De Unox-keiler

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik ben op de Veluwe. Mooi dat mijn maten mij in staat stellen daar regelmatig te gast te zijn op één van de mooiste velden daar. “Waar wil je zitten?” Tja, die vraag heeft al heel vaak bij veel jagers voor de nodige onzekerheid gezorgd. Keuze stres en daarbij komt: eigenlijk doe je het nooit goed. 
Als ik de plek noem waar ik verwacht de meeste kans op aanloop te hebben, heb ik een dikke kans dat hun hoon mijn deel wordt. “Ja hoor, kies de beste plek maar uit. Bescheidenheid, die eigenschap kan je wellicht nog wel proberen te ontwikkelen”.  Jarenlange vriendschap heeft ze niet milder gemaakt. Het is Rotterdamse humor zal ik maar zeggen.

Maar als ik een plek noem waarvan men denkt dat ik daar wellicht wat minder kans heb op aanblik, dan kan ik soms rekenen op een reactie als: “Ik dacht dat je, met al je ervaring, inmiddels wel in staat was om de betere van de mindere plekken te onderscheiden. Man, wordt toch eens wijzer, kies een goede plek”. 

Ik heb mij inmiddels aangeleerd om even de jachtopzichter te polsen, wat denkt hij, waar zou ik kunnen gaan zitten? Ik ga dan altijd op zijn advies af. Niet dat je dan een garantie varken hebt, maar waarschijnlijk wel een goede kans op varkens. De kritische opmerkingen van mijn maten laat ik dan maar gewoon langs mij heen gaan.

“De Kleine Hei, daar ik voor vanavond”, zeg ik. Het was te verwachten, de opmerkingen, dat daar al weken niemand meer iets geschoten heeft. Dat de wind daar wel een probleem zou kunnen zijn. Dat ik beter ergens kan gaan zitten dat logistiek wat makkelijker is. De jachtopzichter beëindigt het geneuzel door te zeggen dat hij mij af zal zetten. “Bel me maar als je wat geschoten hebt of als je afboomt”.

“Ik wilde het net niet zeggen”, zegt hij als we in de auto zitten, “maar de mannen hadden wel een beetje gelijk. De wind is daar niet helemaal lekker. Je moet ter plekke maar kijken, er zijn twee zitjes, welke je denkt dat het beste is. En neem nog wat mais mee, als de varkens er al geweest zijn, dan kan je nog wat op de voerplek strooien”.  Ik stap uit en weg is de jachtopzichter alweer. Hij wilde zo min mogelijk verstoren. Zelf denk ik dat het wild niet verstoord wordt door zijn auto. Dat geluid wordt vast en zeker niet met gevaar geassocieerd. Integendeel, als ze dat geluid horen dan betekent het dat er gevoerd is.

Vlug loop ik dus naar de voerplek, ik wil zo snel mogelijk gaan zitten; stel je voor dat de varkens direct komen na het vertrek van de jachtopzichter. De voerplek is leeg, dus ik strooi daar snel weer wat van de meegenomen mais. Maar hoe zit het met de wind? Ik voel nauwelijks wind, dus de bellenblaas moet uitkomst brengen.

Tegen een heuveltje is een soort dug-out gemaakt, die zou mij het beste passen, want mogelijk trekt er hier vanavond nog een bui over. Het andere zitje staat boven op een heuvel aan de andere kant van de voerplek. Ook mooi, maar ja, zonder dak…

Het open grondzitje lijkt mij qua wind de beste plek, een eventuele bui neem ik daar maar op de koop toe. En eenmaal geïnstalleerd neem ik uitgebreid de tijd om de omgeving te scannen. Voor mij, een meter of 10 lager, is de voerplek. Daarachter is een heuvel waar de dug-out is ingebouwd. Naar links kan ik een meter of 50 kijken voordat het oude eikenbos begint achter het pad waar ik zojuist ben afgezet. Ik kreeg hier al eerder varkens op bezoek, die bijna steeds daar vandaan kwamen.

Rechts van mij is een halfopen bos met wat ondergroei. Ik kan daar ver kijken, erachter ligt de hei met hier en daar een vliegdennetje. Achter mij gaat het halfopen bos na ruim 200 meter over in nieuwe aanplant. Veel dekking dus, maar ja, qua wind is dat helemaal de verkeerde hoek. Van die kant heb ik vanavond niet veel te verwachten.

Met mijn Lahoux-warmtebeeld scan ik de omgeving. Eerlijk gezegd moest ik aanvankelijk niet veel hebben van deze nieuwigheid. Maar toen ik er eenmaal een paar keer mee mocht jagen, was ik verkocht. Een warmtebeeldcamera is een verrijking. Na enige omzwervingen, goedkoop bleek weer eens duurkoop, ben ik bij Lahoux uitgekomen. Perfect!

De scan levert niets op en ik zak langzaam weg in een zen-jacht-modus. Heerlijk ontspannen wachtend op de dingen die zouden kunnen gaan gebeuren. Afwisselend hanteer ik de verrekijker en de Lahoux, niets kan mij ontgaan, zou je denken.

Toch loopt hij er opeens, het derde kops hert, rechts van mij in de lage dekking. Hij loopt alleen, je zou verwachten dat hij zich na de bronst bij een mannengroep zou hebben aangesloten, maar kennelijk heeft hij andere dingen in zijn hoofd. Want het kan natuurlijk zijn dat het bij een hinde niet gepakt heeft toen zij beslagen werd. Een week of drie later wordt zij dan opnieuw bronstig en het jonge hert heeft dat wellicht geroken. In de bronst geen kans gehad, daar zorgden de oude jongens wel voor. Maar nu, nu die oude mannen eerder aan herstel van hun krachten denken dan aan een weer bronstige hinde, waagt hij wellicht zijn kans. Hij ruikt echter meer dan ik zie, want nergens kan ik kaalwild bespeuren. Langzaam trekt het hert de heide op en verdwijnt uit mijn zicht.

Tijd voor een kopje thee. De schemering zet langzaam in. De maan staat al aan de hemel, maar is nu nog niet echt krachtig. De drukte van de afgelopen dagen maakt dat ik langzaam maar zeker een beetje begin in te kakken. Met moeite kan ik mijn ogen openhouden. Opeens denk ik aan soep. Soep? Maggi!

Zo’n 25 jaar geleden had UNOX een commercial waarin eerst een jongetje soep eet met zijn moeder. Hij sluit zijn ogen en verzucht: “Lekker moeder!” Jaren later komt die jongen, inmiddels een volwassen man met zijn partner eten bij zijn ouders, weer soep. En ja hoor, hij sluit zijn ogen weer en verzucht opnieuw: “Lekker moeder!”



Zijn echtgenote kijkt hem meer dan geërgerd aan, haar blik spreekt boekdelen: kennelijk is het niet de eerste keer dat hij hoog opgeeft over de kookkunsten van zijn moeder. Daar zou zij kennelijk nog een puntje aan kunnen zuigen is overduidelijk de boodschap. “Lekker moeder”. Hoe komt het dat ik er nu aan terug denk?

Met een klap ben ik klaarwakker. Ik scan de omgeving: niets te zien. Maar ik ben toch niet gek, ik ruik duidelijk die penetrante maggi-geur van wilde varkens. Ik scan de omgeving nog een keer: niets te zien. Dan krijg ik de ingeving om eens voorzichtig over de rand van mijn grondzitje te kijken. En daar, een kleine tien meter onder mij staat hij. Een groot varken, een keiler.

Een overloper of een big had ik vrij gekregen. De oude keilers houden de combinanten voor zichzelf, logisch. Maar ondanks dat ik nu dus zit te kijken naar een imposant stuk wild waarop ik de jacht niet vrij heb kan ik er toch met volle teugen van genieten. 

De keiler staat onbeweeglijk onder mij. Heeft iets van mij meegekregen? Voorzichtig gluur ik nog eens naar beneden, de plank waarop ik zit kraakt iets. Maar dat schijnt hem -gelukkig- niet te deren. Er gebeurt een tijd je helemaal niets; de keiler staat daar roerloos en ik kijk, bijna ademloos. 

Na een voor mijn gevoel eindeloze tijd komt de keiler heel langzaam op gang; voetje voor voetje loopt hij richting de voerplek, maar blijft dan weer staan. Hij draait zich wat om, het lijkt wel of hij naar mij kijkt. Ondanks dat van de zintuigen van een varken het zicht wellicht het minst ontwikkeld is, verroer ik geen vin. Hij steekt zijn neus in de lucht en ik hoor hem snuiven. 

Hij zet niet door naar de voerplek, maar buigt wat af naar rechts. Daar blijft hij weer stilstaan, nu in de bosbessen. Weer dat stilstaan, ein-de-loos.  Ik scan de omgeving nog maar eens met mijn Lahoux, want het is inmiddels voor de verrekijker bijna te donker geworden, maar ik zie geen ander wild. Als ik weer op de keiler wil inzoomen is hij weg, als van de aardbodem verdwenen.

Prachtige momenten zijn het. Maggi – soep - ‘Lekker moeder’; het zijn handige kapstokjes voor deze mooie herinneringen. Om in te lijsten en te koesteren. Dingen zijn vergankelijk, maar herinneringen niet, als je aan het duo Dr. Alzheimer en Dr. Korsakov kan ontsnappen.

 Ik blijf nog een tijdje zitten, want met deze maan zou het ook in het donker moeten kunnen als er nog vrije varkens langskomen. Maar dan trilt mijn telefoon. Het is de jachtopzichter: “Ik kom je ophalen, je moet me helpen bij het bergen van een hert, vlak bij je op de Kleine Hei”. Het is misschien wel ‘mijn’ hert bedenk ik me. Die had dan beter bij een roedel in de ruststand kunnen aansluiten. Zou ook een hert keuze stres hebben?

Ik pak mijn spulletjes en scan nog een keer de omgeving. Achter mij zie ik witte stippen! Een rotte varkens komt mijn kant uit. Ze naderen in een behoorlijk tempo. Maar net als ik besluit om mijn geweer weer uit mijn foedraal te halen, stoppen ze. Tja, de wind, die verkeerde wind. Linksaf gaan ze, het oude eikenbos in.

Ik stap met enige moeite uit het grondzitje, een scheut priemt door mijn lies. Een beetje mank loop ik naar de weg waar de jachtopzichter inmiddels op mij staat te wachten. “Wat mankeer je?” vraagt hij. Ik had geen idee, maar daar kwam ik twee weken later in Schotland achter.

©TheoM
één moment...