Ollie, de geweienhond

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ollie heet-ie.
Een zwarte Labrador, reu en inmiddels een jaar oud.
P. had weleens een visje uitgegooid: of ik die hond niet zou kunnen africhten.
Hij suggereerde ooit om eens een hond een jaartje of zo bij ons te stallen. 
Na de africhting zou hij dan weer liefdevol door hem worden opgenomen.
Dat siert hem wel. Zelfkennis!
Net als zijn vader is hij een uitstekende jager, maar absoluut geen hondenmens.
P. had eerder al eens een spaniël, die het prima deed op de jacht en een zeer gezeglijke hond was. Maar dat was hij pas geworden nadat hij enkele maanden voor heropvoeding naar een collega jachtopzichter was gestuurd. 
Enigszins overmoedig dacht hij na verloop van tijd, dat hij het nu wel snapte en nam een tweede hond. Een Jachtterriër! Het resultaat laat zich raden: meer dan een “cigar-machine” werd het niet. 
Hij scheet zelfs op tafel!
Ollie dus.
Toen wij in Schotland arriveerden zagen we hem voor het eerst in levenden lijve.
Een mooie grote reu. Beetje een kruising tussen het “oude” en “nieuwe” type. Wel slank en atletisch, maar ook groot en gespierd, met een mooie grote reuenkop.



En, onopgevoed, ongemanierd -althans in (voor)jagersogen- en ook nog hyper, een stuiterbal vol energie. Hij wist precies wat hij wilde en ging doen, terwijl jij niet wist of hij ging doen wat jij graag van hem wilde. Nu zijn er natuurlijk heel veel van die honden en als hun eigenaar daar gelukkig mee is…

Maar Ollie moet iets leren.
Geweien moet hij leren zoeken. S., de zoon van P., 10 jaar oud heeft een bijverdienste. 
Hij zoekt in het voorjaar hertengeweien. Hij is dus geconditioneerd: gewei = £.



En hij heeft eens gezien hoe ik onze hond in korte tijd leerde om geweien te vinden en te apporteren.
Zo’n hond moest Ollie worden. “Can you make me Ollie an antlerfinder, Theo”? 

“OK”, zeg ik hem, “let’s learn Ollie to seek antlers”.
“Thats not enough, Theo”, antwoordt hij, “ what I need is an antlerfinder”.
“Clever dinky”, reageer ik. “That’s not proper English, Theo”, aldus S. 

Nou, het opvoeden van Ollie blijkt niet eenvoudig. Hij gaat vooral zijn eigen gang.
Aan de riem wil hij eigenlijk niet en eenmaal aan de riem wil hij uitmaken waar we heen gaan. Zitten is niet zijn hobby en liggen doet hij alleen als hij gaat slapen. Hij maakt uit of hij jouw aandacht heeft, kortom meneer gaat zijn eigen gang.

Labradors, de meesten althans, zijn gek op eten. Dat gecombineerd met hun will to please zou de sleutel moeten zijn tot de gewenste gedragsverandering en het doel: geweien vinden.

Afgesproken werd om Ollie om te beginnen slechts halve porties eten te geven. Toen ik merkte dat daar niet de hand aan werd gehouden, werd dat al snel veranderd. De hond kreeg toen alleen van mij nog eten, niet in zijn bak, maar als hij er iets goeds voor gedaan had, uit mijn hand.

De eerste trainingsdag ging nog wat onwennig, maar de dag er na al een stuk beter. Het moest allemaal snel - voor vertrek naar NL moest hij “klaar zijn”-, dus ik gebruikte de klikker/brokmethode om hem te conditioneren.
Elke dag werken, buiten de drukte, om hem geconcentreerd te houden. Niet een keer per dag, maar wel tien keer, maar telkens maximaal zo’n 10 minuten.

Ollie aan de lange lijn. Hij gaat zijn gang en loopt tegen de begrenzing op: touw staat strak.
“Verrek”, zie je hem denken. Hij staat een tijdje stil. Wat nu? Trekt een paar keer aan het touw, gaapt een keer, om vervolgens eens achterom te kijken, naar mij. Dat is het moment: klik. Ik loop naar hem toe en geef hem een brok. Dat herhaalt zich een paar keer. Elke keer dat we oogcontact hebben = klik/brok.

Omdat hij zijn eten niet meer in de bak krijgt, maar moet “verdienen”, hebben we al snel een innige relatie. Voortdurend is hij in mijn omgeving. Het is een Schotse hond, hij zal dus wel denken: “Good fellow Theo, he is my brokmachine”. Prima.

Tijd voor de volgende stap. Kijken is niet meer (altijd) genoeg voor een klik, vragend kijkt hij mij aan.
“Sit”, zeg ik. Dat commando kent hij wel. En hij doet het ook wel, hoor, dat zitten. Maar meestal alleen als het hem uitkomt. Hij kijkt mij aan, maar er komt geen klik, laat staan een brok. Geeuwen, uitrekken, proberen tegen mij op te springen, ik geef geen sjoege. Na een tijdje zeg ik het nog eens.
Langzaam, heel langzaam gaat Ollie zitten. Klik/brok.

We lopen wat rond, aan de lange lijn. Trekken doet hij bijna niet meer, want dan sta ik stil, paar passen naar mij toe is dan klik/brok. Als Ollie dicht bij mij is: “Sit”. Al veel sneller dan eerst gaat hij zitten, waarop ik mij dan weer kwijt van mijn taak als brokmachine.

De dag erna gaat het op commando zitten van Ollie als de brandweer. Een halve portie brokken en daar ook nog eens voor moeten werken, maakt dat Ollie een snelle leerling is. 

 “Down”, hij kent dat woord wel, maar heeft er niet veel zin in om het ook te doen. Ik ga op één knie zitten en houd het andere been gebogen. In mijn hand heb ik een brokje, Ollie aan de korte lijn.
“Down”, zeg ik hem en hou de brok voor hem en probeer hem te verleiden het te pakken, maar daarvoor moet hij onder mijn gebogen been doorkruipen. Het heeft nogal wat voeten in de aarde, lees geduld, maar uit eindelijk schuift hij half onder mijn been, waardoor hij min of meer ligt. Klik/brok. Hij mag even vrij. Als hij in de buurt is en mij aankijkt klik/brok, “Sit”, klik/brok.
Hij moet geconditioneerd worden dat de klik komt als hij iets doet wat ik graag wil en dat zijn beloning een brok is. Nou, dat gaat bij hem erg makkelijk, combinatie van een beetje honger en zijn will to please. “Down”, het kost nogal wat moeite, voor een hond die zijn eigen gang heeft mogen gaan is het ook nogal een onderwerping, maar hij bereikt het stadium van de beloning.

De volgende dag gaat komen, zitten en afgaan al heel behoorlijk. Het programma wordt ook via klik/brok uitgebreid met volgen en op de plaats blijven. Ollie leert  bovenmatig snel, vind ik, maar ik ben dan ook teckels gewend…

S. volgt met interesse mijn trainingen, al mag hij er -zeker in het begin- niet altijd bij zijn om de hond niet teveel af te leiden. “Don’t you forget the antlers, Theo?’, vraagt hij.

De basis zit er al bijna in, apporteren is de volgende stap. 
Dat lijkt niet moeilijk, Ollie speelt graag met de bal. Hoewel dat tot op heden gaat op de manier zoals hij wil. Dat moet dus omgebogen worden in het komen brengen van de bal op ons commando. Omdat hij dat heel snel oppikt, gooi ik nog die middag het eerste gewei op het gazon, dat apporteert hij iets minder dan hij de bal tot dan toe geapporteerd heeft. Hij vrat namelijk van tijd tot tijd een gewei op. En ja, hij heeft een beetje honger, dus… Maar met enige aanmoediging, beetje weglopen en uiteindelijk niet een klik/ een brok, maar een handje brokken, geeft hij het gewei af. Goed is goed, dus genoeg voor vandaag. Nog een rondje volgen, zit, af en blijf met telkens wat meer brokken dan de afgelopen dagen, maken Ollie gelukkig.

De volgende ochtend weer het gewei op het gazon, dat hij snel komt brengen, “Good, dog!”.
Later op de dag gooi ik, twee geweien in hoog gras en loop daarna met hem naar dat talud en geef het commando: “Find and get them”, hij loopt naar beneden een loopt daar wat rond. Kijkt naar mij, zoekt hulp, maar dat negeer ik. Hij loopt verder wat rond en stuit, min of meer per ongeluk op een van de geweien. Klik. Verrek zie je hem denken. Hij pakt het gewei op en komt wat omhoog, maar hij laat het gewei vallen. Als hij bij mij is kijkt hij verwachtingsvol naar zijn brokkenmachine, maar die geeft geen thuis. Ollie denkt, wat zullen we nu hebben?

Enthousiast zegt ik weer: “Find and get them”. En hij gaat weer in de richting van het gewei, klik, hij pakt het vast en komt bij mij, weer klik, maar nu ook brokken. Meneer heeft honger en duwt zijn snuit tegen mij aan. Ik ga weer bij het talud staan en stuur hem er weer op uit. Na enige tijd “vindt” hij het gewei en het ritueel herhaalt zich.

De dagen erna gaat het steeds beter. De klik wordt afgebouwd en vervangen door “Good Boy” en elke keer een brok door af en toe een brok. Ik ga door met de dressuuronderdelen, Ollie is qua aanhankelijkheid nu echt “mijn” hond geworden en steeds sneller vindt hij de geweien en hij komt ze brengen. Het kort apport van een gewei heb ik vervangen door “blind zoeken”  en dat doet hij ook. Maar er blijft een maar, hij zoekt niet echt, er zit geen passie in, kortom het is het niet echt. 
Ik lijk niet verder met Ollie te komen. Dit is wat het is, in de korte tijd die we samen hebben.

A., de moeder van S., die verder met Ollie zal blijven trainen tot het seizoen voor de geweien aanbreekt, vraagt mij of ik nu een paar keer met haar samen wil trainen zodat zij goed snapt wat te doen en weet welke commando’s ik gebruik. Het hele rondje van de C-proef (minus waterwerk) werken we af. Dan het vinden en apporteren van de geweien. Zij zet Ollie neer op het gazon, terwijl ik zichtbaar voor hem 3 geweien van het talud in het hoge gras/dekking gooi. Ollie ziet mijn gooien, maar niet waar ze liggen. “Find and get them”. Hij spurt de helling af, zoekt en zoekt en vindt en vindt, hij heeft er plezier in en ook de derde die hij een tijdje later moet vinden is geen enkel probleem. Zo had ik hem de laatste dagen niet gezien. Kennelijk was ik te snel gegaan met het “blind zoeken” en was dit pasje terug precies wat hij nodig had.

De dagen er na hebben A. en ik nog een paar keer samen getraind. Bij Ollie was het kwartje gevallen, hij zoekt nu niet alleen, hij blijft ook zoeken, totdat hij het gewei heeft.

Missie volbracht, Ollie is nu een “antlerfinder”, die ze ook nog bij je bracht.

Zal het beklijven?, dat is de vraag, maar toen ik een paar dagen thuis in NL was, belde A., enthousiast, ze had elke dag een keer met Ollie geoefend en hij had er, net zo als zij, echt plezier in om te werken. En ze stuurt een foto als bewijs.




©TheoM
één moment...