne heeft koud gezet om mijn jachtdagen passend te kunnen afsluiten en vervolgt: “Hegeschuß. Daar had je het net over. Dat is toch een schot waarmee je een dier uit zijn lijden verlost? Ik denk dat zo’n schot je veel voldoening geeft, als jager. Klinkt in dat geval de knal bij zo’n schot voor jou dan ook anders dan bij een ‘gewoon’ schot? In ieder geval vind ik zoiets vieren met een glaasje bubbels wel passend”.

PLOP.

We vinden het een heerlijk geluid, de knal van de kruk als er een fles bubbels wordt opengemaakt. En ik verbeeld mij dat deze plop anders klinkt dan anders…

©TheoM
één moment...