De Lüneburger Heide en de Korhaan

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik wilde er al jaren naartoe en een artikel in het clubblad van de NOJG waarin uitvoerig de daar nog levende korhoenders werden beschreven, gaf uiteindelijk het laatste zetje. Maar het zaadje dat uitgroeide tot mijn wens om daar eens naartoe te gaan werd natuurlijk gezaaid door Hermann Löns.
“Hermann wie?”, zei S., maar ja, die heeft dan ook slechts drie boeken gelezen: die voor de jachtopleiding, het leerboek van de reewildcursus en het boek ‘Het Ree’, dat hij van mij leende maar ook al snel weer teruggaf.



Nee, de boeken van Hermann Löns zijn niet besteed aan niet-lezers. Maar als je jager bent, een echte jager, dan zijn de verhalen in zijn boeken het absoluut waard om te lezen. De inhoud is zo om te smullen, dat ook nog-niet-lezende-jagers dan ook vast (jacht)lezers worden!

Het is wel natuurlijk allemaal wat gedateerd want Löns leefde rond de eeuwwisseling. En dan niet de laatste, maar de voorlaatste. Hij sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog, toen hij vrijwillig in dienst was getreden, op, echt waar, 48-jarige leeftijd. Zo’n Duitser was die Hermann, daar kom ik – en op zijn boeken -nog wel een keer op terug.

Maar schrijven kon hij als de beste, je werd in zijn belevenissen gezogen en erin meegenomen. En zij speelden zich vaak af op de Lüneburger Heide, dus daar moest ik echt eens naartoe. En de beschrijving in het NOJG-blad over de korhoenders was dus het laatste zetje.

Kennelijk had ik er thuis al menig keer over gehad, over een bezoek aan die Lüneburger Heide. Dus het kwam wel als een verrassing, maar toch ook weer niet helemaal, toen mevrouwM voor ons als een verjaardagscadeau een vakantiehuisje had geboekt. Het was helemaal in natuurstijl.



Maar eerlijk gezegd, bij de Lüneburger Heide had ik mij oneindige heidevelden voorgesteld. Te romantisch wellicht en de heide uit tijd van Hermann Löns is natuurlijk voorgoed voorbij.

Nee, het leek mij bijvoorbeeld meer op Drenthe, waar ook ooit, vroeger dus, schier oneindige heidevelden waren. En ook hier verdween veel van die oorspronkelijke natuur. Van de 100.000 hectare die het totale Duitse natuurreservaat groot is, resteren nog slechts ca. 850 ha. heidevelden. Dat is natuurlijk nog steeds veel, maar veel daarvan ligt versnipperd over dat gigantische gebied.

Ik had het natuurlijk thuis al kunnen weten want Wikipedia schrijft: “De Lüneburger Heide is een groot heide- en boslandschap in het noordoosten van Nedersaksen, gelegen in de stedendriehoek Hamburg – Wolfsburg – Hannover.” En het klopt, althans gedeeltelijk, want bos was er nog volop. Net zoals grote, uitgestrekte landbouwakkers, die door die bossen omzoomd en doorsneden worden. Een soort coulisselandschap XXL. 
En Cees van Geel, bij wie we op onze reis naar Nedersaksen nog even langsgingen had het ook al gezegd. “Die heide valt niet echt mee, Theo. Hier en daar wat kleine en grotere plukken heide met jeneverstruiken”.

Ja, net als in de Nederlandse gebieden die eerder ongeschikt waren voor akkerbouw, betekende de uitvinding en introductie van kunstmest, precies in de tijd dat Hermann Löns zijn boeken schreef, voor een landbouwrevolutie, waardoor ook hier die gebieden bijna onherkenbaar veranderden.

Maar toch, ondanks de verkeerde verwachtingen die gebaseerd waren op mijn te romantische voorstelling van dat gebied, hebben we ons prima vermaakt.
En hoe het leven er vóór die kunstmestintroductie uitzag kan je je prima voorstellen als je het museumdorp Hösseringen bezoekt.
Ik leerde dat de grond op de heide ooit zo arm was, dat de oogst slechts 2 tot 3 maal de hoeveelheid zaaigoed was! En er is ook best veel informatie over De Jacht, want die was ooit een noodzakelijke activiteit om in de voedselvoorziening te voorzien. Vandaar ook vanzelfsprekend de noodzaak om het schadelijke wild kort te houden. Ik zag er de ‘Wolfsangel’, een methode die eeuwenlang gebruikt werd om wolven te vangen.

Het natuurreservaat de Lüneburger Heide is, voor Duitse begrippen, zo plat als een dubbeltje. Wij waren er op een van de hoogste bergen, de Turmberg, 135 meter boven zeeniveau. Dat lijkt heel wat, maar de omgeving ligt ook al op zo’n 100 meter. Dus in het landschap is het slechts een heuveltje, maar wel een met een prachtig uitzicht, want het wordt gedeeltelijk door heidevelden omgeven. Vandaar kan je door die heide lopen naar Wilsede, waar het heidemuseum is gevestigd. Op die wandeling zie je hoe ook hier de vergrassing heeft toegeslagen. Oorzaak: de wolf, want inmiddels leven er in dit gebied geen moeflons meer die, net als op de Veluwe, absoluut noodzakelijk zijn als je de heide nog heide wilt laten zijn. En de schaapsherders wagen zich met hun kuddes ook nog nauwelijks op de heide, met dank aan de wolvenpopulatie van ca. 40 roedels. Toch lijkt het erop dat het denken over ideologische concept van ‘het vreedzaam samenleven met de wolf’ ook hier inmiddels zijn langste tijd heeft gehad.

Er zijn nog wel enkele grotere heidevelden, maar de meeste zijn in gebruik als militair oefengebied. Het raggen met pantservoertuigen en tanks over die terreinen en het schieten met grof geschut, houdt de boel daar ook zonder moeflons wel open. Rheinmetall, de grootste wapenexporteur van Europa, zal niet toevallig hier een vestiging hebben.

We probeerden enkele van die oefenterreinen binnen te komen, maar dat lukte niet, omdat er die dagen volop geoefend werd. Eén van die terreinen is gelegen bij Bergen en zo kwamen wij, min of meer bij toeval terecht in Bergen-Belzen. Het voormalige krijgsgevangenen- en concentratiekamp, waar ook al waren er geen gaskamers, toch ca. 70.000 mensen de dood vonden. 
De erbarmelijke omstandigheden in het kamp zorgden er zelfs voor dat in de laatste 3 maanden van de oorlog maar liefst nog 35.000 mensen stierven. In de weken na de bevrijding van het kamp stierven zelfs nog ca. 14.000 mensen als gevolg van uitputting, ondervoeding en ziekte. 
Wat mensen elkaar toen konden aandoen is nauwelijks te bevatten, maar tja, ook vandaag de dag…

Onze zoektocht naar de baltsende korhoenders liep op niets uit. Eerst was het wellicht te warm, later regende het soms bijna onophoudelijk. Mogelijk waren we ook niet op de juiste plaatsen. De Verein Naturschutzpark maakt die baltsplaatsen niet bekend; begrijpelijk, want de met name de hennen verdragen niet veel verstoring en dat kan de omvang van de populatie ook hier niet aan.

En toch zagen we een ‘Birkhuhner’-paartje en een aantal losse hanen. En opeens stonden we zelfs oog in oog met de wolf. Want ons was namelijk een bezoek aan het Jachtmuseum Wulff in Oerrel aangeraden.
 


Het museum heeft de grootste particuliere trofeeënverzameling van Europa. En die zijn allemaal door één man bijeen geschoten. Noem een willekeurige wildsoort en er hangt daar wel een trofee of er staat hier een opgezet exemplaar van. 

Een vriendelijke Duitse medebezoeker reageerde op mijn opmerking dat deze schutter toch ongelooflijk veel vrije tijd moet hebben gehad met: “und unglaublich tiefe Taschen, denn so etwas muss ein Vermögen gekostet haben”.
Nou geld had de schutter in overvloed, want Günter (Bally) Wulff kon het zich allemaal permitteren door de opbrengsten van zijn patenten op zijn gokmachines. Zijn machines waren een wereldproduct. En hij liet met zijn immense collectie trofeeën zien dat tijd toch echt een kwestie van prioriteit is. Bijvoorbeeld toen hij eens door zijn chauffeur van de luchthaven werd opgehaald na een buitenlandse jachtreis en hij zich direct naar een hoogzit liet rijden: de bronst was immers bijna op het hoogtepunt…

De trofeeënhal die hij naast zijn land- en jachthuizen liet bouwen werd na zijn dood door de stichting, waarin zijn jachtnalatenschap is ondergebracht, uitgebouwd en daarna omgebouwd van een trofeeënhal naar een museum. Dat ten doel heeft het bevorderen van natuurbehoud, landschapsbehoud en milieu- en dierenwelzijn, met speciale aandacht voor jacht en ecologie. In dat kader was een herziening van de tentoonstelling ook noodzakelijk geworden, want zo’n verzameling trofeeën tonen, zonder de jacht in een breder kader te plaatsen, is niet meer van deze tijd, zo lijkt het. Dat bredere kader is prima gelukt: jachtmethoden, weidelijkheid, wapens, natuurbeheer…

En die ombouw van trofeeënhal naar museum, was meer dan een knieval naar de ‘nieuwe tijd’, want Gunter Wulff was naast die trofeeënjager, ook jager in de goede en bredere zin des woords. Daarvan getuigen zijn inspanningen (en resultaten) om te ‘Hegen und Pflegen’ in zijn jachtgebied. Zijn inspanningen worden nog steeds geroemd door de Jägerschaft Gifhorn en de Hegering Repke. Hij was daarnaast ook nog eens actief als docent aan diverse jachtopleidingen en een gerenommeerd hondenman.

In de tuin van het museum is nog een verzameling van diverse soorten van kasten en vallen, (Cees van Geel van het jachttoezicht en stroperijmuseum zou er misschien toch nog een aantal items voor zijn al immens grote verzameling kunnen vinden) waarmee het roofwild kort gehouden kan worden. Zonder jacht immers geen wild.  Hoe anders dan in Nederland, staat men in Duitsland tegenover deze jachtvorm, de Duitse KNJV organiseert er zelfs cursussen ‘Fallenjagd’. 

Dat de DJV, de jagersvereniging bij onze oosterburen, meer hecht aan tradities dan de KNJV bleek wel uit de oorkonde die in het museum hangt. Daarbij steekt het non-descripte speldje dat ik voor mijn 40 jaar lidmaatschap per post kreeg toegezonden, toch wel heel magertjes af. Het eren van tradities is ook een basis voor het zijn van de autoriteit, die de DJV in Duitsland dan ook nog steeds is.



Rondom het museum is een soort ‘Aardhuis-terrein’ ingericht, inclusief een educatief ‘Jagdlehrpfad’, waar rood-, dam- en zwartwild loopt. En -veilig voor de wolven- een kleine kudde moeflons. 
Aan het einde van die wandeling stonden we opeens op een kleine dorpsbegraafplaats. Daarop staat een kapel, waarvan ik in het museum al beelden en een beschrijving had gelezen: het Mausoleum.
Nou, die naam dekt de lading, want dit is geen ‘gewone’ graftombe. En net toen ik er een foto van wilde maken stond er opeens een oude dame achter mij.

Toen ik haar vraag of ik in jacht geïnteresseerd was, bevestigend had beantwoord, zei ze dat ze de weduwe van de heer Wulff was. Ik sprak mijn bewondering uit voor de collectie trofeeën van haar overleden echtgenoot. Bedachtzaam knikte ze, „Ja, es ist wirklich einzigartig. Aber aber ihre Bewunderung für die größte Trophäe gehört eigentlich mir und nicht meinem Mann“. Even zwijgt ze om dan te vervolgen met: “Und meine größte Trophäe steht hier, in seinem Mausoleum”. Later begreep ik dat zij niet zijn eerste vrouw was en zo bleek maar weer eens dat iedereen zo zijn eigen prioriteit heeft.

En tot slot: het wild? Natuurliefhebbers komen in deze regio echt aan hun trekken. We zagen de afgelopen week moeflons (weliswaar in het raster, maar toch) en verder zagen we roodwild, damwild, zwartwild en (zwart)reewild. Voorts hazen, kraanvogels, (zwarte) ooievaars, ganzen en een grote variatie aan andere vogels.

Maar waar we (ook) voor waren gekomen, de korhoenders, die zagen we alleen opgezet en op schilderijen in het jachtmuseum. Het is niet anders. Maar binnenkort krijgen we in Zweden misschien een nieuwe kans.

©TheoM





één moment...