Slechtvalkenjacht vanaf de Brandaris

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Het is oudejaarsdag, vroeg in de ochtend en we zitten voor familiebezoek op de Tiger, de sneldienst van Harlingen naar Terschelling. Want voor ons dit jaar geen oliebollenjacht. 
Die oliebollenjacht is onze traditie; we komen op oudejaarsdag bij elkaar voor een bakkie en een oliebol, een klein rondje door het veld, misschien een enkel knalletje en dan wat hapjes en een of meer bubbeltjes. 
Gewoon met elkaar, meer voor de gezelligheid dan voor het jagen. Vrouwen en honden zijn erbij en soms gingen kinderen mee, toen ze nog niet puberden. Nu die fase voorbij lijkt lonkt zelfs de jachtopleiding…

Tradities moet je in ere houden, maar ons lukt dat dit jaar dus niet omdat er toch nóg belangrijkere zaken dan jagen in het leven zijn. D., onze schoonzus, is terminaal en dit wordt haar laatste jaarwisseling. De chemo en medicijnen waren op zich al bijna een aanslag op haar leven, maar helaas, die behandelingen mochten niet baten.

Van deze jaarwisseling proberen we toch iets bijzonders te maken. We zullen hem namelijk doorbrengen op de Brandaris, de vuurtoren van Terschelling. Na 22.00 uur kunnen we naar boven, zo is afgesproken.

Als we naar de Vuurtoren lopen, passeren we de brandweerkazerne van West-Terschelling. Gierende banden, mannen die uit hun auto springen en de kazerne inrennen. Kort daarna is een brandweerploeg op weg naar, ja, naar wat? Want nieuwjaarsrellen op dit eiland verwacht je toch niet.

We melden ons bij de toegang van de toren. Er is een lift, maar die is slechts berekend op een paar personen. Ik neem de trap. Daar had ik vooraf wellicht beter over moeten nadenken. Zo’n 55 meter hoog betekent ruim 200 treden klimmen. Ik mag niet klagen over mijn conditie en in ons Duitse veld zit ik regelmatig op een kansel die de (Eifel)Toren heet, maar dit is toch een klim van een andere orde, hors categorie dus.

Gelukkig kan ik onderweg een paar keer stoppen bij een raam. Ik veins mijn belangstelling voor het uitzicht, maar de werkelijke reden is natuurlijk dat ik even op adem wil komen. Een paar van de nissen waardoor ik kijk zijn ruim gevuld met veren en restanten van vogels… Uit de laatste, de hoogste, zie ik nog net een vogel wegvliegen.

Voordat ik mij meld op de bovenste verdieping wacht ik even. Kwestie van ademhaling weer onder controle krijgen. Het is net als het moment voor het schot. Adem in, adem uit, adem in, adem gedeeltelijk uit, hou vast… en open de deur.

De ruimte is niet overdreven groot en staat vol met apparatuur, maar biedt toch voldoende ruimte voor ons gezelschap, dat langzaam aangroeit als de kinderen en kleinkinderen zich melden. Bij een glaasje en wat hapjes genieten we van het uitzicht. De verlichting van het dorp onder ons, van de boten in de haven, de lichtjes van Harlingen en zelfs -in de verte- die van Den Helder. En natuurlijk van de lichtstraal die de toren voortdurend rondstraalt.

De brandweerploeg keert weer naar de kazerne terug. ‘Binnenbrandje’ weet de vuurtorenwachter, want die types houden vanuit hier niet alleen het scheepvaartverkeer in de gaten. 

Dan meen ik iets in die straal te zien. Even later zie ik het weer; een vogel? De vuurtorenwachter zegt dat er soms een slechtvalk met de lichtstraal meevliegt en dan probeert een vogel te pakken die door die straal is aangetrokken. En in een van de nissen, afhankelijk van de wind, wordt de geslagen vogel daarna opgepeuzeld. Een slechtvalk die in het donker jaagt? Ik kan het mij nauwelijks voorstellen, maar elke jager weet het: onderschat nooit de slimheid en het aanpassingsvermogen van wild.

We tellen af naar middernacht. Tranen, verdriet. 
Wat kan je er meer over zeggen?

Beneden ons zien we overal vuurwerk. Het is een aparte belevenis, we zien de raketten en vuurpijlen van boven in plaats van -zoals normaal- van onder. 

Een half uurtje later vertrekken we naar huis, de meesten -in etappes- met de lift. Ik kies weer voor trap, niet alleen omdat afdalen makkelijk is dan stijgen, maar vooral omdat ik hoop de vogel nog een keer te zien.

Ja, in dezelfde nis als zojuist zit hij of zij, want de grootte en dus het geslacht kan ik zo niet inschatten. Maar die felle zwarte kop, witte borst, gestreepte broek en gele poten: het is vast en zeker een slechtvalk.

Dan duikt de vogel weer de duisternis in. Voor ons geen oliebollenjacht dit keer maar vanaf de Brandaris zagen we -oliebol in de hand- een slechtvalkenjacht. In de nacht, wat een pracht!

©TheoM
één moment...