Slimme varkens, luie kerels

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
“Hoeveel voerplekken hebben jullie in jullie Duitse veld,” vroeg hij. “Want ik begrijp dat je die toch wel nodig hebt om nog een beetje tot afschot te kunnen komen”. Nou, achter zo’n vraag steekt wellicht het een en ander. Ik besluit vooreerst maar even voor Socrates te spelen.
Zo vraag ik wat zijn ervaring is op grofwild in Duitsland. Meer in het bijzonder van de aanzitjacht omdat zijn vraag over voerplekken gaat. Nou, dat blijkt niet veel. Hij heeft nog niet zo lang zijn akte. En, zoals velen die de jachtopleiding gevolgd hebben, geen mogelijkheid om in Nederland te jagen. Vandaar dat hij is uitgeweken naar Duitsland.

“Maar ik vroeg je naar je ervaring,” zeg ik. Hij bleek inmiddels een paar keer op een drukjacht geweest te zijn. Maar dat was weinig succesvol. “Hoe dat zo,” vraag ik. Hij vertelt dat het drukjachten waren die werden georganiseerd door Landesforsten. Het waren grote drukjachten, met veel, heel veel geweren en bescheiden tableaus.

“En die enkele kans die ik kreeg verprutste ik. En dat terwijl ik vooraf naar een schietbioscoop was geweest om te oefenen,” gaat hij verder. Op mijn vraag hoe vaak hij had geoefend, is zijn antwoord onthutsend: slechts één keer. “Ik moest namelijk zorgen voor een stempeltje in mijn jachtpaspoort, éénmaal was voldoende om in te kunnen schrijven”.

“Heb je nu het idee dat je dat je voldoende geoefend bent. Dat je niet alleen de organisatie, maar vooral ook het wild recht doet met de schietvaardigheid die je hebt opgebouwd”?

Oei, ik zie dat hij nu in de verdedigingsmodus dreigt te schieten. Dat is niet goed, dan komen we, dan komt hij mogelijk niet bij de kern. Dus ik schakel snel door; volgende vraag.

“En het aanspreken van wild, hoe gaat dat je af”?  Nou dat gaat best goed, vindt hij. “Kan je daar eens een voorbeeld van geven”. Want, dóórvragen leerde ik van Socrates.
Even later komen we gezamenlijk tot de conclusie dat er -heel vriendelijk gesteld- nog wel ruimte voor verbetering is. Op mijn vraag op welke manier hij die ruimte wil gaan invullen antwoordt hij dat dat nog niet zo eenvoudig is.

Van tijd tot tijd kijkt hij op de fotoquiz om daar zijn kennis op peil te houden door het oefenen met die quiz. Die over de flora interesseren hem niet meer na het behalen van zijn jachtexamen, het gaat hem vooral om de fauna. Dat lijkt hem wel nuttig, maar ja, verder heeft hij geen mogelijkheid om het geleerde in de praktijk toe te passen. Vandaar dat hij voor de jacht inmiddels al naar Duitsland was uitgeweken. Maar na zijn weinig succesvolle ervaringen op die drukjachten nu een mogelijkheid zoekt voor deelname in een veld daar.

Maar ik laat hem niet ontsnappen. “Hoezo heb je in Nederland geen mogelijkheid om je aanspreekvaardigheden in de praktijk toe te passen? Wild is overal”. Nou, dat is hij niet met mij eens; hij woont in de Randstad en daar is nauwelijks wild te bespeuren. Hij ziet het vraagteken dat boven mijn hoofd zweeft en vervolgt assertief: “of zie jij daar soms wel edelherten, damherten, moeflons of wilde zwijnen”?

Nee, van zijn rijtje zijn in de Randstad, voor zover ik weet, alleen de dammen te zien, “maar ga je er wel eens uit om naar de reeën te kijken. Wat loopt er, waar en wanneer. Herken je sommigen. Heb je een idee van de leeftijd? En hoe zit het in je omgeving met de hazen? Ga je wel eens kijken kort voor donker. Of in de ochtend heel vroeg? Fazanten, konijnen komen die daar voor? En hoe is de eenden stand bij jullie? Ganzen, vossen…”.

“Maar ik kan toch niet in een veld gaan lopen jagen, waar ik niet bevoegd ben”, sputtert hij nog. “Wie sprak over jagen,” vraag ik. Gewoon kijken, kijken en nog eens kijken”.

Nee, Socrates heeft hem nog niet gebracht tot het inzicht dat jagen veel meer is dan schieten. Dat je thuis, gewoon om de hoek, kan genieten van wild en van de natuur. En dat je wel kan praten over je onmogelijkheden hier in Nederland, maar dat je hobby eerst en vooral begint met inspanningen. De jachtopleiding, het jachtexamen, de e-screener, aanschaf van geweer en wapenkluis, de aanschaf van passende munitie zijn geen inspanningen; het zijn noodzakelijke voorwaarden om ooit, misschien, te kunnen jagen.

Maar om jager te worden is het vooral je echte motivatie, je intrinsieke wil om deel te worden van de natuur, dat schieten…, ach.

Maar die boodschap is nog niet bij hem geland, want hij zegt: weet je nog wat ik je vroeg? Hoeveel voerplekken hebben jullie, want ik begreep dat de varkens snel leren en al gauw doorhebben dat je die als varken maar beter kan mijden”.

Dat laatste klopt, want ze staan op de wildcamera, twee overlopers die zijn vastgelegd bij een nieuw aangelegde voerakker. De ene heeft oog voor de camera, terwijl de andere uitvoerig de kansel staat te inspecteren; is de kust veilig?



Ik neem afscheid van Socrates, het lijkt mij dat mijn woorden in dit geval als zaad op de rotsen landen. Kort en bondig antwoord ik hem: de hoeveelheid voerplekken is via regelgeving in ons Bundesland beperkt en gekoppeld aan de oppervlakte van het veld. Ooit gingen wij voor het maximaal toegestane aantal, maar inmiddels hebben wij het aantal plekken dat we hebben gereduceerd. 
Wat we wel doen in van tijd tot tijd die plekken wisselen en niet meer aanzitten bij de voerplek, maar ergens daar in de omgeving. We zoeken de wissels en met camera’s proberen we te ontdekken hoe laat ze er langskomen. Verplaatsbare laddertjes of grondzitjes en de Lahoux doen de rest…

“Maar ja,” zegt hij, zoveel tijd heb ik niet. En als ik een plekje in een combinatie vind, dan wil ik die paar dagen dat ik er ben ook wat kunnen schieten. Als ik hoor wat jullie allemaal doen…, het klinkt meer als veel voorbereiden, veel werken en misschien soms wat schieten”.

Ik onderschat het lerend vermogen van varkens niet, maar met het gebrek aan echte wil bij deze jager om zich in te zetten om zijn vaardigheden op te krikken en zodoende -misschien ooit- jager te worden en zijn gebrek aan wil om te zaaien alvorens te kunnen oogsten, staat de uitslag vast. De slimheid van de varkens wint het van de luiheid van deze schieter.

©TheoM
één moment...