Let niet op de bomen, oppikken-volgen-doorhalen-afdrukken.

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Het is nog een aardig eindje het bos inrijden, een mooi gevarieerd bos, omzoomd door kleine akkers, waar deels nog oogstresten op staan. Ouderwets, zouden Nederlandse boeren zeggen, maar kennelijk is onze agrarische industriële revolutie hier nog niet voor de volle 100% geland.
Ik ben diep in Duitsland, tegen de Pools/Tsjechische grens; echt je waant je hier 30 jaar terug in de tijd. De huizen in de kleine verspreide dorpjes, de wegen, de verschijning van sommige mensen, het is allemaal vreselijk gedateerd en vooral erg rustig. Hier is na ‘Die Wende’, de val van ‘De Muur’ en het einde van de DDR, niet veel veranderd. Maar dat geldt niet voor de grote steden in het voormalige Oost-Duitsland. Die hebben een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Nou ja, voorwaarts…

‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld komt spontaan in mij op. Voor het platteland: 
“Wat leefden ze eenvoudig toen / In simp'le huizen tussen groen / Met boerenbloemen en een heg” en voor de steden: “En nou zijn ze op de goeie weg / Want ziet, hoe rijk het leven is  / Ze zien de televisiequiz / En wonen in betonnen dozen”

De ‘Ansteller’ stopt, stapt uit en wijst naar mij. Dat is sneller dan ik verwachtte, snel rommel ik mijn rugzak en foedraal uit de auto en wens S., bij wie ik in de auto zit Waidmannsheil. Zwaai naar mijn maten R. en G die in de tweede auto zitten en loop met de beste man een stukje het bos in. Hij wijst mij de drukjachtbok die wat verderop staat, “Waidmannsheil” en weg is-t-ie.

Het is een mooie plek, met wel een met een nadeel: er staan namelijk heel veel dunne boompjes. En die kunnen wellicht nog wel een probleempje opleveren bij het afgeven van een schot. “Niet op letten Lena”, uit een conference van -alweer- Wim Sonneveld in de creatie van Willem Parel, orgeldraaier. Dus gewoon oppikken-volgen-doorhalen-afdrukken. En dan maar hopen dat het schot niet gehinderd wordt door zo’n boompje.

Op mijn standplaats is het eerste wat ik doe mijn buks laden, drie patronen in het magazijn en één in de loop. Dan mijn kappen op en de omgeving in mij opnemen. 



Het eerste wat ik zie biedt hoop: verse sporen van varkens die rond eikenstronken op muizenjacht zijn geweest. Varkens zitten er vast en zeker hier in deze hoek van het bos.
Ik pak mijn rugzak verder uit, doe mijn handschoenen aan en zucht; ik ben er klaar voor.

S. loopt over een pad verderop in het bos en als hij zijn drukjachtbok heeft beklommen zwaai ik naar hem. 



Het is geen slechte gewoonte om even contact met je buurman te zoeken, veiligheid voor alles.

De drijvers en hun honden zijn kennelijk inmiddels ook actief; hetzend geblaf galmt door het bos. En kort daarna valt ook al snel het eerste schot.

Adrenaline giert door mijn lijf, ‘Jagdfieber’, want het went nooit in de zin dat zo’n drukjacht allemaal gewoon wordt. En dat is goed, want voor resultaat moet je niet maar een beetje afwachten wat er gaat gebeuren, nee, je moet Willen! Je moet er klaar voor zijn als de kans zich voordoet.

Ik zie twee reeën, ik vermoed geit met kalf, het pad oversteken, ik schat op zo’n 300 meter. S. zie ik wel die richting uit kijken, maar kennelijk komen ze niet door, want ik zie hem niet reageren.

Jagers kennen het: het lijkt alsof je in gedachten verzonken bent, je staart wat voor je uit, maar toch registreer je elke beweging. Maar dat treft hier en nu slecht, want nogal wat van die dunne stammetjes zijn Amerikaanse eik, hun resterende grote bruine bladeren wapperen voortdurend in de straffe wind. Toch probeer ik mij te focussen op de aanloop van wild.

Een zwarte schim komt voor mij uit een groen vlak met lage sparren, recht op mij af. Ik pik het varken op met mijn buks. Maar het is een en al stammetjes in mijn kijker. Wachten, nog wat wachten, maar ik moet wat doen. Want door zijn tempo is het varken, ik hou het op een keiler, straks wel heel dichtbij en krijgt hij mij wellicht in de smiezen. Ik kies voor een schot frontaal op zijn kop, bans! Door grendelen en door de kijker blijven kijken.

Mijn schot zat er goed op, maar toch gaat de keiler nog door. 
Hij buigt wat af en daardoor geeft hij zijn blad vrij. Waarna mijn tweede schot hem doet definitief stoppen. 
Hij valt, nog een paar laatste stuiptrekkingen en dan ligt hij er, doodstil.



Ik kan nu ook definitief zien dat het een keiler is. Ik zie zijn ‘Eier’, werkelijk reusachtige ballen zijn het; ‘Rauschzeit’.

Ik kijk om mij heen, even ontspannen. En ik zie dat S. zijn vuist balt, ik zwaai terug. Vroeger zou ik nu even mijn hoed gelicht hebben, maar ja, hoeden zijn sinds het gebruik van oorkappen uit de mode, ook bij mij.

Ik grijp in mijn jaszak naar twee nieuwe patronen, want vier patronen schietklaar zijn nooit weg als je aan een drukjacht deelneemt. Stel je voor dat er een rotte varkens in een treintje langskomt, droom ik.

Nou heb ik een inmiddels bijna gedateerde R93, prima geweer overigens, maar het magazijn zit in het wapen, waardoor het laden en ontladen altijd wat moeilijker gaat dan bij losse magazijnen. Ik ontgrendel en precies op dat moment zie ik ze komen.

De rotte varkens ligt op volle snelheid op koers; uit de dichte sparrendekking naar een dichte dekking verderop links achter mij. Stress! Ik rommel mijn eerste nieuwe patroon in het magazijn. En ik probeer de tweede in de loop te duwen. Lukt niet. Sh*t, daar zit er natuurlijk al een in. Ik laat de vierde patroon maar voor wat hij is, vlug, vlug, misschien kan ik nog…

De eerste varkens van de rotte zijn mij al gepasseerd en het smalle pad overgestoken. Naast mij schieten is geen optie, boom aan boom aan boom. Er is nauwelijks wat ruimte tussen de opgeschoten aanplant. Ik probeer de varkens over het pad in mijn kijker te krijgen. Maar daar lopen de eersten die ik dan zie soms met twee of meer naast elkaar. Pfff.

Dan heb ik er een die vrijloopt. Ik pik het varken op, zwaai mee en druk af. 

Door grendelen, maar op het schot zakt het varken, overloper schat ik in, door de voorlopers en het landt op de kin.



Ik sta gewoon te shaken, wat een spanning, niet alleen van het schot maar ook nog eens van het gepruts.

Maar ja, kan je het gepruts noemen? 
Ik was gewoon het magazijn aan het bijvullen en toen, ja toen kwam die rotte er al aan. 

En dat ik kwijt was dat er na mijn laatste schot natuurlijk al een patroon in de loop zat, leverde geen gevaar op maar veroorzaakte wel nog eens extra spanning.

En toch, als ik mij realiseer dat ik anders wel een doublet, mogelijk een triplet varkens had kunnen schieten, heb ik niet het maximale uit de situatie gehaald.

Onmiddellijk vul ik mijn munitievoorraad aan, stel je voor dat zo’n kans zich nog eens voor zou doen? Maar nee, dat zou te mooi zijn. Mijn dag kan al met al toch niet meer stuk.

Ik zwaai maar eens naar S., maar die reageert niet. Terecht, ook hij moet zich focussen. Dan maar een krentenbolletje en een slokje water. Even ontspannen.

Wat later passeert de drijverlinie mij. Ze zien de overloper liggen en wensen mij Waidmannsheil en slepen het naar het pad. Ik zeg ze dat ik ook nog een keiler geschoten heb, waarop één van hen terugloopt naar de overloper. Met een “Nein, es ist eine Bagge” en een vriendelijke zwaai loopt hij snel door, zijn maten achterna. Gek hè, daardoor word ik toch wat onzeker en draai mij om; ligt de keiler er nog? Ja hoor, ik had geen reden voor mijn ongerustheid.

Er volgt een periode van relatieve rust, af en toe valt er in de verte een schot, blaft er een hond en hoor ik de drijvers. Sommige drijvers hebben de onhebbelijke gewoonte om hun roepen te laten klinken als ‘theoooo, theooo, theoo, theó”. Irritant, zeker voor iemand die Theo heet; het went nooit.

Ik focus me maar weer op het gebied voor mij, recht in de wind, die inmiddels sterker is geworden. Ik kijk nog eens naar S. en zie dat hij dezelfde keus gemaakt heeft. Maar misschien hadden we dat beter niet kunnen doen. In het gebied vóór ons zijn de drijvers en honden al geweest. En hoe vaak maakte ik niet al mee dat zo’n slimme oude keiler de linie laat passeren en dan, tegen de linie in, er stiekem vandoor gaat.



Maar ja, dat blijkt wijsheid achteraf. Opeens klinkt er dicht bij een schot, ik schrik er zelfs van.

S. heeft geschoten, ik draai mij om en zie een groot varken tussen ons in lopen. 
Het is vast en zeker een keiler, donker met lichte strepen, als een soort ‘coupe soleil’.

Even later nog een schot, maar ik zie het varken niet tekenen.  Later hoor ik dat S. door de komst van het varken van achter hem verrast was. Hij schoot toen het hem al gepasseerd was. 
Te snel, te haastig.
Het tweede schot zat er prima op, zo leek het, maar toch ging de keiler door. Oorzaak: boom.

Ik waag ook nog een schot, mis, als het varken het pad oversteekt, voor mooi te ver en te snel. Maar stel je voor dat S. hem toch geraakt had.

Drie schoten zijn er gevallen, behoorlijk wat lawaai dus en toch, een ree loopt precies over de wissel die de keiler even daarvoor gevolgd had. Onverstoord en heel rustig komt het op de kansel van S. toegelopen. Die laat het ree, een bokje rustig passeren en als hij zijn blad vrij heeft, schiet S. “Een knopbokje, nog in de bast. Blij mee, net zo blij als met mijn medaillebok” appt hij.

Whatsapp: “Hahn in Ruh” en direct daarop zie ik S. al aan komen lopen. “Eerst even kijken hoe je keiler er uitziet voor ik naar mijn bokje ga”. Het is een flinke kerel, mijn keiler. Hij weegt 72 kg. ontweid, zo blijkt later. Waarom weet ik niet, maar hij kijkt even naar zijn tanden. “Verrek, hij is nog overloper. Dat zou je zo niet zeggen, maar zijn snijtanden zijn nog niet volledig volgroeid. Hij is net geen 24 maanden”. 

Nee, dat had ik hem ook niet gegeven en de Ansteller die er inmiddels bij is gekomen ook niet. Snel ontweid ik het varken. G. en R. zijn er inmiddels ook bij gekomen. Zij zaten niet zo heel ver van ons vandaan, maar hebben niet veel aanblik gehad. Een beetje zuur opperen zij dat wij hún plekken hadden ingepikt. En zo staan er inmiddels 3 jonge(re) mannen naar een oude(re) man te kijken zie het zware werk verricht. Dat valt de ‘Ansteller’ ook op, die zich hardop afvraagt waarom die mannen mij niet helpen. “Dafür gibt es einen Grund, vielleicht erkläre ich Sie das später“, reageert G. De beste man kijkt mij vragend aan, maar ik knipoog en haal mijn schouders. De pipetjes worden gevuld met zweet voor de tests op de Afrikaanse varkenspest. Het andere varken, een overloper Bagge ondergaat dezelfde behandeling.

Als ‘die Strecke gelegt wird’, trakteer ik de mannen ondanks hun ‘hulp‘ toch maar. Zulke vrienden kan je maar beter te vriend houden. Het is het einde van een mooie jachtdag, het lange eind rijden waard.

©TheoM
één moment...