Nous sommes en guerre – we zijn in oorlog

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik zit het portie Corona-nieuws dat ik zojuist te verwerken kreeg nog te verwerken. Eerst was daar de eerste minister van ons Koninkrijk, Mark Rutte, op TV, daarna de President de la République, Emmanuel Macron. De boodschap is bij beiden in essentie hetzelfde: het virus komt, onontkoombaar. Maar de toon en de acties zijn verschillend. Rutte, op zijn Hollands, “laten we samen, proberen, om ten minste…” Hij doet “een dringende oproep” en “laten we elkaar aanspreken”, “ik reken op U”.
Bij Macron gaat dat anders: “Nous sommes en guerre”, we zijn in oorlog, tegen een onzichtbare vijand. Daarom gaat het land op slot, niemand mag zonder ontheffing op straat, 100.000 politiemensen gaan daarop toezien. De grenzen gaan dicht. Kortom, voor Macron gaat voor maatregelen die voor Rutte (nu nog) te ver gaan.
De deskundigheid om een oordeel te hebben welke aanpak het beste is ontbeer ik, de tijd zal het leren. Nu past slechts medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers van het virus en de zieken die hopelijk zullen herstellen en met de iedereen die zich grote zorgen maakt.

Grenzen dicht, vervoersverbod…, daar zitten we dan in Frankrijk. Wat we de komende dagen kunnen, moeten of willen is nog onduidelijk. Wat kunnen we zelf beslissen en uitvoeren en wat is voor ons niet te beïnvloeden?

Wat ik de afgelopen dagen wel geprobeerd heb te beïnvloeden, zijn de plekken waar de wilde zwijnen lopen. De jacht op de varkens is verlengd geopend, ook hier is er sprake van een explosie van het bestand. Drukjachten zijn praktisch onmogelijk, want de zogende zeugen moeten worden geschoond. Maar aanzitjacht is hier, aan de voet van de Pyreneeën, een jachtvorm die nauwelijks wordt toegepast. 

De jagers in de buurt lokken met mais en andere granen, hoorde ik. Aardig van ze om mij dat te vertellen, maar dat had ik al gezien, toen ik met de honden mijn rondjes maakte. Ik had ook gezien dat ze dat graan niet of nauwelijks aannamen, want de volgende dag lag het er in de regel nog. Dat moet dus anders, bedacht ik mij. 

Ik heb een paar dozen met ingevroren eendagskuikens kunnen scoren bij de Gammvert. Eiwit, daarmee wil ik de varkens lokken. Toen moest ik nog op zoek naar chocolade, dat is mijn geheim tip. Nu ik op een leeftijd gekomen ben dat ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid meer verleden dan toekomst heb, wordt het tijd dat ik die doorgeef, zoals ik die ook doorgegeven kreeg van een oude weidman. Ik ging op zoek naar een zaak waar ik hoopte chocolade in het groot te kunnen inkopen. Nou, dat soort zaken vond ik al snel, maar ik vermoed dat ze hun chocolade ’s nachts in een kluis moeten bewaren, want het is schandalig wat een prijzen ze daarvoor durven te vragen. En dat, terwijl ik meen dat er van chocolade hamsteren hier nog geen sprake is. Ik maakte noodgedwongen maar een goedkope mix; choconootjes om te strooien en -de nog veel goedkopere- chocopasta om op markante plaatsen aan te brengen.

Overal in de bossen om de boerderij zie ik zwaar belopen wissels, zodat het kiezen waar ik zou kunnen aanzitten op een plek waar de varkens hoogstwaarschijnlijk langs zullen komen niet eenvoudig is. Daar moet dus aan gewerkt worden, proberen ze te concentreren. Maar dan is er ook nog het gebrek aan maanlicht de komende dagen. Ik zal ze dus moeten lokken naar een plek waar ik geen schaduw van bomen zal hebben, maar zie ze maar eens uit de dekking te krijgen.

Ik kies twee plekken uit waarvan ik denk, beter gezegd hoop, dat ik daar het meeste succes kan hebben. Op de wissels daar direct in de buurt strooi ik wat choconootjes, als ze over die wissels lopen zullen ze vast en zeker worden opgemerkt. Op elke wissel ook wat nootjes onder en tussen wat stenen, als die nootjes worden opgenomen is dat eenvoudig te zien, als de stenen opzij gegooid zijn. 
Onder de stenen op de wissels ook wat kuikens en op wat stammetjes een flinke lik chocopasta.

Altijd spannend, als je de volgende ochtend gaat kijken welk resultaat je inspanningen hebben opgeleverd. Nou, dat was de eerste ochtend teleurstellend: niets. Ik prepareer elders nog een derde wissel, mogelijk dat de varkens meer in die hoek van het veld zitten.

De tweede nacht, zijn er varkens geweest bij twee van de drie plekken. Ik vermoed dat het varkens zijn, maar omdat het altijd mogelijk is dat er ook dassen of vossen langs zijn gekomen en dat het niet de varkens zijn die aan de dis zijn geweest haal ik drie grote terrastegels, die leg ik boven op de stenen, kuikens en nootjes. Als die tegels van de stenen afgegooid worden, zullen het wel varkens geweest zijn. Opnieuw weer wat choconootjes op de wissel, maar nu ook richting het veld, ik moet ze immers op het veld en uit de dekking zien te krijgen. En op het veld ook wat stenen en kuikens.

De derde nacht zijn er weer twee plekken aangenomen, één voor de tweede nacht achter elkaar. De tegels zijn ver weg gesmeten, varkens dus, dat staat vast. Het lokritueel herhaalt zich, maar de terrastegels verplaats ik naar het veld. De wind blijft de komende dagen oost, zodat ik ook al de aanzitplekken kan prepareren; ik heb wat takken gezaagd van steeneiken, die dragen ook in de winter blad, en die zet ik in de gaten die ik met een stootijzer in de klei heb gemaakt. Zo ontstaat er een mooie scherm waarachter ik mij kan weghouden.

De door President Macron afgekondigde maatregelen zetten het dagelijks leven in Frankrijk bijna op slot. Iedereen moet thuis blijven, tenzij het gaat om het doen van boodschappen, reizen naar het werk of voor medische zorg. Bars en restaurants moeten hun deuren sluiten. Ook in België ontstaan problemen met het reizen. Wat is voor ons verstandig, naar huis gaan om daar af te wachten hoe Corona op de volksgezondheid en de economie uitpakt, of dat hier in Frankrijk te doen? We zijn er nog niet uit. Een betere isolatie plek dan hier op de boerderij is er niet, maar hoe lang gaat deze crises duren? En als we ziek zouden worden, kunnen we dan niet beter in Nederland zijn?

De President komt langs, niet die van de République, maar die van de ACCA, de lokale jagersvereniging. Ik breng ons dilemma ter sprake blijven of naar huis? Zijn antwoord is simpel, hij zou in deze situatie hoe dan ook thuis willen zijn in plaats van in een buitenland. Maar ja, zeg ik, als jager, de varkens komen net op de lokplekken, stel dan maar eens prioriteiten.

Met de Vrouw bespreek ik, als echtgenoot, de vraag wat te doen. De uitkomst is dat we over twee dagen naar huis gaan, ik kan dan nog één nacht op de varkens en daarna nog één nacht goed slapen alvorens we op reis naar huis gaan. Door omstandigheden zal ik alleen moeten rijden, bijna 1250 kilometer, of hotels dan nog open zijn is de vraag, de reis moet dus in één ruk gemaakt worden. Restaurants zijn zeker dicht, maar daar kunnen we ons op voorbereiden.

Ik bel de President en vertel hem wat we gaan doen en vraag hem of hij misschien ook tijd en zin heeft om voor ons vertrek een keer te gaan aan te zitten? Nou, die tijd maakt en zin heeft hij. 
En hij vraagt of hij ook nog een vriend mee mag brengen, dat is natuurlijk prima. We spreken af eerst een paar uur aan te zitten en het daarna, na een paar uurtjes slaap, nog een keer te proberen.

Ik prepareer de plekken weer. Inmiddels zijn twee plekken meermalen aangenomen, éen plek nog steeds niet. Die valt voor van vanavond dus af. Op de andere twee plekken zet ik twee terrasstoelen met kussentjes achter de takken, dat maakt de zit daar wat comfortabeler.

Aan het eind van de middag zie ik het witte autootje weer aankomen rijden. De vriend ken ik, we zagen elkaar al eerder in de jachthut na een drijfjacht, maar wat blijkt, hij heeft ook zijn buks meegenomen. Ik had eigenlijk verwacht dat zij samen op een van de plekken zouden gaan zitten en ik op de andere. Tja, wat nu? Om nu zomaar de twee goede plekken aan die mannen te geven en zelf op de derde, nog niet belopen plek, te gaan zitten, gaat mij eigenlijk ver. Ik stel ze voor om te loten wie op welke plek kan gaan zitten.

Ik troost mij maar met de wetenschap dat ik gelukkig ben in de liefde, want met loten… 
Ik trek het lootje van de nog niet belopen plek. Ik gooi snel nog een terrasstoel, terrastegel, kuikens, choconoten, chocopasta en wat mais in mijn auto. Dan vertrekken we, in twee auto’s, het veld in. Ik zet de mannen snel af op hun plek en spoed mij naar mijn plek. Kwistig strooi ik de noten van de wissel naar het veld, smeer hier en daar een flinke lik pasta aan een boom en ik laat onderweg naar het veld af en toe een kuiken vallen. Op het veld leg ik een paar stenen neer, daaronder kuikens, de tegel er boven op. Ik leg nog wat extra stenen op de tegel en ik druppel er tenslotte nog wat anijsolie op. Om de stapel stenen strooi ik nog wat noten en de mais. Ik verwacht dat het mij allemaal niet veel zal gaan brengen, maar ik wil er alles aan gedaan hebben nu ik weet dat dit mij enige echte aanzit zal gaan worden. Hoewel, overdaad kan schaden, is niet geschoten altijd mis; de tegeltjeswijsheden tollen in mijn hoofd. En eindelijk zit ik dan, op de naar verwachting minste plek, daar ben ik lekker mee na al mijn inspanningen.

Het is donker, de maan is nog niet op, maar omdat het helder is kan ik met enige moeite toch de voerplek zien. Het goed aanspreken zal niet meevallen, maar je weet maar nooit. Ik jaag geregeld op de Veluwe, waar -naar verluidt- het een van de donkerste plekken van Nederland is, dat wil zeggen, met de minste lichtvervuiling. Mooie sterren hemels zag ik daar, maar het is onvergelijkbaar met wat ik hier kan zien. Hier snap je waar de naam Melkweg vandaan komt, ik zie een grote nevel boven mij, inderdaad net als een wolk melk. Er vliegen nauwelijks vliegtuigen over, terwijl het hier hoog boven mij normaliter een aanvliegroute van en naar Barcelona is. Spanje is ernstig getroffen door de crises en het dagelijkse leven is daar geheel tot stilstand gekomen, de grenzen zijn er dicht.

Ik heb mij zo goed mogelijk ingepakt om de koude te trotseren, mijn thermokleding heb ik niet mee genomen naar Frankrijk, laag over laag maakt mij een Michelinmannetje en bovendien zit ik als een mummie in een slaapzak. Wild zie ik niet en na verloop van tijd ik dommel wat weg tot ik stemmen hoor. Ik vermoed van de twee Fransen -zitvlees hebben ze duidelijk niet-, hun geluid draagt ’s nachts erg ver en als ik ze zo luid en duidelijk hoor, terwijl ze honderden meters bij mij vandaan zijn, hoe moet dat dan voor het wild zijn? Tja, de vraag stellen is hem beantwoorden.

Ik hoor het starten van een auto en het wegrijden over het pad. Die weg ligt vol stenen en regelmatig knalt zo’n steen tegen de wielkasten, het lijken wel schoten, dus ik denk niet dat ik de eerst komende tijd veel aanloop zal hebben en overweeg ook maar een paar uur te gaan slapen, want de maan komt pas over een paar uur op en dat vereenvoudigt dan het aanspreken. Dan hoor ik in de dekking iets lopen, maar ik zie niets. De UWO trekt verder, kennelijk niet erg verontrust door het kabaal van mijn Franse vrienden. Ik besluit om nog niet naar bed te gaan en maar een tijdje te blijven zitten; ik dommel geleidelijk weer wat weg.

Hoe lang ik van de wereld ben geweest weet ik niet, maar ik schrik wakker als ik geratel van stenen hoor. Voorzichtig kijk ik door de eikentakken naar de voerplek. Mijn hartslag was al omhoog gegaan door het wakker schrikken, maar schakelt nog een standje hoger als ik het varken op de voerplek zie. Het is een groot varken en het is alleen, maar wat is het? Het schieten van een zeug alleen is onweidelijk, zij kan immers haar biggen in een ketel hebben afgelegd. Maar het kan natuurlijk ook een keiler zijn maar aanspreken is in deze schemering niet eenvoudig.

Ik tuur door mijn kijker en registreer: varken, groot, lange staart, tepels of penseel niet zichtbaar. Maar ik neig naar keiler, want het varken heeft een typische keilerbult, maar ik ben nog steeds niet zeker van mijn zaak. Totdat ik zijn tanden kan zien, heel even blinken zijn geweren. Keiler, nu ben ik er zeker van.

Ik richt de buks, de rode punt zoekt de keiler, mijn rechterarm op de leuning van de terrasstoel; als het moment van schieten daar is, kan ik dat ondersteund doen. Ik wacht tot de keiler wat draait, als hij tussen de stenen op zoek is naar het lokvoer, maar nog steeds geeft hij zijn blad niet vrij. Ik begin een beetje te rillen, niet alleen van de spanning, maar ook van de kou, die zich inmiddels in mijn botten genesteld heeft. Ik span mijn spieren een paar keer aan, ik hoop dat het helpt tegen het rillen. Dan staat het varken dwars, de rode punt op zijn blad; ik haal een keer diep adem, adem uit, nog eens diep adem en als ik halverwege de uitademing ben stop ik, nu, nu moet het gebeuren.

Het schot klinkt en het varken staat een moment stil en dan zakt het langzaam door zijn lopers. Ik herlaad onmiddellijk en blijf gefixeerd op het varken. Het beweegt niet meer, maar ik blijf op mijn hoede. Na enige minuten kom ik voorzichtig uit mijn hutje en loop naar het varken. Ik benader het schuin van achter, de buks schietklaar, eenmaal bij het varken geef ik hem een zetje met mijn voet: geen beweging, het varken is dood. Eindelijk kan ik ontspannen, maar het rillen is onmiddellijk terug, nu voel ik pas goed hoe koud ik ben geworden. Ik schat de keiler op 70-80 kg. ontweid gewicht, dus van vervoeren kan in mijn eentje geen sprake zijn. Ik leg de huls op het varken, dat zou aansnijden van het stuk moeten voorkomen, en loop naar mijn auto. Eerst maar een paar uur slapen.

De wekker gaat om 07.00 uur, ik pook de houtkachel op en zet thee. Na het eerste glas begin ik het ontbijt klaar te maken. De bel klinkt als het witte jachtautootje door het verklikkeroog bij de poort rijdt. Ik loop naar buiten en verwelkom de verkleumde Fransen, ze hebben weer een paar uur aangezeten maar niets geschoten. Wel is op één plek het voer aangenomen, maar ja, toen dat gebeurde zat er niemand. Ze vragen of ik er vanmorgen niet uit ben gegaan, waarop ik antwoord dat ik dat vanwege de kou niet meer kon opbrengen. “Censé” [verstandig], wordt er gemompeld.

Als de mannen zijn opgewarmd en het ontbijt op, vraag ik of ze met me mee willen komen. We stappen in mijn auto en rijden naar mijn plek van vannacht. “Incroyable”, [ongelooflijk]  hoor ik als ze het varken zien, “c’est encore ce braconnier neerlandais”. [het is weer die Hollandse stroper]
Ik kan wel zeggen dat er eerlijk om de plekken is geloot, maar dat maakt weinig indruk op hen. 



De keiler, die maakt wel indruk. Terwijl de mannen het varken ontweiden, ga ik op pad om de trekker op te halen, want vervoer in mijn auto is geen optie. Als ik terug ben wordt het varken achter op de trekker gelegd en ik rij direct door naar de jachthut, niet over de weg, maar door het bos, dat lijkt ons verstandiger. Daar zullen de mannen vandaag het varken verder verzorgen, ik ga ons vertrek naar Nederland voorbereiden.

De volgende dag rijden we, voorzien van een ontheffing om op de weg te zijn, over ongelooflijk lege tolwegen. Tot we boven Parijs een schier eindeloze rij stilstaande vrachtwagens passeren en uiteindelijk in een fuik bij de tol rijden, controle op de ontheffingen. Dat geeft geen probleem en we vervolgen onze reis. We hoorden dat België zijn grenzen zou hebben gesloten, maar daar merken we niets van. Sneller dan ooit hebben we de reis afgelegd, geen files, geen oponthoud, doodstil op de Parijse Périphérique.  Als we voorbij Gent zijn kunnen we de Nederlandse radio ontvangen en we horen dat ondanks het contactverbod de bouwmarkten, tuincentra en de stranden en boulevards overvol zijn geweest. Raar volk, rare tijden.

©TheoM
één moment...