KJV #24 - C’est froid, n’est-ce pas” (Koud, hè?)
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We zijn weer in Frankrijk, aan de voet van de Pyreneeën.
De boer en boerin zijn op vakantie en wij passen op hun boerderij.
Dat is normaal gesproken geen straf: lekker eten, prima wijn, prachtige natuur, volop wild en bijna wekelijks hogere temperaturen. Maar dat laatste is dit jaar echter niet van toepassing. Het is koud, het is erg koud.
En er is wind, heel veel wind. Die waait hier in het dal tussen de Pyreneeën en Le Montagne Noir overwegend uit twee richtingen; of uit oost –dan heet hij hier Le Marin, vaak vochtig- of uit west -dan heet hij Le Cers, met vaak droge lucht. Maar vandaag stormt het uit noord, dan heet hij hier de Tramontane, de mistral. Lage temperaturen en stormachtige wind, dus de gevoelstemperatuur is nog veel lager.
Het boerenkoppel laat ons weten dat het in Nederland prachtig weer is, echt lenteweer, bijna zomers… Dat is fijn, voor hen.
Dik ingepakt dus laat ik, zoals bijna elke morgen, de honden uit. Als ze straks gedaan hebben wat ze moeten doen, zal ik even naar het dorp rijden voor het brood en de croissants. Ik heb zo mijn vaste rondje, stukje akker, stukje bos om dan naar de boerderij terug te lopen via het ‘plan d ’eau’, een waterbekken, dat in vroeger dagen is aangelegd om water uit de beek op te vangen, zodat het vee ook in droge tijden te drinken had.
Diane en Sam nemen zoals altijd van die gelegenheid gebruik om in het bekken te zwemmen, weer of geen weer, het deert ze kennelijk niet. De teckel waagt zich niet aan dit soort fratsen, die struint de oever af op zoek naar…
Opeens is er een hoop geplons en gespetter; vlug loop ik naar het water. Daar zie ik dat Diane in het water onder overhangende bramen is gekomen en daar uit het water wilde klimmen. Toen dat niet lukte zakte ze weer terug, maar kwam toen vast te zitten in die bramen. Nieuwe poging vooruit, nieuwe poging achteruit. Het hielp niet, sterker, ze komt alleen maar vaster te zitten. Uiteindelijk kan ze niet meer voor- of achteruit, maar ze blijft maar verwoede pogingen doen om los te komen.
Dat gaat niet goed, denk ik. Ik loop snel om het bassin heen en probeer door de bramen heen bij Diane te komen. Dat is onbegonnen werk, merk ik alras; de bramenstruik is te ondoordringbaar.
Diane is inmiddels ook ongerust geworden, ze begint te piepen. Eerst zachtjes, maar allengs vaker en luider.
Ik zie nog maar één manier om Diane te helpen en dat is via het water. Snel kleed ik mij uit - niet helemaal ontdek ik later, want ik heb dan mijn sokken nog aan – en ga een stukje verderop het water in. IJskoud is het, het beneemt mij bijna de adem.
Diane probeer ik uit de bramen los te maken, de meterslange scheuten hebben zich steeds vaster in haar haren vastgezet. Aan haar oren, op haar rug en zelfs aan haar staart. Ze is ook niet echt goed te kalmeren, zodat ik de scheuten één voor één kan lostrekken, het wordt een soort Echternach-processie: twee scheuten los – éen scheut weer vast. En dat al die tijd zonder dat we vaste grond onder de voeten hebben. Ik voel me niet senang en heb spijt dat ik mevrouw M. niet gewaarschuwd heb voor ik te water ging. Er is geen weg terug, ik moet door. Deed ik eerst nog een beetje voorzichtig met de stekels, nu trek ik mij daar niets meer van aan. Ik hou Diane strak tegen mij aan en trek, trek. Diane gilt, zachtzinnig gaat het allemaal niet, maar er is geen alternatief.
Eindelijk, langzaam maak ik vorderingen, maar met elke scheut die ik uit de haren van Diane weet los te trekken, loop ik meer schrammen op. Mijn armen, gezicht, hals en schouders, steeds roder worden ze. Maar het lukt, Diane is bijna los. Als ik de laatste scheut waar ze aan vast zit uit haar staart lostrek, zwemt ze direct van mij weg. In het midden van het bassin kijkt ze om en … komt weer terug. Weer wil ze via de bramenoever de kant op! Ik pak haar beet en zwem met haar om de bramen heen en daar klauteren we samen uit het water.
Dan zien ik hem: de buurmanboer komt aanlopen. En daar sta ik dan, poedelnaakt, maar met mijn sokken aan. Onaangedaan neemt hij mij op, van kop tot teen. Dan gaat zijn blik weer terug naar mijn heupen, hij neemt zijn sigaret uit zijn mond en zegt: “C’est froid, n’est-ce pas”?
©TheoM