Mijn poldertjes

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik ben in en om Bilthoven opgegroeid. Daar had je het Heidepark en het is er volgens mij nog steeds. Schuin aansluitend had je een stuk onland, wat ik nu mijn eerste poldertje zou noemen.
Het was een stukje terrein van misschien 5 tot 7 ha. Je zag er geen mens. Er omheen lagen verscheidene chique huizen, waar misschien wel echte jagers woonden, maar daar hadden wij geen contact mee. Daar ”joegen” wij. Eerst met een zelfgemaakte pijl en boog en wat later met een windbuks. Onze trofeeën ga ik niet benoemen, ik zou mij nu rot schamen. Het enige, wat ik daarover kwijt wil, zijn een paar ratten en enkele houtduiven en ooit een keer een fazanthaan. Zoals altijd het geval is en eeuwig het geval zal blijven, haalde de tijd ons in. Mijn ouders verhuisden naar het oosten ik moest voor even mee. Niet zo lang, want toen de studie afgerond was, stond de Koninklijke Landmacht al te trappelen. Ze moesten mij hebben. Meer dan twee jaar heb ik gediend en hoe vaak ik op herhaling geweest ben zeg ik maar niet. Na die te lange periode kon ik in de Achterhoek geen werk vinden. Nou dan ga je toch in het westen zoeken. Zo makkelijk was dat! Ja hoor, bingo, ik vond een baan in Spijkenisse. Ik zeg het maar eerlijk, wat een klote omgeving. Wat een gore bedrijven, Shell, Pakhoed, Esso, VEGE en nog veel meer. En niet te vergeten Europoort. Alle natuur was er weggevaagd, die leverde geen geld op. De zalmvisserij onderaan de Spijkenisse brug was letterlijk opgedroogd. Geen visje meer. En als de wind verkeerd stond, stonk het er naar de olie, niet normaal! Natuur, waar ik zo graag naar toe vluchtte als ik vrij was, was in geen velden of wegen te bekennen. Maar een baan was er wel en een nog heel redelijke ook. Ik ben maar gewoon begonnen en heb er uiteindelijk 38 jaar gewerkt. Al snel ontdekte ik, dat het strand als het ware om de hoek lag en daar ging ik met enkele collega’s in de herfst en winter vanaf het strand ‘s nachts kabeljauw vissen. Wat een sport was dat! Inmiddels is deze visserij zo goed als verdwenen. Tussen die vissers zaten ook een jager en een drijver. U voelt het al, de sleutel paste op het slot. En voordat ik het zelf in de gaten had, was ik in mijn vrije tijd gulvisser en drijver. Daarnaast volgde ik bij het PBNA de opleiding voor het jachtbrevet, de voorloper van de jachtopleiding. In 1971 slaagde ik en kreeg de Korhoen uitgereikt. Deze Korhoen was een bronzen speld, die je op je jachthoed mocht plaatsen. En ik kon direct bij Kool in Rotterdam een dubbelloops kopen. Een Antonio Zoli.

Iets later ben ik naar een dorpje ten zuiden van Spijkenisse verhuisd. Met andere natuur dan ik gewend was, maar wel natuur, vol op. Ik was weer terug, ik was weer buiten. De klap op de vuurpijl kwam toe ik hoorde, dat er een boer in de polder woonde, die veel last had van fazanten. Kun je je dat nu nog voorstellen?  Maar het was echt zo. Hij had bijna 60 ha jacht gepacht en jaagde dus zelf, hoewel hij niet veel van jagen wist. Maar hij had de pest aan al dat wild, het veroorzaakte te veel schade. Ik mocht dus wel mee op de zaterdagen.
De eerste keren dat ik mee ging schoten wij met twee of drie geweren zo maar tussen de 5 en 10 hanen. Van de hennen bleven wij toen al grotendeels af. Wij zagen de bui al hangen. Meestal kwamen er nog een paar eenden, watersnippen en een enkele duif bij. Rondom de moestuinen van de boerderij zaten veel konijnen. Die moesten ook weg. 
De fazanten kwamen allemaal uit de slikken van het Haringvliet en waren daar uitgezet door de jagers die het betalen konden. Toen mocht dat nog. De hazen werden gespaard voor de december jachten. Met de hanen werd het in de volgende jaren wat minder. Maar een ochtend aanzitten op gans of eend kon altijd wel. De boer bleef dan achter het glas zitten met een kop koffie. Hij was de hele week al buiten. 
Op een gegeven moment kon de boer niet meer zo makkelijk mee, hij kreeg hartproblemen. Of ik de jacht niet over wilde nemen? Ja dat wilde ik wel, en ik was slim genoeg om mijn honger niet al te erg te laten blijken. En dus kon ik de jachtpacht voor die 60 ha met gemak betalen. Het werd toen echt mijn poldertje. Ik ging immers zomers ook een week of twee naar Oostenrijk om daar te jagen en dat was veel duurder. En ieder jaar sloten wij het jaar af met een hazenjacht in mijn poldertje. Daar over heb ik in andere verhaaltjes wel eens eerder over gerapporteerd. Ik beken het nu maar dat ik ook eens een gans geschoten heb bij maanlicht na de hazenjacht. Het werd al vroeg donker. Je mocht toen ganzen schieten van ‘s morgens tot 10:00 uur. Maar hij kwam zo mooi!

Ik zorgde wel dat de boer niets te klagen had en met een paar vrienden schoten wij heel wat wild in dat poldertje. Natuurlijk paste ik er ook voor op niet te veel te schieten, want dan zouden wij in eigen voet schieten, zoals wij dat noemden.

Door het jaar heen, als ik thuis, was ging ik met de hond al fietsend naar het poldertje. Vaak zonder geweer. Het was zo dichtbij. Even het hooi of stro opsnuiven of de gerooide uien. Soms had je het een rottige vergadering te verwerken of was er een vervelende klant langs geweest. Wanneer je dan de zon onder zag gaan en je rook het verse hooi, dan deed je alweer energie op voor de volgende dag.

Ik vergeet nooit dat ik een keer een rot bericht over mijn vader ontving. Hij bleek doodziek te zijn. Het daaropvolgende half jaar ben ik heel vaak alleen in het poldertje geweest. Meestal zonder geweer. Het werd een beroerd jaar. Hij was nog jong, veel te jong. Ik had hem nog zo nodig, maar daar hield de natuur geen rekening mee.

Langzaam begon je je te realiseren, hoe belangrijk leven was. Hoe fijn het was om met vrienden in dat poldertje een paar eenden te schieten. Hoe vaak ik in mijn poldertje geweest ben weet ik niet.
Maar na ongeveer vijfendertig jaar was ik zelf de klos. De boer overleed. Mijn werkgever had heel andere ideeën dan ik en nog meer van dergelijke narigheid. Het bedrijf ging failliet. Ik ben verhuisd en een vreemd loonbedrijf ging mijn poldertje bewerken. Er werd ineens gestroopt bij het leven. Tijdens de laatste drijfjacht zagen wij nog één haas en die hebben wij laten gaan. Ik moest mijn poldertje maar opgeven. Een door stroperij leeggeroofd veld aanhouden had geen zin. Mijn poldertje met pijn in het hart achter gelaten. Wat ik toen niet vermoeden kon, gebeurde later!

Uiteindelijk ben ik geland in Hellevoetsluis. Een nieuw jachtveld gevonden met vrienden uit Spijkenisse. Schadelijk wild gaan jagen met andere vrienden voor een ‘nieuwe’ boer. Die ‘nieuwe’ boer heeft naast zijn eigen velden het poldertje, “mijn” poldertje van de WBE overgenomen, diezelfde 60 Ha! En dus jaag ik weer opnieuw in mijn poldertje, maar moet ik mij wel houden aan de voorwaarden van deze nieuwe boer. Dat doe ik graag. Op dit stukje jacht schoten wij afgelopen winter meer dan dertig hazen. Het was weer als vanouds. Ook schieten wij nog een paar eenden.  De grote eendentrekken van vroeger zijn jammer genoeg bijna verdwenen. 
De boerderij die al meer dan 150 jaar oud was, is in stijl gerestaureerd. Ik weet nog dat de oude keukenvloer zeker 30 cm scheefgezakt was. En ze alleen een regenwaterbassin achter de bijkeuken hadden. Dat was hun enige waterleiding. Er zijn nu ook twee moderne paardenstallen bij gebouwd, ondingen, zonde, veel te modern. Maar ja, het is nu een manege geworden en zodoende kon mijn nieuwe boer het land en de jacht pachten, dus wat wil je.



In die totaal meer dan 45 jaar zijn er nog wel een paar zaken veranderd. In de begin jaren liepen er om de 100 meter dwarssloten van 3 a 4 meter breed en 360 meter lang. Deze dwarssloten boden met hun ruige kanten heel veel bescherming en beschutting voor het wild. Maar in het kader van de ruilverkaveling zijn die dwarssloten allemaal gedempt. Wat in mijn ogen nooit had mogen gebeuren. Dat was natuur verwoesting. Hoeveel snippen er niet langs die sloten zaten! Hoeveel eenden er niet op geroeid hebben! Toen de overheid dan later in de tijd de snippenjacht verbood, was zij zelf de hoofdoorzaak voor de teruggang van die beestjes. De jacht had nauwelijks invloed op de stand volgens de wetenschappers.
Maar laten wij maar afsluiten met de gedachte dat het poldertje er nog heel lang zal zijn. Het ligt gelukkig ver verwijderd van de stadsuitbreidingen en ook heeft het hele eiland geprotesteerd tegen windmolens. Of dat voldoende is, zal de toekomst uitwijzen.

© Johannes Vulpus

Dit verhaal is eerder gepubliceerd op het Jachtforum.
één moment...