Kleinwild 2020

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
De drie combinanten hadden na de zomervakantie, waarin het Corona-virus ons in slaap had gesust, vergaderd over de data van de jachtdagen en het was gelukt om in goed overleg een paar dagen te prikken, waarbij rekening werd gehouden met de (week voor) volle maan, de al aangenomen uitnodigingen elders, de jachtdagen op de Veluwe en in Duitsland, met het thuisfront, de zakelijke beslommeringen, ja, zelfs met vakantieplannen. Het was een hele puzzel, maar het lukte.
Niet alleen de data hadden onze aandacht, ook met een evenwichtige samenstelling van de lijst met uit te nodigen gasten hadden we rekening gehouden. Waar we geen rekening mee hadden gehouden was de terugkeer van het virus. Eigenlijk was het nooit weggeweest, we wilden het zoals bijna iedereen onvoldoende zien, precies, net zoals een olifant in de kamer.
De geplande dagen in oktober moesten we schrappen, samenscholingen waren niet verantwoord, ook al was een besmetting in de open lucht, met voldoende afstand, ontsmettingsmiddelen en annulering van de nazit, niet erg waarschijnlijk. Maximaal twee personen is voorlopig het parool, dat gaat moeilijk met een combinatie van drie personen. En wat met onze gasten en voorjagers?

Begin november ben ik bij C. in Zeeland te gast, een klein veld, maar al jaren zitten daar volop fazanten. We jagen met zijn tweeën, samen met zijn Langhaar. Lekker wat peuteren. Er vliegen heel wat fazanten uit de bieten, maar uiteindelijk toch minder dan verwacht, dat komt waarschijnlijk omdat in de buurvelden ook nog voldoende dekking is. De hanen zijn erg ril en gaan al voor ons uit op de wieken. 

“Lopen,” roept C., ik moet naar de Langhaar om samen met hem op te lopen. “Hij staat niet voor, hij zit te poepen,” antwoord ik. Maar C. reageert niet op mijn opmerking en loopt naar zijn hond. Samen couleren ze en dan gaat een haan op. C. twijfelt geen moment en schiet, de haan vouwt zich samen en wordt even later geapporteerd. De hennen die we opdoen worden gespaard en dit blijkt vandaag uiteindelijk de enige haan, want de rest is ons deze dag te slim af. En dat poepen van de Langhaar was geen poepen, maar blijkt voor hem ook een manier van voorstaan te zijn. ‘Voorliggen’ had ik al weleens gezien, vooral bij Engelse rassen, maar ‘voorzitten’, nee dat was nieuw voor mij, maar het was geen probleem bij deze haan en een paar hennen zette hij later op deze manier prima vast.



T., onze vaste voorjager, had tijdens een van de ganzendagen gevraagd of ik in het seizoen zou kunnen regelen dat hij met zijn nieuwe jonge hond, Amalia, nog eens apart op een jachtje mee zou kunnen lopen. Hij wil dit hondje ‘rustig brengen’. Nou, met de ons opgelegde beperkingen zou dat prima kunnen, maximaal twee personen is immers ook maximaal rustig. Maar ik wil ook S. in staat stellen om een jachtje mee te doen, want hij heeft zich zeer intensief met de bestrijding van de predatoren beziggehouden. Dat klemt een beetje met maximaal twee, maar dat los ik op door wel in het veld te zijn, maar mij afzijdig van het duo te houden dat op ruime afstand van mij rustig voor de voet zal jagen. 

Ik parkeer de auto op een dammetje en posteer mij op de hoek van een veld met bladrammenas en een pas ingezaaide wintertarwe-akker. Vandaar heb ik een mooi overzicht, ruim 400 meter van de groenbemester voor mij en daarachter lopen T. en S over de pas omgeploegde akker, waar we hazen verwachten. Ik zie de mannen en de hond heel rustig de akker afdrijven, maar zie geen enkel haas op de lopers komen. Als ze aan het eind van de akker zijn gekomen zoeken we telefonisch contact. Her blijkt dat er in het begin, voor mij nog ver weg, wel een paar hazen waren opgegaan, maar dat ze allemaal buiten schot in de rammenas waren verdwenen.

We besluiten dat de mannen over de akker, maar nu dwars, zullen lopen om uiteindelijk door de rammenas mijn kant op te komen. Ik zal dan bijtijds mijn post verlaten, zodat we niet met drie man bij elkaar zullen zijn.

Het duurt niet lang of ik zie een haas uit de rammenas springen, op de restanten van de bloem- en kruidenmengeling langs de sloot. Het springt op zijn gemak over en kuiert ruim 200 meter de tarweakker op. Ik volg het, want overigens zie ik in min positie maar weinig beweging, en zie dat het haas zich drukt. Maar even later maakt het kegel; een tweede haas springt ook over de sloot en loopt op de eerste af. Twee hazen dicht bij elkaar, ik wil net S. bellen dat zij wellicht beter over de tarwe daar naar de weg kunnen lopen, want met twee man door de dekking lopen, dat zal immers ook niet veel brengen. Maar op dat moment krijgen de hazen een soort kolder in de kop; ze zitten elkaar even achterna, wol stuift eraf. Dan verdwijnt er een van mij af en de andere huppelt langzaam mijn kant uit. Even wachten met bellen, denk ik, focus op het haas.

Tergend langzaam komt ze mijn kant uit, maar uiteindelijk komt ze aan bij de sloot die langs de weg loopt waar ik sta. Ik verwacht dat ze daar over zal springen, maar na even weifelen besluit ze dat niet te doen en huppelt mijn kant weer uit. Dan bereikt ze een dammetje, ruim 50 meter bij mij vandaan, waar ze oploopt. Die verdwijnt zo naar de buren, denk ik. Ze, het moet een moertje zijn, zo besluiteloos, blijft even zitten om uiteindelijk terug te gaan, de akker weer op.

Langzaam komt ze nog meer mijn kant op, waar ik inmiddels bijna kramp krijg van het stilstaan, doodstil staan. Ik schoot al eerder hazen, door als een soort levend standbeeld het wild op te wachten. Bewegingen signaleren ze onmiddellijk, maar kennelijk ben je als je je stil weet te houden een soort paal, ongevaarlijk dus. Het haas is nu binnen schot, maar er is natuurlijk ook het weidelijke punt dat ik in gedachten wil houden; een schot op een schuifelend haas, als jongeling bezondigde ik mij dar weleens aan, vooral als ik mij onbespied waande, maar nu, ouder en wijzer, brrrr.

Dus het komt, het moment dat ik besluit te bewegen; het haas bevriest een tel en springt dan af. Zet een sprint in. Even afstand laten nemen, na het schot, rolt ze over de bol, een enkele stuiptrekking, dan is alles voorbij.

T. zie ik over de restanten van de bloemen en kruiden lopen, kennelijk vond hij de tocht door de rammenas te zwaar, de dagen gaan meetellen… Ik gebaar hem in de richting van het haas, dan zet hij zijn jonge Chesapeake in. Er is even aarzeling, sloot over of niet, kijken naar de baas, maar die negeert -verstandig- deze hulpvraag. Niets doen, als het kan, bevordert het zelf oplossend vermogen van je hond. Dan springt ze over pakt het haas op en loopt een klein rondje. Een fluit signaal klinkt, hond bij de les houden: apport! Dan komt ze, haar eerste warme haas is een feit.




Half november is er nog steeds geen verandering in de maatregelen, maar het jagersbloed kriebelt. “Als we nou eens de truc van Theo herhalen”, zegt R., “niet met vier man maar met twee x twee, die dan ver uit elkaar blijven, dat moet kunnen. Het is in de geest van wat de wetgever bedoelde en het lijkt in de verste verten niet op een bruiloft. Voor onze minister van Justitie hoeven we niet bang te zijn”.

Zo lig ik dan in een slootkant, voor mij een kale akker, daarachter ruim 15 ha. suikerbieten. Combinant R. zal die samen met zijn labradortje Nora en met S. en zijn Langhaar Teun uitdrijven. Combinant G. heeft zich in een hoek van het veld opgesteld, vlak bij een industrieterrein in wording. We vermoeden dat de fazanten die opgaan daar dekking zullen zoeken.



Twee prachtige driften worden het. De Langhaar laat zien waarvoor hij gemaakt is; hij vindt het wild en zet ze vast, Nora doet de apporten. Twee hanen en twee hazen, in anderhalf uur jagen, geschoten door de mannen die de bieten uitdrijven, niet slecht! En wat ook mooi is, is dat minstens 15 hazen naast mij onbeschoten over de sloot gesprongen zijn en zeker 6 hanen en 10 hennen de dans zijn ontsprongen. Na afloop laat ik het gebruikelijke commentaar dat ik beter had moeten opletten en zo voor meer hazen op het tableau had kunnen zorgen, langs mij heenglijden. Allemaal kinnesinne van de jongelui, zo besluit ik.

Een weekje later doen we de bieten nog eens, want volgens de planning van de suikerfabriek moeten ze er binnenkort uit. Dit keer met M. in plaats van S. De hanen zijn erg ril en gaan al ver voor de geweren op. De hennen laten zich beter vastzetten, maar die worden gespaard. Met één haan en één haas is het beperkte tableau, maar het plezier van samen buiten zijn en wild zien is er niet minder om.

We overleggen, wat te doen met onze geplande dagen, en vooral met onze ‘grote dag’? Uiteindelijk besluiten we deze dag niet in de gebruikelijke vorm door te laten gaan, maar een beperkter aantal gasten uit te nodigen, die in kleine groepjes op te delen en die op meerdere dagen uit te nodigen. Dat kan ook omdat er een verruiming van de maatregelen aan zit te komen: het maximum van 2 wordt verhoogd naar 4.

De eerste die van die verruiming profiteert is K. en indirect doe ik dat ook, want K. belt mij: “Hij had een vierde man nodig en kon verder niemand vinden, dus of ik mee wilde, zaterdagochtend. Niemand vinden, zei ik, maar je hebt toch genoeg vrienden? Ja, maar R. heb ik eerst gevraagd, die kon niet. Toen G., die kon ook niet. Dus dacht ik: laat ik Theo vragen.” 
Ik laat mij niet kennen: “Ik kom graag K. en ik ga er zeker ooit een stukje over schrijven: Derde Keus”.

Als we verzamelen bij ‘zijn’ boer begint de zon te schijnen, het begin van een dag met prachtig weer, we zullen het nog warm krijgen als we over de vollen moeten. We zijn met vier man en een drijvertje, dat moet kunnen het is het zoontje van een van de jagers. Bij de koffie en kerstkrans, die we op gepaste afstand van elkaar nuttigen worden we door K. bijgepraat. Gisteravond heeft hij met de FLIR nog gekeken om een indruk van de hazenstand te krijgen, nou, K. is enthousiast en dat is een kampioen in relativeren niet gauw. Hij heeft ruim 40 hazen kunnen tellen op de akkers waar hij met de auto bij kon komen, en dan is er nog de boomgaard en de overige akkers… Maar geheel naar zijn aard tempert hij direct het door hem zelf verspreide enthousiasme. “Er zijn er dus genoeg, maar om er aan te komen…, dat zal nog een hele klus worden, want ze liggen allemaal op te letten zag ik net. Oortjes en oogjes boven de voren uit, super attent zijn ze”.

Als we de eerste akker uitgedreven hebben lijkt hij gelijk te gaan krijgen. Het is mij gelukt om één haas te schieten van de ongeveer 20 die, meestal ver voor ons uit, zijn opgegaan. Tijd dus om het plan aan te passen. Waar we eerst dachten dat posten weinig zin zou hebben, want heeft dat nut, om dan met twee 2 posten en twee drijven, over grote akkers, veel te ver uit elkaar. Maar ja, als ze zo ril zijn is er eigenlijk geen andere optie.

Ik word bij een dammetje geposteerd, op de kruising van twee sloten, bij een gemaaltje. Het duurt een tijdje voor dat de drift wordt aangeblazen, dus ik heb ruim de tijd om te genieten van de weidsheid om mij heen.




Lang verhaal van een mooie dag kort: met vier geweren en het drijvertje dat onvermoeibaar leek te zijn, echt een jagertje in spé, schoten we deze dag 20 hazen, één haan en één eend. Zeker 40 hazen zijn ontkomen. Er zijn dagen dat het allemaal wat minder is, “nait slecht”, zegt een van de gasten. K. is daardoor in zijn wiek geschoten: “Niet slecht, ik vind het fantastisch”. “Krek, dat zei ik toch”, zegt de Groninger. Ik geniet, ook al ben ik derde keus, K. mag mij voor dit soort dagen vaker bellen.

In Zeeland ben ik weer bij C. te gast. Een uurtje of twee in de bieten en groenbemester. Er zijn nog twee gasten, J. groot geworden in de bouwtechniek èn in de wereld van de jachthonden. En M., al een mensenleven zittend magistraat. Hij jaagt niet zelf, maar gaat al jaren mee als drijver. En dan die C., ooit commandant van de Veldpolitie; ik verkeer vandaag in ‘hoge’ kringen. Het is een onderhoudend stel, tijdens de koffie, gebak en mooie verhalen vliegt de tijd om, reden voor C. om ons te wijzen op het doel van de bijeenkomst: jagen!

De Langhaar van C. doet weer prima, waarvoor hij gemaakt is: voorstaan. Hoewel, ook nu is het weer regelmatig voorzitten. Het blijft toch apart, een hond die voorzit, al ken ik een jachtclub die al jaren een hond als voorzitter heeft…

J. is de eerste die een kans heeft op een haas, het haas niet, want die sneuvelt met een koprol. Bij C. en mij gaan wat hennen op en we poedelen allebei op een haan. Als we over een modderig karrespoor naar de tweede drift lopen passeren we een smalle sloot, waar aan de overkant veel bramen staan. Ik ben attent, want bramendekking en fazanten… Ik ben de haan al bijna voorbijgelopen, hij drukt zich en voelt zich daar veilig, maar ja, ik zag hem nog net in mijn ooghoek. Ik roep C., althans dat wilde ik doen terwijl ik mij een beetje draai. Dat is niet slim, getordeerd sta ik een tel, daar op de modder. En sneller dan het licht lig ik, in de modder. De haan schrikt van deze vertoning en komt op de wieken. C. laat hem even op afstand komen en schiet hem, hij valt in de groenbemester waar hij al snel wordt geapporteerd door de voorzitter. 

De hanen, daar komen we voor, maar we zien volop hennen, waar de hanen vandaag zijn? Mogelijk waren ze al uit de dekking en hadden ze, om op te warmen in de zon, al sneller dan de hennen de boomgaard opgezocht. Toch lukt het mij nog een haan te schieten, de Langhaar heeft ruim terrein genomen en staat (ja!) voor. 



Zo snel mogelijk ga ik er dwars door de bieten naar toe. Eigenlijk verwacht ik weer een hen, maar je weet immers nooit, en als een standbeeld staat de Langhaar en hij heeft het wild echt vastgezet. Onderwinds loop ik een beetje met hem op, dan gaat de fazant, een haan dus, op. Prachtige spanning bij mij en bij de hond, dit is het ultieme jagen voor het schot. Nu ben ik aan de beurt, de haan neemt snel hoogte en dan schiet ik. Op karakteristieke wijze vouwt de haan zich en valt in de spruiten. De Langhaar is gaan zitten. Nu is het weer zijn beurt: apport; hij heeft de valplaats goed gemarkeerd en zonder problemen vindt hij het wild en komt de haan bij zijn baas brengen. Even later heeft C. nog een bijna identieke kans, die eveneens door de Langhaar wordt binnengebracht. Mooi honden, die zowel voor als na het schot hun kunnen laten zien.

Tot slot de boomgaard, altijd weer de vraag wie gaat waar staan. We gunnen de beste plek aan J., net achter de boomgaard tegen een brede tocht aan, daar zag ik hem vorig jaar, als ware het op een Engelse pheasant shooting, een hoge, heel hoge haan schieten die zich vanuit de boomgaard uit de voeten wilde maken.

C. en M. zullen rustig de boomgaard uitdrijven. Ik stel mij op dezelfde hoogte als J. op, maar dan niet buiten, maar in de boomgaard. Toen ik door de boomgaard naar achteren liep zag ik daarin al een tiental hazen rondlopen. Schieten op lopend wild in een boomgaard is nog niet eenvoudig, tenminste als je geen ruzie met de fruitteler wilt krijgen. De mogelijkheden om veilig een schot af te geven zonder slachtoffers onder de aanplant te veroorzaken zijn beperkt. Toch lukt het mij daar nog twee hazen te arresteren. De haan, die luid kokkend de boomgaard uitvliegt wordt door J. gemist. Einde van een mooi middagje jagen.

Ook onze plannen om nog een paar keer met een kleine groep te kunnen jagen lijkt tot de mogelijkheden te behoren. Maximaal vier is (nog) de norm, maar dan krijgen we van de WBE krijgen wij een interessant schrijven.
“M.b.t. de groepsgrootte tijdens de jacht is ons vanuit verschillende leden de vraag gesteld hoe het nu precies zit. Daar waar de ene combinatie met 4 personen het veld in gaat, gaan anderen in groepjes van 4 (al of niet voorzien van verschillende kleuren hesjes) het veld in.

Wij hebben de vraag voorgelegd aan de veiligheidsregio (door daarnaar verwezen te zijn als partij voor het stellen van deze vraag door zowel politie als handhaving). Het verkregen antwoord treft u hieronder aan:

------- Begin reactie
Het is toegestaan om buiten met 4 personen te jagen en zoals u aangeeft op meer dan. 1,5 meter afstand en in aparte groepjes. Zodra de mensen van de jacht terug komen dienen zij wel het terrein te verlaten. En uiteraard is het niet toegestaan om daarna gezamenlijk een borrel te drinken.
Hieronder een stukje tekst uit de tijdelijke covid-wet.
 Artikel 3.1 Groepsvorming boven vier personen 
Op grond van dit artikel is het verboden om zich in groepsverband van meer dan vier personen op een openbare plaats of een erf behorende tot een publieke plaats of besloten plaats op te houden. Er mogen wel meerdere verschillende groepen van maximaal vier personen aanwezig zijn op deze plaatsen.
---- einde reactie


Onmiddellijk worden een 12-tal trainingshesjes besteld om zodoende drie groepen te kunnen formeren. De eerste gasten worden al geïnformeerd: de ‘grote dag’ gaat in wat afgeslankte vorm door. Maar ondanks deze snelle actie zijn we toch te laat, want de corona-teugels worden alweer aangetrokken, maximaal 2 personen wordt weer de norm.

We zeggen iedereen weer af, behalve P., bij wie iedereen al zo’n 30 jaar geleden overal te gast was geweest, maar die weinig meer tot jagen op kleinwild komt. Lopen over de vette klei zal niet gaan, maar een paar mooie postjes... 
De hesjes komen van pas: twee groepen van twee. De hazen lopen overal, maar vooral ver voor de lopende geweren uit. Met slechts twee posters ontkomt het overgrote deel van de hazen. We sparen altijd meer dan genoeg, maar nooit zoveel als noodgedwongen dit jaar. We zijn benieuwd of dit (bovenmatige) sparen zich ook in een bovenmatige stand zal gaan vertalen. Er kunnen er ook te veel zijn, ziekten liggen dan op de loer en zoals altijd is het vooral het weer in de eerste maanden, die de reproductie bepaalt. Al met al schieten we toch nog een leuk tableau van zeven stuks. P., zo kennen we hem weer: “Kan jij die misschien voor mij schoonmaken, Theo”? 



Tweede Kerstdag, C. aan de telefoon. “Ik heb nog een haas nodig en de fazantenstand laat ook nog wat oogsten toe. Zin”? De vraag stellen is hem beantwoorden. Dit keer laat hij zijn voorzitter thuis, de kleine Engels springer gaat dit keer mee. Onvoorstelbaar wat een energie heeft dit hondje, in de groenbemester moet zij voortdurend springen, ander komt zij er niet door. Voortdurend kort onder het geweer, makkelijk te corrigeren. Genieten is het met een grote G. Als een acrobaat staat zij soms recht op haar achterpoten in de dekking een fazant na te kijken die zij heeft opgedaan. Logisch dat zij regelmatig wild opstoot, dat is inherent aan haar zoekwijze, maar ze zet soms ook het wild min of meer vast. En net als de Langhaar, soms door te gaan zitten. Een voorzitster dus. Het moet iets met de trainingen van C. te maken hebben. Hoe dan ook C. krijgt een kans op een haan die hij benut en die door de Springer wordt binnengebracht.



Ik kan er voor zorgen dat C. niet alleen het haas heeft die hij nog nodig had, maar ook nog eentje voor zijn eigen pot.

Einde van een vreemd seizoen dat ik meemaakte. Niet zo vreemd natuurijk als voor diegenen die door de Corona werden getroffen en ziek werden. Of nog erger, er aan ten onder gingen. Natuurlijk miste ik jachtdagen dit seizoen, maar dat is niet vergeleken met degenen die nu naasten voor altijd zullen moeten missen.

Veel minder dagen dan normaal, dat mis je, maar wat ik qua jagen het meeste miste, dat is het samen jagen, de gezamenlijkheid, de nazit, de verhalen, de maaltijden. Onlosmakelijk onderdeel van onze jacht.

©TheoM
één moment...