Opening eendenjacht

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Voor de kleinwildjagers is 15 augustus een sacrale datum, de opening van de eendenjacht. Althans dat is het voor de jongeren, want wat nu 15 augustus is, was ooit 24 juli. De ratio van de wijziging ontgaat me; als er nu voor 15 augustus veel schade is kan je een ontheffing krijgen en toen het nog 24 juli was, schoot je, als lid van de club van weidelijke jagers, alleen eenden die vliegvlug waren. Maar ja, in dit land wordt ook onder liberaal bewind het liefst alles met regeltjes dichtgetimmerd.
Ik ga er dus maar vanuit dat er over de nieuwe datum goed is nagedacht; over de oude was dat in ieder geval niet. Ik herinner mij dat er eindeloze deliberaties waren over de openingsdatum. Een hoge ambtenaar, de ontstane patstelling beu, hakte uiteindelijk de knoop door: het zou 24 juli worden. Kennelijk had hij veel autoriteit, want iedereen legde zich bij zijn besluit neer. Later werd hem gevraagd naar de overwegingen achter zijn keuze voor die datum. Dat was er slechts één, zei hij: het was de verjaardag van zijn dochter. Zo simpel kan het zijn.

Enfin, 15 augustus dus, rijd ik met B. naar ons veld. B. is 83 jaar en, om met heer Bommel te spreken, veel weet waait bij hem weg; maar mee in het veld gaan, dat doet hij nog graag en deze keer hebben we ook Noor, zijn ruim 13 jaar oude hond, meegenomen. 

R. belt, hij is al in het veld en vraagt waar wij zijn, want er lopen enkele honderden ganzen op een van onze akkers. Omdat hij ervan uitgaat dat die na het eerste schot zullen vertrekken, stelt hij voor om te wachten tot wij er zijn en dan zijn strijdplan uit te voeren.

Hij heeft zich, ongezien door de ganzen, kunnen opstellen bij de Vliet. Wij moeten bij de boerderij de mais inlopen en ons ongezien door de ganzen op de hoek van de mais en de graanstoppel opstellen. Hij zal dan over de stoppel naar ons toelopen en verwacht dat de ganzen over de hoek waar wij staan zullen opvliegen.

Nou, B. en ik zijn nog niet op onze plek in de mais en ze gaan op, in één grote wolk. Overal ganzen, behalve bij ons, in ons hoekje in de mais. Het is niet voor niets dat R. bij ons wereldberoemd is om zijn goede ideeën… 

Het is prachtig weer, dus B. en ik maken het ons comfortabel in de dekking van de mais. Prachtig weer, koelbox met fris, kaas en worst. Maar er vliegt helemaal niets, tot dat er een eenzame gans aan komt vliegen. We signaleren hem al van verre, want soms is het bijna niet te bevatten hoeveel geluid één enkele gans kan maken. Met een grote boog vliegt hij bij ons langs en we kunnen hem slechts nakijken. 

Dan maakt de gans een u-bocht en komt recht op ons af. “Daar komt hij, Theo,” zegt B. “goed opletten nu, want ik heb je wel eens zo’n mooie kans zien missen”. Rare ziekte toch, die dementie, de ene herinnering kan zo maar in het niets oplossen; de andere schijnt een onuitwisbare indruk gemaakt te hebben. Als de gans als een steen uit de lucht valt, knikt B. goedkeurend naar me, gelukkig maar.

Noor hobbelt naar de gans en komt hem in een paar etappes apporteren. Telkens neemt ze even te tijd om wat bij te komen.

“We gaan even oplopen op de eenden,” zeg ik, “want daar zijn we voor gekomen. Maar zal ik eerst even een fotootje van jullie maken? We kunnen niet uitsluiten dat later dit de laatste gans van Noor blijkt te zijn”.



Het oplopen is zonder resultaat, tenminste als het om de eenden gaat, want we zien wel van alles: kiekendief, ijsvogeltje, de oeverzwaluwen, koekoek, tortels. Maar geen wilde eend en daar kwamen we voor.

Als we in de auto zitten vraagt B. of hij de foto nog eens mag zien. Aandachtig zit hij het kiekje te bekijken. Dan vraagt hij of ik ervoor kan zorgen dat hij deze foto ook kan krijgen, “zodat ik het niet kan vergeten, Theo”. Ik knik, brok in mijn keel.

We rijden nog even naar ons andere veld, maar zien ook daar geen eenden. En om daar ook nog een keer op te lopen naar de vliet daar achterin, lijkt mij voor Noor te veel worden. Als we in de auto stappen om te vertrekken, zegt B. “kijk daar, een eendje in die sloot, ze zwemt langzaam weg”. Ik zie haar ook, kleine 100 meter van ons vandaan. “Stap even uit en kijk of je eraan kunt komen”, word ik aangespoord.

Ongezien benader ik de plek waar ik de eend inmiddels vermoed; dan gaat ze op de wieken. Droge knal, gevolgd door een plons. ‘Twee kansen, twee schoten, twee stuks, 100%’, schiet door mij heen. Altijd die prestatiedrift, hè.

B. is inmiddels uitgestapt en met Noor komt hij mijn kant uit. Hij laat Noor los, die de sloot induikt. Daar staat ze dan, eend in de vang, omhoogkijkend. Want het is een steile kant, te steil voor haar. Als ik mijn geweer in de graskant leg en Noor wil helpen, zegt B. gedecideerd: “nee, het is mijn hond” en hij gaat door de knieën en laat zich een stukje omlaag zakken.

Zijn hand achter het hoofd van Noor, die zich schrap zet en zo met de nodige moeite op de kant klimt. Gelukkig kon ik nog snel het gebeuren vastleggen. Nog een herinnering.


Still uit video

We zijn nu een jaar verder. Noor is een paar maanden geleden ingeslapen.

©TheoM
één moment...