Natuurmens

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Na afloop van de jachtdag zitten we nog even in een dorpskroeg, vier geweren, twee voorjagers en een drijver rond de stamtafel, de honden er onder.
Dan gaat de deur open en de kroeg wordt direct door hem gevuld. We kennen hem niet, maar hij straalt het uit: een natuurmens. Hij loopt naar de toog, bestelt een biertje en komt met het glas naar onze tafel gelopen. “Ik heet W.” zegt hij, “mag ik erbij komen zitten”? Hij wacht het antwoord niet af en vervolgt, “hebben jullie een mooie dag gehad?’

Geanimeerd wordt de dag doorgenomen, niet met de zeven, maar vanaf nu met acht deelnemers. Er komt nog een rondje door en een schaal met bittergarnituur, kortom een gemoedelijke en gezellige afsluiting van een mooie dag.

Op de vraag of hij zelf ook jaagt, schudt W. gedecideerd het hoofd, nee jagen was niets voor hem. “Niet dat ik nooit geschoten heb, hoor. Mijn vader had zoals elke boer toen, een buks en ook een geweer. Oud en krakkemikkig spul hoor, maar hij kon ze er wel mee raken. Het gebeurde wel, dat we tijdens het werk een fazant zagen lopen. Dan was mijn vader even weg, hoorden we een schot en even later was mijn vader weer aan het werk. Nooit direct ophalen hè, iets dat je geschoten hebt. En hazen, man, gewoon vanaf de trekker. Andere tijd hè, je stroopte om te eten, welke boer deed dat nou niet”?

“Met de buks schoot ik wel op spreeuwen, mussen en ratten. En later heb ik eens stiekem het geweer van mijn vader meegepakt en ben op een fazant af geslopen. Ik kroop achter de mestvaalt en toen hij dichterbij kwam schoot ik. Nou, hij lag hoor, maar ik dacht: is dit het nou? Daarna nooit meer gedaan, ik heb er gewoon niets mee. Drijven, dat deed ik wel van tijd tot tijd, dat vond ik wel leuk, vooral die gezelligheid. Nee, ik zit qua hobby nu helemaal in de bloemen- en plantenwereld. Ik ben vrijwilliger bij verschillende floraprojecten”.

Er komt nog een rondje door en W. wordt gevraagd of hij nu veganist is geworden. “Ben je gek, ik ben niet van het padje af, hoor, we eten heel vaak wild. Je hebt geen idee hoe vaak er dieren aangereden worden. Niemand neemt ze mee, maar ik wel. Even kijken of ze nog bruikbaar zijn, of in ieder geval delen ervan en dan, hup in de plastic zak. Ja, die heb ik altijd bij mij”.

De opmerking dat zoiets toch om voedsel hygiënische redenen wordt afgeraden, doet W. met een schouderophalen af. “Voor een slager en de poelier zal dat vast, maar als je je verstand gebruikt, kan het best. Dat zouden trouwens meer mensen moeten doen, hun verstand gebruiken. Laatst hoorde ik één van die dierenactivisten die door de rechter tot een belachelijke straf werden veroordeeld. De varkens in die stal hadden allemaal kunnen sterven en de eigenaren hebben nog de schrik in hun lijf. De rechter achtte inbraak bewezen, boete € 300. Die gaan ze natuurlijk nooit geïnd krijgen, dat kan een rechter ook wel bedenken. De dierenactivist was er ook niet van onder de indruk, ook niet van de voorwaardelijke straf die eraan vast zit, hij zou het zo weer doen, zei hij op de radio. Maar het belachelijkst was, dat hij het had over ‘niet menselijke personen’ toen hij over dieren sprak. Daar moet je nog eens op kauwen, zo’n uitspraak. Niet menselijke personen, nou, volgens mij zit er dan meer dan een steekje bij je los”.

W. is een man, waar je met genoegen een tijd mee in gesprek kan zijn, zo bleek, dus we bestelden nog maar eens een rondje.

“Weet je wat ik het lekkerste wild vind?” vroeg hij, om zonder het antwoord af te wachten verder te gaan met: “ree en dan vooral de reerug. Weet je, eerder liet ik ze altijd liggen, ik wist niet wat ik er mee aan moest. Maar ik stond eens bij een aangereden ree, toen er een busje stopte. De man die uitstapte vroeg wat ik er mee ging doen. Toen ik zei dat niet te weten stelde hij mij voor dat hij mij zou laten zien hoe je een ree slacht en dan de buit te verdelen. Zogezegd, zo gedaan. Nou, als je weet hoe je een haas slacht, dan is het niet moeilijk, zo werd mij duidelijk. Dus als ik nu een ree zie…”. 

“Hoe doen jullie dat, als je valwild ziet?”, vraagt hij en op ons antwoord dat wij zoiets niet doen en ook niet mogen, knipoogt hij slechts. “Politiek correct geantwoord”, zegt hij, “maar jullie zijn toch niet gek, of gebruiken jullie je verstand ook niet?”

Als wij hem zeggen dat er jaarlijks zo’n 10.000 reeën worden aangereden, is zijn vraag: “en die zouden allemaal in de destructie moeten, ook als er verder niet veel mee aan de hand is?”

Het is tijd om op te breken en we vragen W. of hij misschien nog interesse in één van onze hazen heeft. Dat vindt hij erg aardig, maar hij bedankt, want vanmorgen had hij er al één gevonden, of in de woorden van W.: “een vliegende kraai doet altijd wat op…”.

©TheoM
één moment...