This could be the last time, may be the last time…

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We staan bij de auto, ik zal door het bos van het voormalige gesticht naar de rand van de akker lopen. R. vraagt of ik een stoeltje bij me heb. Dat is niet het geval.
En een camo-netje? Ook niet. Paraplu? Nee, eigenlijk heb ik niets bij me. Vergeten, gewoon niet aan gedacht. Nou, zegt R., dan krijg je mijn spullen wel.
Ik vraag hem of hij even meeloopt, want het zijn nu immers wel veel spullen geworden om in mijn eentje te sjouwen. Dat doet hij, het is een beste kerel.
Hij helpt zelfs even met een hutje maken, er liggen takken genoeg, netje ervoor, paraplu er overheen, prima! Heb je een schietstok, vraagt hij. Wat dacht je, antwoord ik. Zonder wat te zeggen maakt hij er een voor me.

Ik zit prima, de wind is net goed, met een prima uitzicht over de akkers, waar tot voor kort nog productiebos had gestaan. Op zo’n 200 meter voor me lopen wat soepganzen en een paar grauwe, links van mij zijn 2 hazen een beetje met elkaar bezig, maar niet fanatiek.

Ik pak de verrekijker, die had ik gelukkig wel meegenomen.
Op zo’n 500/600 meter zie ik ganzen, heel veel grauwe ganzen, met een paar Canadezen erbij in de buurt. Op de grens van ons veld en dat van de buren staat een hutje, voor gemeenschappelijk gebruik. De ingewikkelde ganzenregeling van de provincie Groningen heeft ertoe geleid dat daar nog nauwelijks van gebruik gemaakt is. En dat is te merken. De ganzen lopen vlak bij het hutje, ze hebben het niet als een “gevaarlijke plek” opgeslagen. Dat geldt ook voor de vogelverschrikkers op de graanakkers bij de buren. Sterker nog, het lijkt wel of dat voor de ganzen het signaal is: kom hier, hier is wat te halen.

Het begint inmiddels wat te schemeren. R., die verderop in de buurt van de boerderij is gaan zitten, stuurt een berichtje: twee hazen, uit het bos. Let op, ze komen.
Ze, dat zijn niet die hazen, het zijn de reeën. Want daar zijn we voor gekomen, het is dus wensdenken van hem.

We zijn in Groningen voor wat weleens de laatste keer zou kunnen zijn. We jagen hier al zo’n 30 jaar. Het begon met de vader van R. Toen die 20 jaar geleden overleed, nam R. het over.
We hebben er een mooie tijd gehad. Gehad ja, want we houden er mee op. Een veld op ruim 300 kilometer afstand is te ver, zeker als er zich ook een ganzenprobleem aandient. 
We hebben S. bereid gevonden om de jacht over te nemen. Dat zal hij geleidelijk doen, dit jaar hij de ganzen en de hazen, wij nog de reeën en daarna volledig en definitief alles naar S.
S. zal vanavond ook nog komen om geïntroduceerd te worden bij de verpachter. 

Opeens is er een gigantisch lawaai. De ganzen vliegen op. Ik tuur door mijn kijker en zie een vos op grote snelheid over de akker rennen. Hij krijgt niets te pakken en even later zie ik hem niet meer.
De ganzen kennelijk ook niet, want over het meer komen ze weer aangevlogen en landen op de akker. Het geeft mij de gelegenheid een poging tot tellen te doen, 50, 50, 50, 50, 50…, het zijn er misschien wel 1000!

Berichtje van R., hij heeft 2 hanen bij zich in de buurt en nog 3 hazen. Nog steeds geen ree gezien. Ik ook niet. Maar weer een hoop kabaal. De ganzen gaan weer met veel lawaai op de wieken en weer zie ik de vos die keihard onder de ganzen door rent. Kennelijk in een poging er eentje te grijpen. De ganzen zie ik daarna niet meer terug. En reeën laten zich niet meer zien. Tijd om op te breken.

We gaan naar het hotel, waar even later S. zich bij ons voegt. We eten wat en gaan daarna met zijn drieën naar de verpachter. De wijze van overdracht wordt besproken en afgerond. Mooi dat dat zo kan. Wij blij dat we het in vertrouwde handen overgeven, boer blij dat er iemand uit de omgeving “op de ganzen gaat” en S. blij dat hij er een stukje jacht heeft.

Na een korte nacht zit ik in het donker alweer op mijn stek. Rechts van mij gaat langzaam de volle maan onder en links van mij komt straks de zon op. Een prachtige, bijna windstille ochtend. Turend door mijn kijker zie ik de boerenganzen voor mij. Later zal ik zo’n 5 hazen zien. R. ziet in totaal 12 hazen, waarschijnlijk een paar dubbeltellingen met degenen die ik gezien heb, maar toch een mooi aantal. Ook ziet hij 2 hanen, die hebben we hier de laatste tijd niet veel meer gezien.

Er zijn niet veel grauwe, zo blijkt als het goed licht is geworden.
Kennelijk zijn het winterganzen en hebben die zich nog niet het “eenden gedrag” van de zomerganzen aangeleerd die ook ’s nachts foerageren.

Ik zie op heel grote afstand 4 reeën. Drie bij elkaar en 1 wat daar vandaan. Ik stuur een berichtje naar R., die ze echter niet kan zien. Om acht uur besluiten we op te breken, we verwachten niets meer en de eerste (honden)wandelaars melden zich in het bos.

We besluiten nog even rond te rijden om te kijken of we de reeën nog kunnen zien. Dat lukt, het zijn inmiddels echte veldreeën geworden, ze liggen midden op een akker nu de dekking van het bos is weggevallen. Twee geiten en een bok. Nummer 4 zien we niet meer. Wij hebben pech, want het is het veld van de buren, geluk dus voor het reewild.

We rijden langs de oude boerin, drinken een kop koffie en vertrekken. We zullen S. het loodje voor de geit geven, misschien kan hij er de komende weken nog iets mee. En we besluiten dat we proberen van de zomer nog een keer op de bok te gaan. We willen dan oude maten uitnodigen, die meer dan incidenteel hier te gast zijn geweest. Afsluiting van een lange episode. Het zou leuk zijn als dat er nog van kan komen.

Anders zou dit wel eens de laatste keer zijn geweest, misschien…
Op de weg naar huis draaien we The Stones.
En zingen uit volle borst mee.
Oude Knarren.

©TheoM
één moment...