Koud hè?

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Vandaag begint het. Door loting zijn ’s ochtends vroeg de nummertjes verdeeld. Drukjacht in Polen. Dat betekent veel korte driften op een dag. Het vervoer naar en het uitzetten van de geweren op hun posten is dan ook een -bijna- militaire operatie.
Ieder weet wanneer hij of zij aan de beurt is om uit te stappen. De jachthulp geeft de nodige informatie: waar kan op die plek veilig geschoten worden en hoe loopt de drift.

Ik heb geen klagen over de plekken die ik krijg toegewezen. Want het is koud, maar telkens kan ik profiteren van de dekking die het bos biedt. Gelukkig maar, want de ijzige oostenwind doet de gevoelstemperatuur vele, vele graden onder die van de thermometer dalen.

En over aanblik van wild heb ik ook geen klagen. Zo’n 25 stuks geweidragers passeren mij op te grote afstand om zelfs maar een schot te overwegen. En de damhinde kwam zo stiekem bij mij langs dat ik haar pas zie, als ze het pad is overgestoken en al bijna in de dekking daar verdwenen is.

Maar het varken zie ik wel op tijd. Het houdt telkens even halt om te zekeren. Het is alleen, ik vermoed daarom een overloper- of een jong keilertje, hoewel ik nog geen geweren kan zien. Even lijkt het erop dat het richting mijn buurman doortrekt. Ik kijk naar hem en het varken en krijg de indruk dat hij het varken nog niet gezien heeft. Onrustig staat hij op zijn drukjachtbok om zich heen te kijken , dan eens op zijn ene, dan weer op zijn andere been staand.

Die onrust wordt mijn geluk. Onbeweeglijk hou ik het varken in de gaten, dat nu weer mijn kant uit lijkt te komen. Maar van een schot kan nog geen sprake zijn, dan zou ik in de drift moeten schieten zonder kogelvang. En de drijvers lopen weliswaar op grote afstand, maar wel in die richting.

Langzaam nadert het varken, geen keiler weet ik nu en voorzichtig check ik nog een keer de omgeving; maar ik zie geen biggen. Bijna is het bij het pad waar ik ben opgesteld. Nu wordt het tricky, want de kans dat zwartwild zo’n bospad rustig oversteekt tijdens een drift is niet erg groot. Gespannen wacht ik af, nog steeds onbeweeglijk. 

Het advies tijdens de trainingen in de schietbioscoop gaan door mijn hoofd. ‘Focus je op je techniek, niet op het resultaat. Als je techniek goed is, komt het resultaat vanzelf.’

Dan, opeens springt het varken. Mijn nadenken komt er niet bij te pas, in een reflex schouder ik mijn buks, pik het varken op, geef wat voor, zwaai mee en druk af. 



En de kou, die voel ik niet meer. Passie en adrenaline zijn meer dan een smeulend vuur, soms is het net een uitslaande brand.

Maar dat geldt niet voor K. Die stond niet ver bij mij vandaan vandaag, maar hij trof het niet. Geen aanblik, maar ook nog eens op een hoek aan de rand van het bos, waar de snerpende oostenwind vrij spel had. Daar komt ook nog eens bij dat K. niet dik is. Mager is zelfs wat magertjes uitgedrukt; het is een gespierde spijker.

Daarom heeft hij al jaren geïnvesteerd in steeds betere thermokleding en hij was er direct bij om als één van de eersten zich diverse thermokleding met verwarming aan te schaffen, zoals een bodywarmer, broek, sokken, ja zelfs een muts die zijn -kale- hoofd tegen de kou beschermt. 

Het verbaast ons dan ook, dat hij met een van de kou paars gezicht na die drift in het busje stapt. Hij schudt helemaal van de kou, kan het rillen niet tegenhouden. Met de nodige moeite komt het er uit. Hij heeft de verkeerde batterij mee genomen; de lege van gisteren in plaats van de volle die hij wel had klaargelegd. 

Nou zijn jagers een sociaal slag mensen, dus we spreken wel ons medeleven met hem uit, maar eerlijk gezegd waren we onder het motto: ‘ieder zijn eigen sores’ meer geïnteresseerd naar de plek die wij zouden krijgen in de komende drift.

Het busje rijdt rond een stuk kaalslag en één voor een wordt ons nummer afgeroepen. Ik vind die manier van loten eerlijk, door het rouleren ben je de ene keer als eerste aan de beurt, de volgende keer als tweede, enzovoort. Het lot had bepaald dat K. deze drift als laatste zijn positie krijgt toegewezen.

Daardoor wordt hij, in ieder geval deze drift, na afloop als eerste weer opgepikt. Als het busje mij komt ophalen, zit K. er al in, pontificaal voorin, wat normaal de gereserveerde plek is voor de senioren in ons gezelschap. Op mijn vraag of hij wat gezien heeft krijg ik geen reactie. Nog meer dan na de vorige drift, zit hij te shaken. Ineen gedoken heeft hij zijn handen voor de roosters van de verwarming. Door en door verkleumd, is hij nauwelijks in staat om een woord uit te brengen.

Lunchtijd in het veld, warme soep en open vuur. K. staat zo dicht bij het vuur, dat hij het gevaar loopt dat zijn kleding vlam vat. Maar dat deert hem niet. Als een speenvarken wentelt hij zich voortdurend in een poging tenminste een beetje van de kou in zijn botten te verdrijven.

Heel langzaam komt hij een beetje bij en bibberend vertelt hij met horten en stoten zijn verhaal. Dat hij de eerste keer al bijna dood ging van de kou op zijn kansel. “Het is eigenlijk ongelooflijk. Jullie hadden mooie beschutte plekken in het bos en ik stond daar op de hoek. Pal op de wind. Stervenskoud had ik het daar. Ik was dan ook blij dat die drift voorbij was en het busje mij weer oppikte, maar toen.

De drift erna ben ik als laatste aan de beurt en wat denk je? Ik word weer op diezelfde kansel gezet, zoiets verzin je toch niet. De drijvers kwamen die drift van de andere kant, maar die klote wind niet. Door merg en been ging de kou. 

Al na korte tijd ben ik onder de kansel gaan zitten, daar had ik wat minder last van de wind. Aan schieten dacht ik niet meer, daarvoor trilde ik te veel, ik schudde helemaal.

Maar opeens zie ik een roedel aankomen. Snel sta ik op, nou ja ik wilde snel opstaan. Ik pak mijn buks en schouder, nou ja schouderen. Het is allemaal verloren moeite, ik krijg het wild niet eens in de kijker. Toen gaf ik het op, ben weer gaan zitten en heb gewacht tot ik werd opgehaald”.

Tja, en nu, hoe verder vanmiddag? Maar zoals vaker: als de nood het hoogst is, is de redding nabij. 

K. vervolgt: “Mijn zwager heeft altijd alles voor elkaar en onder controle, ik plaag hem er wel eens mee, maar dat doe ik vanaf nu niet meer. Hij heeft ondanks zijn ‘overgewicht’ ook verwarmde thermokleding. En ik kreeg zijn -opgeladen- reservebatterij. Met een beetje mazzel maak ik dus vanmiddag toch nog een knalletje”.

©TheoM
één moment...