“aalscholvers eten geen paling”
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik hoorde het hem zeggen, “aalscholvers eten geen paling”, maar schonk er eigenlijk geen aandacht aan. Kwestie van: ene oor in, andere oor uit. Dat kwam omdat ik eerder al eens over een ander onderwerp in hetzelfde radioprogramma, Vroege Vogels, had horen debiteren dat de jacht op houtduiven gesloten moest worden. Niet omdat de jacht daarop van invloed op de stand was, nee gewoon, vanwege een soort voorzorgsprincipe.
Dat voorzorgsprincipe waart, hand in hand met de Omgevingswet, als een soort supervirus rond. Niet alleen wij als jagers hebben daar last van, want rechters gaan vaak mee in de gedachte dat iets nadelig zou kunnen uitpakken voor de natuur. Zóu kúnnen, hè!
Het voorzorgsbeginsel leidt ertoe dat activiteiten niet mogen doorgaan, tenzij bewezen kan worden dat er geen schade optreedt. Er mag gewoon geen enkele kans op schade zijn. Deze ‘voorzorg dooddoener’ zet het land op slot (stikstof) en de Groene Khmer heeft het ook ingezet als effectief wapen tegen alles wat de jacht raakt.
We moeten dat de rechters niet kwalijk nemen, laten we blij zijn dat zíj zich aan de wet houden, iets dat de overheid zelf niet doet. De rechtspraak is onze laatste baken tegen de ellende die de wetgever aflevert. Want daar zit het probleem: een politieke visie op de toekomst ontbreekt en de politiek heeft ook nog eens alles en iedereen te vriend willen houden en nu, door het voorzorgsbeginsel is feitelijk – ik parafraseer Martin Sommer- de kerntaak van de politiek afgeschaft; de afweging tegen elkaar van belangen, ideeën, voordelen en nadelen. Maar dat vereist ruggengraat, dat vereist alles afwegend een standpunt innemen en passende wetgeving invoeren. Maar dat lukt niet als de angst regeert, voor de volgende verkiezingen, voor de populariteitspolls, voor de bestuurlijke en politieke toekomst van politici.
Nee, het pappen en nathouden, het land uitleveren aan het grootkapitaal; dertien jaar Mark Rutte heeft ons gebracht op het punt dat we, in een hoek geverfd, geen kant meer uitkunnen. Dat heeft de meerderheid van het volk allang door, want de verkiezingsoverwinning van BBB is geen natuurverschijnsel.
Zo had ik dus mijn portie ‘Vroege Vogel-ergernis’ al gehad toen ik maar besloot met de hond en de teckel een rondje te gaan wandelen. Dat ‘wandelen’ is inmiddels wel een heel groot woord voor een beetje sjokken. Diane is inmiddels aan haar laatste stukje toe, ruim 13 jaar is voor een Langhaar best wel een leeftijd. De teckel is een jaar jonger, maar die lijkt aan haar tweede jeugd te zijn begonnen. En opvallend hoe de verhouding tussen die twee inmiddels aan het veranderen is. De teckel speelde altijd al een beetje de baas, maar als het er op aankwam dan was het volstrekt duidelijk: de baas spelen is nog niet de baas zijn. Maar nu, heel geleidelijk blijkt de teckel ook zorgzaam te kunnen zijn voor haar oudere ’zus’.
Als Diane achterblijft en ik op haar sta te wachten, dan komt de Sophie bij mij zitten en kijkt met mij of Diane nog eens van plan is het bestuderen van een grasspriet te staken en naar ons te komen. Omdat de schoten van de jacht ook inmiddels bij Diane haar tol hebben geëist, heeft roepen of fluiten geen zin meer. “Waar is Diane”, is dan voor de teckel bijna een commando. Ze rent dan naar Diane, springt tegen haar op en samen komen ze naar mij toe.
Hoe lang ze nog mee kan, weet ik niet. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ze nog onder ons zou zijn. Een reis naar Schotland hebben we al een keer afgezegd, want die bootreis wilden we haar niet aandoen. Maar ja, ze heeft nog steeds schik in haar leventje op haar elf-en-dertigst. En dat ze niet meer mee kan op jacht, daar heeft ze zich na een lange gewenningsperiode bij neer gelegd, zo lijkt het.
Een van de dingen die ze nog altijd graag doet, is zwemmen. Daarvoor gaan we wekelijks naar een groot water hier op ons eiland. Daar, vlak bij de restant van wat ooit het gigantische natuurgebied De Beer was, is een plek waar ze rustig het water in kan lopen.
Ik zag daar ooit vlak achter Diane een bever zwemmen. Ze trokken zich niets van elkaar aan. En uiteindelijk dook de bever onder, waarna ik hem niet meer zag. Van J., die daar de jacht heeft, hoorde ik later dat er in die hoek een beverburcht zit.
Maar goed, daar zwemt Diane dan, bijna wekelijks. Heel rustig, hoofd een beetje boven water, af en toe ook iets van haar rug. Ja, als je vluchtig kijkt lijkt het bijna een bever. En de teckel schuimt in de tussentijd de rietkraag af. Ieder zijn ding.
Vlak voor Diane dansen twee futen, baltsend, borst aan borst, schuddend met hun kop. Ze trekken zich weinig van de hond aan en de hond heeft eigenlijk ook geen aandacht voor hen. Ik vind het een mooi, spectaculair gezicht als ze onder duiken en om daarna bijna synchroon weer boven te komen. ‘Kraa-kend’ is hun balts gezang, een uniek geluid. En het hele ritueel herhaalt zich voor mijn ogen enkele malen.
Diane zwemt door en ik loop met haar op. Ik hou haar in haar laatste dagen altijd in de gaten, omdat ze, als ze eenmaal daar bij het strandje weggezwommen, vaak maar moeilijk zelfstandig uit het water kan komen.
Opeens kolkt het water vóór haar. Een aalscholver komt daar boven. Om de hals van deze ‘palinggans’ zit een grote paling gedraaid. Keuzestress voor de aalscholver, want moet hij?
Het is een prachtige grote buit, die hij in zijn bek heeft. Maar het uiteinde van die paling is om zijn nek gedraaid. Dit probleem laat zich niet zo één, twee, drie oplossen. En dan is er ook nog die hond die vlak bij hem zwemt…
De aalscholver duikt onder en komt een tiental meters verder weer boven. Nog steeds die paling om zijn nek. Nu hij weg is van de hond neemt hij de tijd om korte metten met de paling te maken. Het duurt even, maar uiteindelijk verdwijnt de vis, schrokkend werkt de aalscholver hem naar binnen.
‘Vroege Vogels’, ik hoor het ze nog zeggen: “aalscholvers eten geen paling”.
Voor die stelling doen ze een beroep op een deskundige. De brave man doet al jaren onderzoek naar braakballen van die vogels. Thuis gekomen kijk ik het item nog even na op hun site. En ik had het goed gehoord en er staat ook nog: “Vis als pos, blankvoorn en spiering vormen het dieet van de aalscholver. Dat kan Van Eerden in detail zien als hij de braakbal van een aalscholver onderzoekt. De braakbal is verpakt in een laagje slijm van de maagwand van de aalscholver. Als dat pakketje als het ware open wordt gemaakt, komen er graten, wervels, schubben en otolieten tevoorschijn. Het zijn de enige onderdelen die het maagzuur van de vogel overleven.”
© Afbeelding is gemaakt door, en eigendom van John Alexander
Nu is de paling een beschermde diersoort, hij staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. En beroepsvissers zijn inmiddels ook bijna uitgestorven. Ik pleit er daarom voor dat jacht op aalscholvers moet worden geopend.
Het lijkt tegen de tijdgeest, mijn pleidooi, want de jacht is, niet in de publieke opinie, maar wel in de politiek ‘uit’. Maar ondanks de opvatting van de ‘deskundige’ in het radioprogramma, zou het toch kunnen dat de vogel, die in heel groten getale voorkomt, paling vangt. Hij heet immers niet voor niets aalscholver en wordt ook niet voor niets palinggans genoemd. De jacht openen, gewoon uit het voorzorgsprincipe, omdat het nadelig zou kúnnen zijn voor de paling, want het voorzorgsprincipe is ‘in’.
En, als ik doordenk, wat dacht je van de schade die veroorzaakt kan worden door de bevers, marters, bunzings, wezels, eksters, Vlaamse gaaien, door de wisent, wolf, goudjakhals, lynx, vos, wasbeer, marterhond, verwilderde kat…
Ik zie kansen, volop kansen.
Voorzorgsprincipe!
©TheoM