Schauflerbock

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Lang verhaal kort.
Op 30 april vertrok ik al naar Duitsland en ik heb een paar fantastische dagen gehad en twee bokken, waaronder een bijzondere, geschoten.
Lange versie.
Morgen gaan de bokken en smalreeën open.
Zodra ik in het veld ben ga ik even kijken in een hoek waar sinds een week steeds 4 stuks damwild worden gesignaleerd. In die hoek hebben we ook een nieuwe kansel geplaatst. We hebben daar namelijk een “Zwangwechsel” van zwartwild gekregen. Ik zet mijn auto aan de weg en ga even kijken.
De kansel staat er prima. Kirrung, Buchenholzteer en camera. Ik zag al mooie foto’s, toegestuurd door de Jachtopzichter. Ik loop weer terug naar de auto. 
Er stopt een streekbus. Alleen de chauffeur zit er in. Hij vraagt of ik het damwild zoek. Zou hij gedachten kunnen lezen? “Ze staan een stukje terug,” zegt hij, “wacht, ik loop even met je mee.” Zo relaxed gaat het hier dus.
Ongeveer 250 meter terug zie ik ze ook. Ze zijn gaan liggen. Stom: geen kijker gepakt. Ik denk dat het 4 vrouwelijke stuks zijn. De buschauffeur zegt dat hij zelf voor de aardigheid ook wat damwild rond het huis heeft lopen. Zijn vermoeden is dat dit 4 ontsnapte dieren zijn. Hij vraagt wat wij met de dieren van plan zijn. Dat moeten we nog overleggen. Hoe dan ook, hij wenst ons Waidmannsheil.

Ik stop bij de Jachtopzichter om de mais af te leveren dat ik uit NL heb meegenomen. Voordelige portie: “van de vrachtwagen gevallen”. Ik vertel hem dat de dammen in de hoek bij de nieuwe kansel lopen. Hij gaat direct even met vrouw en kinderen kijken.

Die avond ga ik op de nieuwe kansel zitten. Tot donker, het is nieuwe maan. Doorblijven zitten heeft geen zin. De Duitsers F. en B. blijven wel zitten. Traditie. Maan of geen maan, op 30 april zitten ze de hele nacht door. Om de volgende dag, 1 mei, al vroeg in de ochtend te gaan BBQ-en, dat doen ze al jaren. Het is maar goed dat we slaapkansels hebben, denk ik. Omstreeks 22 uur ga ik van mijn kansel af. Er is niets meer te zien. De volgende dag zie ik op de klok op de Kirrung dat er om kwart voor elf varkens waren…

Op weg terug naar het hotel zie ik hem lopen: een klein miezerig spitsertje waar ik deze dagen mijn zinnen op gezet heb. Twee weken geleden had ik hem al gezien en hij zit nog steeds in dezelfde hoek. Hij loopt langs de weg, vlakbij het Kapelletje. Morgen ben je voor mij, denk ik.

De wekker heb ik op 5 uur gezet, maar ik ben voor die tijd al wakker. Kopje thee, krentenbolletje en ik ga op weg, richting Kapel. Ik zet de auto een paar honderd meter er vandaan op een bospad en sluip richting Kapel. Het schemert nog, maar ik zie hem al lopen. Nog geen 100 meter van mij vandaan. Van een schot kan geen sprake zijn: achter hem ligt het dorp. Ik maak een omtrekkende beweging, waarbij ik hem een kwartiertje uit het oog heb. Maar, gelukkig staat hij er nog als ik vlakbij onze garages ben, al is hij wel wat verder getrokken op de wei. Vanaf die plek zou ik hem kunnen schieten, maar ik moet nog wel iets opschuiven er zit een glooiïng tussen ons.
Dat opschuiven doe ik, op handen en voeten, zonder geluid te maken. Het laatste stuk plat op de grond, crawl ik vooruit.
Brah, Brah. Ik schrik me rot. Brah. Op nog geen 20 meter van mij gaat luid scheldend een geit op. Vlakbij de garages had die gelegen en ik had haar niet gezien. Bok? Weg! Pech.

Ik besluit naar de Majestät te gaan. Een mooie kansel in de hoek van een bos geplaatst, met uitzicht op koolzaad en er langs aan twee zijden een grasstrook. Net na de bronst is daar een mooie bok geschoten, die op de tropheeënshow bijna een medaille had. Ik ben benieuwd welke bok zijn plek heeft ingenomen. Ik zie die ochtend echter niets. Wel hoor ik reeën schelden, maar ik heb geen idee waarom. Het is wat verder weg, maar het zal de boel vast verontrust hebben.

Om 9 uur ga ik naar de ontbijt-BBQ. F. en B. zijn er al. F. heeft de hele nacht geslapen en niets gezien, zegt hij met een lach. B. zat, samen met zijn zoon, in het bos en heeft alleen vroeg in de ochtend een vos gezien. 
Even later komt de Jachtopzichter. Hij was er vannacht niet bij, hij had een feestje: het is hem aan te zien, helemaal fris oogt hij niet. Lekker slap en serieus kletsen, wereldproblemen worden opgelost en de afbraak van sex-appeal besproken. 



De schoonvader van F. komt kijken, de jachthut is van hem. 
Ik beloof hem deze dagen zeker nog wat lever en niertjes te brengen, hoewel ik de huid natuurlijk niet moet verkopen voordat ik de beer geschoten heb. “Gibt es jetzt auch schon Bären im Revier?”, vraagt B.

Het ontbijt is hier kennelijk een ruim begrip. Om 13 uur zitten we er nog. Wat buren zijn langsgekomen en de vrouwen en kinderen. Ik besluit langs de Kirrungen te gaan. B. en zoon gaan mee. De nieuwe is aangenomen zien we. Jammer, maar als ik was blijven zitten, wat zou ik dan hebben kunnen zien?
Ook de Waldbrand, B.bergkanzel en het Dreiländereck zijn aangenomen. B. laat mij zien wat voor schade de reeën aan het koolzaad aanbrengen. En hoe de droogte van de afgelopen weken het graan aantast: mest en bestrijding lossen onvoldoende op. B. is naast succesvol ondernemer in dakwerk ook een succesvol akkerbouwer. Freizeit Landwirt, noemt hij zich. Inmiddels heeft hij meer dan 40 ha.. Hij doet (bijna) alles zelf. 
Terug naar de BBQ, die nog steeds voortduurt. Ik besluit echter naar het hotel te gaan. Even dutje en daarna douchen en eten.

Omstreeks 19 uur kijk ik of ik het spitsertje bij het Kapelletje zie. Niets. Daarom besluit ik vlak daarbij op de “41” te gaan zitten. Daar zat enige tijd geleden een Hollandse Jungjäger, kennelijk van de Mecklenburg-Vorpommernschool want er staat nog een (leeg) klein flesje Mümmelmann, dat spul drinken wij niet. De Jachtopzichter zit op de Johannis en F. op de Waldbrand.

Het is doodstil weer. Het onweer nadert. Ik ben bang dat ik niet kan blijven zitten. Er vallen een paar druppels, maar het onweer trekt gelukkig net langs mij heen.
Boven het bos tegenover mij zie ik een valk rondjesdraaien, hoogvliegend opzoek naar een prooi. Duiven hebben hem in de gaten en wijken uit. Een buizerd staat bijna stil in de lucht, duikt in de tarwe en even later vliegt hij op met een muis in zijn poot.

Bij de buren hoor ik een schot. Ik zie voorlopig nog geen wild, nog anderhalf uur te gaan…

Veldleeuweriken vliegen steeds op. Zijn het mannetjes die aan vrouwtjes laten zien dat zij er zijn of zijn het mannetjes die andere mannetjes laten zien dat ze beter niet in de buurt kunnen komen?

Weer een schot bij de buren, vlakbij het Drielandenpunt. Nog 45 minuten te gaan.

Opeens zie ik uit mijn ooghoek een geit. Nog geen 15 meter bij mij vandaan. Ze was uit het bos achter mij gekomen en de weg overgestoken. Ik zit doodstil. Prachtig, zo dichtbij. Ze begint al te verharen. Ik denk een smalree, maar krijg geen gelegenheid haar beter te bekijken. Kennelijk krijgt ze toch wat verwaaiing en plots springt ze af, weer de weg over, terug het bos in.

Even later zie ik langs de weg iets bewegen. Ik denk dat het een haas is. Pak de kijker. Het blijkt echter topje van het gewei van een bok te zijn, een zes-ender. Hij staat in de greppel, waardoor ik alleen zijn gewei zie. Even zie ik iets meer van hem, maar hij trekt zich terug en door de glooiing in het veld zie ik hem niet meer. Nog 20 minuten te gaan.

Dan zie ik, op ruim 200 meter, een geit. Op een weide, tegen een koolzaadveld aan. Het koolzaad is al hoger dan de geit, tegen de gele kleur kan ik haar goed aanspreken als hoogdrachtig. Even later zie ik nog een ree. Dat loopt richting de geit, die de benen neemt. Het andere ree, dat ik nu als bok, alweer een 6-er, kan aanspreken, achter haar aan. Voorbronst zal het nog niet zijn, misschien overdreven territoriumdrift?

Het is donker, ik breek op en rij naar het hotel. Onderweg steekt een vos over en zie ik 7 reeën. F. laat weten dat hij een dassenjong heeft geschoten. Vreemd, geen oude das in de buurt.

De volgende ochtend zit ik al vroeg op de Turm.
Deze kansel is eigenlijk niets voor mij, te hoog. De naam zegt het al en in de kansel hangt een plaatje van de Eiffeltoren, om de hoogtevrees er bij mij nog maar eens in te wrijven. Toch zit ik er, omdat de Jachtopzichter had gezegd dat daar een bijzondere jaarling liep.

Het schemert nog als ik mij installeer. Ik zie wat bewegen. Pak de kijker: een haas en even verder nog een. Ik volg ze door mijn kijker en opeens zie ik ook een ree. Als het wat lichter wordt zie ik niet één, maar twee reeën. Een bok en een geit. Allebei niet groot, twee jaarlingen? Ze staan op ruim 200 meter. De bok krabt en veegt af en toe. Na een tijdje verdwijnt de geit richting bos en even later volgt de bok haar.

Na een kwartiertje zie ik de (is het dezelfde?) bok weer op de weide komen. Geleidelijk komt hij mijn richting uitlopen. Ik kan hem niet goed aanspreken. Hij lijkt mij niet oud en zijn gewei, nog erg wit van kleur, is ook niet goed te zien. Hij laveit wat en begint dan weer te krabben en af en toe wat te vegen. Op eens krijgt hij een soort kolder in zijn kop. Begint als een jong kalf te rennen en te springen, ze heten niet voor niets Capreolus, en verdwijnt rechts naast bij in het bos.

Dan, 10 minuten later komt hij weer op de weide. Ca. 75 meter van mij vandaan. Jaarlingbok, dat is duidelijk, maar het gewei? Ik kan het niet goed plaatsen. Ik sms de jachtopzichter. “Habe es gesagt, es ist etwas besonderes”, antwoordt hij,  “Abschuss wert!”

Dat is gemakkelijke gezegd dan gedaan. Het bokje loopt recht van mij af in de richting van de eerder verdwenen geit. Rustig, van tijd tot tijd iets etend en rondkijkend. Maar, al die tijd zit ik tegen zijn spiegel aan te kijken. Nog een 75 meter en ik ben hem weer kwijt…
Ik ben er natuurlijk ook al die tijd klaar voor. Plank als steun opgesteld zodat ik daar mijn arm op kan leggen. Rode punt aan, kijker scherp…
Hij draait wat bij en nog wat later staat hij dwars. Schot. Hij ligt ter plekke.

Ik drink op mijn gemak een kop thee. Krijg nog aanblik op een donkere geit, die wordt gevolgd door een mooie volwassen bok. Ze komen uit het bos links van mij en rennen ook in de richting van de verwenen geit. Ik ga de kansel af, pff.. wat hoog, en loop naar het bokje.

Nooit eerder zag ik zo’n gewei. Ik sms naar de Jachtopzichter: schauflerbock erlegt!  
 




Ik ontweid hem en rij naar het hotel om te ontbijten. Daarna breng ik de bok weg naar de slager, waar we het wild in een gekoelde container achter kunnen later. De volgende keer nemen we hem dan keurig geportioneerd mee naar huis. Ik breng mijn jachtmaten van mijn schauflerbok op de hoogte. Ook zij hebben nog nooit zo’n gewei gezien.

De dag breng ik door met wat klusjes in het veld en ik start met het ontruimen van 1 van de 2 garages. De eigenaar wil hem zelf weer gaan gebruiken en eigenlijk hebben we aan 1 garage ook genoeg. Aan het eind van de middag arriveren de medecombinanten J. en A.. Zij hebben ook nog een kijkgast bij zich. We eten wat en zitten omstreeks 19 uur al weer klaar, benieuwd wat de avond zal brengen. J. zit op de Majestät met zijn gast en A. zit in het M.Tal, waar een oude, teruggezette bok loopt waar we al 2 jaar op loeren. Zelf zit ik op de B.bergkanzel, van waar ik J. kan zien zitten.
Ik hoop op vroege varkens, want het is erg donker. Het motregent van tijd tot tijd en het waait erg hard, Sauwetter.

Om zo min mogelijk te verstoren ben ik via het spuitspoor over een akker met tarwe naar de hoogzit gelopen. Dat had ik 2 weken geleden ook gedaan. Maar ongekend hoe het graan in die 14 dagen was gegroeid. Mijn laarzen zijn niet hoog genoeg om te zorgen dat mijn broek nat wordt, het water druipt ook langzaam mijn laarzen in. Hier had ik niet op gerekend.

De kirrung is links voor mij, rechts van mij de tarwe en circa 250 meter achter mij een veld met koolzaad. J. zit nog zo’n 200 meter verder. Na een uur zie ik tussen ons in een smalree en ik sms J. met de vraag of hij hem ook ziet. Nee, ze zit net in een glooiing van het land. Maar zelf heeft hij 4 geiten bij zich, in en af en toe net buiten de koolzaad. A. ziet die avond helemaal niets.
Tegen donker zie ik tussen J. en mij nog 2 geiten, ze lopen voor hem net achter en voor mij –te ver- net voor de koolzaad. 

Ik krijg het steeds kouder, mijn broek is inmiddels opgedroogd, maar daardoor ben ik verkleumd en in mijn laarzen blijft het toch nat. Stom, ik had ze moeten uit trekken. Ik ben eigenlijk blij dat het donker is en ik van de kansel af kan. Hotel, glaasje en naar bed. Sokken, maar dan wel droge, houd aan, ik heb het nog steeds koud.

De wekker heb ik wel gezet, maar eigenlijk niet nodig. Ik ben weer vroeg wakker en rij naar de Falken.
Een kansel met een voerakker, kirrung en grenzend aan een weide. Alles omgeven door bos, mooie plek dus, maar wel gelegen naast de (enige) doorgaande weg in ons veld. Vandaar dat we daar geregeld zitten en regelmatig met succes. Als ik in het schemerdonker aankom zie ik een ree weglopen. Maar in de anderhalf uur daarna gebeurt er helemaal niets. Het weer is heel anders dan gisteren, het wordt een mooie dag.

Dan zie ik rechts voor mij op ruim 175 meter een ree uit de bossage komen. Bok. Hij laveit en komt geleidelijk mijn kant uit. Ik spreek hem aan als een volwassen spitser. Die nemen we graag uit het bestand. Als hij dichterbij is gekomen en zijn blad toont valt het schot. De bok springt hoog op en rent in een boog weg. Ik volg hem door de kijker en zie waar hij de dekking in gaat. Ik drink een kop thee en neem de valkplek in mij op. Ga van de kansel en loop naar de plek waar ik de bok geraakt moet hebben. Ik zie zweet en even verder een zweetspoor. De bok zal er vast liggen, maar ik bel de Jachtopzichter. Hij heeft een jonge BGS die hij graag ervaring laat opdoen, zeker als er een garantie op succes is. 

Balou neemt het spoor snel op en loopt prima het zweetspoor af. Duikt de dekking in op de plek waar in de bok ook ongeveer had zien verdwijnen. 5 meter verder ligt hij, tussen bremstruiken en hij wordt door Balou aangenomen.



De Jachtopzichter gaat mee ontbijten in het hotel, waar even later J., A. en hun gast zich bij ons voegen. A. is niet in haar hum, ze heeft faliekant gemist op een bok, zo mis, dat nazoek absoluut –zegt ze- niet nodig is. J. heeft alleen drachtige geiten bij zich gehad, maar is tevreden met deze prachtige ochtend.

Ik neem afscheid van mijn vrienden en rij naar de slager. Daar hang ik de bok in de koeling en breng de geweien naar de preparateur. Haal in de slagerij nog een ree op, dat een gast enige tijd geleden geschoten heeft. Een paar uur later geef het vlees bij hem af en krijg van deze hobbybrouwer een paar flessen bier mee. Heel toepasselijk, ook bockbier! Als ik in wil stappen zie ik een bekende lopen met zijn oude en jonge hond. Handje schudden, maar ik wil geen koffie antwoord ik hem op zijn vraag, ik wil naar mijn liefde. Vind je vrouw dat goed, vraagt hij, of is dat een en dezelfde?

Als ik de provinciale weg afdraai, de dijk op, zie ik 4 lepelaars laag over vliegen. Bijna thuis, einde van 4 prachtige, onvergetelijke dagen.
©TheoM
één moment...