Groot varken, groots diner, wijn met een grijns
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We zitten weer op onze Franse uitvalsbasis, wij tevreden en de honden blij, hier kunnen ze zich naar harte lust uitleven. Terwijl wij op het terras zitten, het is hier bijna altijd tijd voor een apéro, schuimt het stel rond de boerderij. Heerlijk die rust en die stilte. Oorverdovende stilte.
Het zou hier zo maar de laatste keer voor ons kunnen zijn, want de boerderij staat te koop. Er zijn serieuze kopers en de boer en boerin zijn druk met de aankoop van een huis in het dorp en het verwerven van een stuk grond waarop ze een huis willen laten bouwen. Een prachtige plek is het, met een ‘grande vue’, een groots uitzicht op de Pyreneeën.
De President van de lokale jachtclub meldt zich deze dagen wat vaker dan normaal. Want ja, hoe moet dat verder met de jacht met die toekomstige eigenaren? Het domein is geliefd bij de jagers; het is een corridor tussen diverse dekkingen in de omgeving. Er zijn zoelen en twee beken, die zelfs ook in tijden van grote droogte meestal nog wat water hebben. En, niet onbelangrijk er is en wordt extensief geboerd. Het is een el dorado voor het wild.
Eerst maar eens zien of de verkoop definitief wordt, want kopers hebben in Frankrijk een sterkere positie dan verkopers. Precies omgekeerd van de situatie in Nederland dus.
Het waren prachtige weken die we hier dit jaar weer doorbrachten, we deden wat meer toerisme dan normaal en ik kon JP in staat stellen om een kreupel keilertje te schieten. Dat varkentje werd op zijn beurt door hem weer geschonken aan de lokale brandweer die hun jaarlijkse verloting en dorps-BBQ hielden.
En de afsluiting van het seizoen door de jachtclub was weer beregezellig. De jacht wordt hier anders beleefd dan bij ons. Er wordt in het seizoen elke zondagochtend gejaagd in groepsverband. Dat elke zondag jagen kan makkelijk want de gemeente is ruim 5.000 ha. groot. En er wordt in de regel al gestopt als er enkele stuks zijn geschoten. Het wild wordt bij de jachthut ontweid en geslacht. De schutters krijgen de eerste keus uit de porties vlees. Maar uiteindelijk gaat meestal iedereen met buit naar huis.
De bitterballen en Hollandse jenever doen het weer goed in de groep. Ze komen los, de Fransen, en het wordt een gezellige ‘dejeuner liquide’ [natte lunch]. Als één van de aanwezigen monsieur le Président eraan herinnert dat hij mij ooit ‘le braconnier neerlandais’ [de Hollandse stroper] noemde, kijkt mij aan met een bijna onzichtbaar knipoogje en een grijns van oor tot oor.
Die knipoog en grijns herinneren mij aan een van de eerste keren dat ik met hem kennismaakte. Althans in zijn functie als leider van de jachtclub. Want daarvoor had ik ook al eens met hem van doen, want hij is een mannetje, hoor, deze nachtburgemeester van het dorp, de ongekroonde koning van de informele macht.
Al een mensenleven aannemer, het halve dorp verbouwde hij en een kwart bouwde hij.
Winst maakte hij nooit, aan belasting betalen had hij een hekel; elke franc/euro die hij verdiende werd in huizen en grond gestoken. En hij jaagde heel zijn leven wanneer en waar hij wilde., alsof alle grond van hem was. Toen op dat laatste commentaar kwam, stelde hij zich kandidaat voor het voorzitterschap van de lokale jachtclub. En hij werd gekozen, met één onthouding en één stem tegen. Die onthouding was van hem zelf en de tegenstem was van zijn concurrent voor de functie. Van stroper naar regent, het kan verkeren.
Ik kreeg die eerste keer met hem als voorzitter te maken omdat er veel schade was in de wintertarwe. Het seizoen was toen al bijna gesloten, of wellicht zelfs al echte gesloten. De jachtclub had er de afsluiting in ieder geval al op zitten. Maar ja, die schade…

Ik spreek hem aan als ik in het dorp ben en hij gaat in overleg of er in dit geval niet iets aan schadebestrijding gedaan kan gaan worden. Maar nu nog een drukjacht op varkens, ziet hij eigenlijk niet meer zitten. En aan aanzitjacht doen ze hier eigenlijk niet. Ik hoor nog van hem, zegt hij.
Regeren is vooruitzien, dus ik strooide in ieder geval wat mais aan de rand van het bos op de akker. En wat ingewanden van genekte kippen, die in de bitterballen terecht waren gekomen., want dat gegraaf aan de rand van het veld kwam vast omdat deze jongens opzoek waren naar dierlijk eiwit.
De volgende dag bleek bijna alle mais weg was en dat waar ik de darmen had ingegraven slechts een groot gat resteerde. En ik had de dader inmiddels kunnen sporen. Het lijkt één solitair stuk, geen kleintje ook, gelet op de prenten.

Darmen heb ik niet meer, maar wel nog mais, die ik opnieuw weer uitstrooi, met dit keer als toetje wat hondenbrokken. Ik wacht met smart op bericht van de jachtclub, want het ijzer moet je immers smeden als het heet is.
Hoewel ik nog steeds niets van de President gehoord heb, besluit ik hoe dan ook vanavond te gaan zitten. Er is weliswaar geen maan, maar het is uitzonderlijk helder weer en met enige moeite zou aanspreken kunnen lukken, want ik zou niet graag ongewild een ander groot varken dat ik Dolly Parton noem op het tableau hebben.
Aan het eind van de middag komt er een witte Kangoo, een jachtauto, aanrijden, het is de voorzitter van de lokale jachtclub. Even bijpraten, een apéro, wat nootjes, worst en kaas; het wordt gezellig. Over een extra afschot op de schadevarkens heeft hij het niet. Jammer. Maar ja, de tijd schrijdt voort, ik wil gaan zitten en hij maakt maar geen aanstalten te vertrekken.
Dan moet het er maar van komen, de vlucht naar voren. Ik maak hem deelgenoot van mijn ondeugendheidje. Ik vraag hem, of hij zijn geweer bij zich heeft. Dat vindt hij een domme vraag, dat heeft hij immers altijd bij zich! Nou, of hij dan niet eens iets bijzonders wilde meemaken. Een soort van Frans garantievarken? Nou, hij begrijpt niet wat ik bedoel, maar hij laat zich graag verrassen, maar ik denk dat hij wel vermoedt dat het wel eens met die keiler van doen kan hebben.
We gaan het bos in. In theorie zou het varken, áls het zou komen kwam, van drie kanten kunnen komen. Ik bespreek het dilemma: drie mogelijkheden en twee geweren.
Waar wil hij gaan zitten? Keuzestress.
Uiteindelijk kiezen we ieder een positie en spreken af zo’n 2 uur te blijven zitten, meer zitvlees heeft hij niet. Nou, dat zitvlees heeft hij niet nodig. We zitten er nog geen drie kwartier, als ik schrik van zijn schot. Je weet dat het kan komen, maar toch schrik je je rot.
Ik bel hem. Hij heeft de keiler geschoten, die is wel afgesprongen, maar hij ziet hem op enige afstand liggen.
Ik ben binnen enkele minuten bij hem en we kijken naar het varken. Dat ligt met zijn lopers onder zijn lijf met zijn kop in onze richting. Veiligheid voor alles, we benaderen het varken voorzichtig schuin vanachter. Maar die gepaste voorzichtigheid blijkt echter niet nodig, want de keiler is morsdood.
Het wordt nog een heel gesleep om de keiler op een plek te krijgen waar we het met de auto kunnen oppikken. We brengen het naar het huis van de Fransman en hangen het in de koelcel. 84 kg. ontweid. Daarna haal ik de boer en boerin en natuurlijk mijn directie op, om bij de Fransman de gebeurtenissen nog eens door te nemen en vooral om het varken nat te maken.
Het lijkt monsieur Le Président een goed idee om ons avontuur niet breed te delen, want anders zouden zijn onderdanen misschien ook maar op dit soort ideeën komen…
Maar hij kan mijn geste om hem de keiler te laten schieten wel waarderen. En ik laat hem maar in die waan, ik had het immers allemaal voor mijzelf voorbereid. En toen ik niet anders kon dan hem mee te vragen, had ik er heel wat voor over gehad als niet hij, maar ik deze keiler had kunnen schieten. Maar, hoe dan ook, hij vindt het zo’n prachtig avontuur dat het hem een leuk idee leek was om binnenkort een hapje te gaan eten. Hij zou wel wat regelen.
De boer en boerin zijn terug van een paar dagen weg, de laatste bitterballen ontdooid en de fles op tafel. En het is alsof hij het ruikt, want daar is hij weer, de voorzitter. Hij nodigt ons allemaal uit voor een etentje om het aanstaande vertrek van zijn Hollandse jachtvriend te markeren. Een paar dagen later zitten we, de avond voor ons vertrek, met ons zessen in het koetshuis van een prachtig kasteel. Chateau de Pennautier. Nou, hij weet ze wel te vinden dit soort super eetgelegenheden. Klasse eten, dito wijn! (En de wijn in het restaurant wordt geserveerd tegen dezelfde prijs als de wijn in de shop, kom daar maar eens om in de Hollandse horeca.)
Enfin, die knipoog en grijns van monsieur le President, brachten mij weer even terug in de tijd; kwajongens zijn en blijven we.
Als we weer thuis zijn zie ik in het Volkskrant Magazine een wijnrecensie van Onno Kleyn: “Wijn met een grijns”, van… Marquis de Pennautier. Toeval bestaat niet, denk ik, terugdenkend aan de grijns van Mr. Le Président.
©TheoM