Over de grens
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
In waar je wiegje staat, je familie en omgeving waarin je opgroeit, heb je geen stem in. Dat zijn gedwongen relaties. Daar moet je eigenlijk gewoon wat geluk bij hebben. Van de ene kant een al generaties jagende familie,
en van de andere kant niet-jagenden, maar wel denkers met een open geest. Krijg je een mixje van iemand die graag buiten is, maar alles niet zo vanzelfsprekend vindt. Waarom zo’n aanhef? Gewoon om aan te tonen, dat ik het geluk heb gehad op te groeien in een jagende familie, met een brede kijk op alles wat daarbuiten groeit, bloeit, vliegt, loopt en ga zo maar door.
Het opgroeien in een jagende familie, en dat het jachtvirus mij al op zeer jonge leeftijd te pakken had, heeft in mijn ogen het grote voordeel dat je al opgroeiende heel veel kleine dingen leert. Natuurlijk de “do’s en don’ts“ in de jagerij, maar met name ook het enorme netwerk van jagers, drijvers, boeren, hondenmensen en natuurliefhebbers, waar je eigenlijk zonder het te beseffen in beland bent, is van onschatbare waarde. Waar ik ook enorm van heb mogen genieten, waren de jachtverhalen, van heel dichtbij, tot ver achter de horizon. Ik had in mijn jonge dagen nooit gedacht dat ik nog eens zou jagen buiten het zicht van onze markante kerktoren, en daar wou ik het eens over hebben. Jagen buiten de grenzen van je eigen veld.
Het is al heel wat jaren terug, we rijden na een lange reis en veel autobaan de dam van een Zuid-Duitse herberg op, gelukkig in één keer goed gereden. Naast mij zit mijn vrouw en op de achterbank twee pubers en een prepuber. We zijn dan iets over de helft van onze vakantiebestemming ergens in midden Oostenrijk. Een echt adres had ik niet, maar een vriend van mijn vader, die daar al vele jaren kwam, had gebeld, en dus geregeld dat wij in het dal van de Muhr een dikke week vakantie konden vieren. En als het meezat, zou er waarschijnlijk ook een mogelijkheid zijn, om met een plaatselijke jager de bergen in te gaan. Op dat laatste had ik thuis natuurlijk niet te veel de nadruk gelegd, maar het leek mij geweldig.
De volgende middag verlaten wij de drukke A10 bij Sankt Michael en rijden we het prachtige Muhrthal in. Links en rechts indrukwekkende bergmassieven met op sommige toppen de eeuwige sneeuw. We rijden stroomopwaarts de kronkelige weg naar boven, om ons bij de laatste boerderij in het dorpje Jedl te melden. Opa zit daar op een prachtig plekje in de augustuszon. U kent het type wel, beetje baardig, hoedje bijna net zo oud als de man zelf en natuurlijk een rokend pijpje. Vriendelijk was die denk ik ook, want hij heeft ons bijna een kwartier in volstrekt onbegrijpelijk dialect iets willen vertellen, waar het woord “brieke” erg veel in voorkwam. Gelukkig was er ook nog een oma. We moesten een stukje terug de brug “brieke” over, en aan de andere kant was ons domicilie voor de komende tijd.
Het was een prachtig gelegen boerderij, die voor een deel nog functioneerde zoals bedoeld, maar daar kon je toen van tien koeien en een paar kippen ook niet meer van rondkomen. De boerin deed de koeien en de gasten. Híj had een baan als automonteur. Jager was hij ook, dat had ik direct wel gezien aan de trofeeën en de opgezette vogels. Nee bij hem was er geen mogelijkheid meer, bokken en gems quotum vol, had nog wel een hert vrij, maar die was aan zijn vader toebedeeld. Wel wist hij dat z’n twee neven er over een dag of twee oplos zouden trekken. Hij zou eens informeren. ‘s Avonds kwam er een groene pick-up het erf op, een stevige Oostenrijker stapt uit, en na wat biertjes en wat jagerslatijn over en weer zouden ze wel eens zien hoe der Holländer het in “die Berge” zou doen.
Nu werd het ernst, gelukkig heb ik een flexibele echtgenote, want ik zou zeker één nacht en misschien twee weg blijven. Wel zou dat mij minstens een middag verplicht winkelen kosten, realiseerde ik mij, maar goed alles heeft zijn prijs. Ik zou twee dagen later vroeg opgehaald worden. Onze gastvrouw, die het goed met mij voorhad, had mij uitdrukkelijk gezegd om zeker een stel kleren extra mee te nemen in de rugzak. Naast twee droge worsten en een verrekijker was daar dan ook plaats genoeg voor. Ik had natuurlijk zelf geen wapen mee, maar dat is doorgaans ook geen attribuut, dat je op een familievakantie voorhanden hebt.
De pick-up wordt naast een morsig uitgespoeld bergweggetje gestald. De broers overleggen even, maar dan staat het besluit vast, verder berg op gaat niet. Door het slechte weer van de afgelopen weken is de weg niet meer begaanbaar. Dus rugzakken op en omhoog. Na een tocht van een kleine twee uur, over wat bij goed weer ook een zeer slecht begaanbare weg voor een 4 x 4 zou zijn, komen we aan in wat mij een paradijsje lijkt. Een almhut op een licht glooiende open grasvlakte met een prachtig uitzicht rondom. Deze kleine boerderij was van de familie, maar nu niet meer in gebruik. Er werd alleen nog maar twee keer per jaar gehooid. Ik had al de stille hoop dat wij ons hier zouden installeren, want die twee uur berg op waren best pittig. Maar die hoop was van korte duur. Er werden wat zaken uit de rugzak gehaald, en er moest gejauzt worden, eigenlijk een beetje zwaar lunchen, en de boel wat verdunnen met bier en eigengemaakte brand.
Na een aangename rustpauze werd het tijd voor het echte werk, de rugzakken werden aangevuld met voorraad uit het boerderijtje, de bergstokken kwamen uit de schuur, de magazijnen werden gevuld, en daar ging het naar boven toe. Nu mag ik mij een elfstedenveteraan noemen, maar die tocht vanaf de almhut tot het jachthutje net boven de boomgrens vergeet ik zo niet weer. Een kleine vier uur heeft die tocht zeker geduurd, en op het laatst was elke ons bagage een kilo geworden. Wel goed om te zien, dat ook bij de broers het blanke zweet op de rug stond, toen we bij de prachtig gelegen hut aankwamen. Direct alle kleren uit was het devies, daar sta je dan met drie man in de blote kont. Nu kwam het advies van de boerin goed van pas. Alle kleren opgehangen aan de daarvoor bestemde lijnen in de hut en de kachel aan. Na even gerust te hebben, werd de tactiek voor de avond besproken. Ik zou met een van de broers mee voor gems, en de andere wou het op roodwild proberen. Nu hadden we al best veel gemzen gezien bij onze “Aufstieg” , maar dat waren enkele stukken, en gek genoeg allemaal chocolade bruin. Ook bleven ze soms tot een honderd meter liggen. Het waren allemaal jonge tot middeloude bokken, die op dat moment niet bejaagbaar waren. Dat bruine werd mij verteld was het zomerkleed. We liepen vanaf de hut in ganzenpas een paar honderd meter en kwamen bij een ideale plek om het dal onder ons en de hang voor ons eens goed met de kijker te bewerken. Ik dus met mijn kijker en de broer met zijn telescoop, het duurde niet lang of hij had op meer dan vijfhonderd meter een roedel kaalwild vast gesteld. Tier, kalb, schmaltier, tier, kalb. Kijk op zulke afstanden heb je wat aan zo’n éénoog. We zaten daar zo al een half uurtje te genieten, toen ik plots wat beweging onder mij zag. Even een stoot , en ‘sst… daar komt reewild’. Een geit gevolgd door een bok. Hij bekijkt het snel en maant bejaagbaar. ”Wollst du schiessen”, zeg ik, want dat het een mooie zesender is, heb ik al wel gezien en dat kan wel eens in de papieren lopen.
Hij maakt zich klaar, en als de bok mooi dwars staat, rolt het schot door de bergen. De bok valt om, en glijd een 100 meter naar beneden. De geit zekert en springt af in tegenovergestelde richting. Het bergen valt nog niet mee, maar lukt. We slepen de bok naar een vlak plekje en daar wordt hij vakkundig ontweid. Aangekomen bij de hut wordt de bok aan de buitenkant opgehangen, De temperatuur zal daar nu zo rond de vijf graden zijn. De andere broer had een Roodwild kalf, deze had hij ontweid opgehangen, en op de terugtocht zouden we die oppikken. Wel had hij de lever meegenomen, en deze was hij al met wat ui, peper en zout aan het bereiden. Daar zit je dan, aan een ruwhouten tafel, allemaal een stuk brood, een blikje halve liter, en met een vork in de pan te prikken. Het kan een stuk minder. Onder het genot van een pikzwart walnotenlikeurtje moet ik over de jacht in Nederland vertellen, vooral de polderjacht op hazen en de vele ganzen heeft hun interesse.
Gelukkig hoefde ik niet zelf de wekker te stellen voor het slapen gaan, met de vriendelijke woorden, “morg’n schiesst du dein gamzs” gaat bij mij het lichtje uit.
De volgende morgen word ik wakker geschud, het is nog schemerdonker. Kom je tot de ontdekking, dat het morgenritueel in een berghut toch iets anders is dan wat ik gewend ben. Er is dus geen elektra en kraan. Pinkel’n beim baum, en de plaats “um etwas an die eerde zu schenken” is een boomstam waar je even kunt plaats nemen. En niemand heeft het erover dat je haar even niet goed zit.
We gaan op pad, eerst iets naar beneden, en dan na een klim van meer dan een uur komen we aan bij een hoogzit, die denk ik een paar honderd meter onder de Grat (bergkam) staat. Op de top is sneeuw te zien. Het is daar koud, maar door het stijgen krijg je het best warm, daarom is de extra warme kleding mee in de rugzak geen overbodige luxe om een aanzit te doen. Het uitzicht is overweldigend. Ook de frisse koude, de prachtige zomerse natuur, de ijle lucht, met een opkomende zon! Dat moet je gewoon zelf ervaren. Ik denk dat elke beschrijving hieraan te kort zou doen.
Gemzen zijn er ook, maar allemaal éénlingen, “wir brauchen ein Schar”, bromt de broer, en dan stoot hij mij aan, daar komen ze “die Hirsche”. Op wat blijkbaar een wissel is op nog geen zestig meter voor ons komt de ene na de andere geweidrager in ganzenpas langs. Ik krijg daar even les in leeftijd schatten, ook heb ik “der president” even in het draden kruis van de richt kijker gehad, minstens € 7000 was het droge commentaar. Nee het ging niet om roodwild, maar een jaarling gems, die hadden ze vrij en was aan mij gegund. Na het passeren van de herten bleef het rustig
Net nadat ik er vrede mee had dat het avontuur zou aflopen zonder zelf tot schot te komen, is er beweging boven op de top. Een Schar (roedel) van minstens vijftien gemzen trekt over de top. De broer mompelt iets van “da komt’n das Spuck” en maant mij om klaar te zijn. Het duurt nog best een hele poos, maar dan zijn ze tot een honderdvijftig meter genaderd. Ik tuur door de richtkijker en volg de gemzen. “Der vierte vor’n, aber er muss frei steh’n”. Ik laat hem of haar niet meer uit de kijker ontsnappen. Deze gems heeft kleine handshoge horens, met hun karakteristieke krul naar achteren. Zowel de manlijke als de vrouwelijke gemzen hebben hoorns wist ik, want ik had mij wel een beetje voorbereid.
De gems maakt zich wat los uit het roedel en gaat een paar meter naar boven en als die zich na een poosje dwars draait, rolt er weer een schot door de bergen. Ben alles even kwijt door de kijker, maar zie dan dat er één achter blijft bij het terugslaande roedel, en hoor ook een paar keer een doordringend gefluit, de waarschuwingsroep. Na een korte vluchtweg zakt de gems in elkaar en glijdt naar beneden, samen met de weg ebbende echo’s van het schot.
Ik voel in de toch ruige haardos met de zwarte aalstreep, en bekijk de markante kop met zijn gebogen krukken. Het schot zat goed, misschien iets te hoog blad, maar ik voel mij gelukkig. De breuk wordt overhandigd en met een welgemeend waidmannsdank aanvaard. Het ontweiden en bergen gaat voorspoedig met zijn tweeën.
Het zal rond het middaguur zijn, als we weer bij de hut zijn. De jongste broer is ook al terug en heeft de hut weer op orde, hout bijgevuld en de bok zit al in zijn rugzak. Zijn spullen gaan in die van mij, en als we na een korte afdaling bij zijn kalf komen krijg ik ook de tweede karabijn op de rug. De broers slepen het wild en ik heb genoeg aan mij zelf. Normaal is dat niet te doen, maar het gaat alleen maar bergaf, vaak is het meer tegenhouden dan slepen. Als we in de buurt van de almhut komen, gaat één van de broers daar een trekkertje halen. Dan gaat het bergen een stuk makkelijker. Daar is ook een soort kabelbaan, ik denk iets van een afgekeurde skilift. Er hangt een bak aan en daar gaan de drie stukken wild in. De zwaartekracht doet de rest.
Terug bij de pick-up rijden we naar het eindpunt van “das Zeil” en daar moeten de laatste tweehonderd meter van de bak binnen worden gehaald. Het wild gaat in de pick-up, en na een kort ritje word ik weer verenigd met vrouw en kinderen.
© Jan Ruch
Dit verhaal verscheen eerder op het Jachtforum.