KJV #15 - Afsteken?

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Er staat een auto stil aan de kant van de weg, knipperlichten aan. K. stopt ook omdat hij ziet dat er een dier in de berm ligt. De mensen uit de auto staan er op een afstandje naar te kijken.
Als K. dichterbij komt, ziet hij dat een ree is, een bokje. Het leeft nog, maar is er slecht aan toe; een achterloper ligt er zo bij, dat er maar een conclusie mogelijk is: botbreuk. En de klap is hard aangekomen, want er puilen ook wat darmen uit het dier. Maar het ergste: het gekerm en gegil van het arme dier.

De mensen in de berm zijn erg aangedaan, min of meer in shock. K. moet wel drie keer vragen of zij de politie al gebeld hebben; maar nee, daar zijn ze nog niet aan toegekomen.

“112, wat is er aan de hand?’, snel wordt hij doorverbonden naar de meldkamer. K. legt de situatie uit, concludeert dat het dier niet meer te redden is en zo snel mogelijk uit zijn lijden verlost moet worden. Hij vertelt dat hij jager is en hij biedt aan dat hij het dier kan afsteken.

Nou, daar krijgt hij niet direct antwoord op; dat moet eerst nader besproken worden bij de Hermandad. Intussen ligt de bok nog steeds te kermen. De gasten in de berm slaan bleek uit als ze K. horen opperen dat hij het ree zou kunnen afsteken, en zijn, ondanks de schade aan hun auto, ingestapt en weggereden.

De meldkamer belt terug met de boodschap dat hij het dier niet uit zijn lijden mag verlossen, men heeft de dierenambulance gebeld, die zal zich over het ree ontfermen. “Er valt niets te ontfermen,” zei K., “het arme dier is niet meer te redden en moet zo snel mogelijk uit zijn lijden verlost worden”. Maar hij krijgt als antwoord dat daar geen sprake van kan zijn, dat moet door een dierenarts worden vastgesteld, waar de vrijwilligers van de ambulance het naar toe zullen brengen.

K. blijft nog een aantal minuten bij de bok staan, maar kan het lijden van het dier niet meer aanzien en stapt in zijn auto en vertrekt.

Eigenlijk is hij het voorval min of meer vergeten, totdat er een enveloppe op de mat valt, post van de dierenambulance. Nieuwsgierig maakt K. de brief open, om vervolgens steil achterover te slaan van verbazing. Het is een factuur voor het vervoer van het ree naar een dierenarts.

Dat kan niet waar zijn, denkt K. en hij belt naar de dierenambulance. “Nee, het is geen grap,” vertelt een vriendelijke dame hem, “we hebben van de Politie begrepen dat U gebeld heeft voor hulp en ja, die is niet gratis.” K. briest:  “Nou, mijn betaling kunnen jullie op je buik schrijven. Denken jullie dat ik achterlijk ben”?

Hij gaat er nog eens op onderzoek, kennelijk valt de rekening in de categorie “niet geschoten is altijd mis”, want op hun site staat: “Als je onze dierenambulance inschakelt voor gewonde dieren, zwerfdieren of andere dieren die niet van jou zijn, hoef je natuurlijk niets te betalen”.

K. heeft nooit meer iets gehoord van de Dierenambulance. 
Zij ook niet meer van hem...

één moment...