Jagen en de factor toeval

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Eerlijk gezegd, geloof ik niet in toeval. En zeker niet als het om de natuur gaat. In de natuur is namelijk niets zoals het zou moeten zijn, alles is zoals het zijn moet.
De liefhebbers van ‘wensnatuur’ zijn dat laatste natuurlijk niet met mij eens. De wens van TBO’s om de natuur naar hun hand te zetten is immers hun gesubsidieerde reden van bestaan.

En toch, toch begint mijn idee ‘toeval bestaat niet’ voorzichtig te schuiven. Het gaat mij te ver om het al voortschrijdend inzicht te noemen, maar toch.

Voorbeeld #1.

Samen met T. onze jachtfotograaf ben ik op jacht in Duitsland. J. voegt zich daar bij ons en het zijn genoeglijke dagen. Maar als het op het veroveren van buit aankomt valt het tegen.
Zitten we op de ene kansel, dan blijken de varkens een andere Kirrung opgezocht te hebben. “Bewaken” we sterk belopen wissels, dan namen de zwartkielen andere snelwegen. Of we ontdekken in de ochtend waar ze de weide omgeploegd hebben, op zoek naar dierlijk eiwit. En…, precies op dié weide, waar we ze eerder die nacht bij onze berstocht niet zagen.

De laatste avond dient zich aan. Ik heb J. als gast telkens de eerste keus gelaten als het om de kanselkeuze gaat. En in de middag had ik hem al voor de eerste keer de vraag gesteld waar hij wilde gaan zitten. “Daar denk ik nog even over na, Theo”. Dat kan, dat mag. Maar bij het avondeten wist hij het nog steeds niet. 

Wat zou voor hem de beste keuze zijn? Suggesties daar doe ik niet meer aan, daarmee voorkom ik dat ik mogelijk wel tot schot kom en mijn gast niet. En zoiets word je soms nagedragen, zo ondervond ik al eerder.

T. zegt, dat als J. toch geen keus kan maken, hij het liefst met mij op de Waldbrand wil zitten. Daar heeft hij niet alleen een mooi uitzicht, maar ook nog eens een goede licht inval, dat is voor zijn fotografie natuurlijk ook een punt van overweging. Na het eten pakken we onze spullen en lopen naar de auto’s. 

Daar zegt J.: “ik ben eruit, ik ga op de Waldbrand. Een mooie kansel, met grote bedden en dan blijf ik vannacht doorzitten”. Ik zie dat T. naar mij kijkt; wat nu?
Tijd voor leiderschap, voor duidelijkheid. “Te laat, J.”, zeg ik, “je hebt de hele dag kunnen zeggen waar je wilde zitten. Maar nu ben je echt te laat. Wíj gaan daar zitten”.

J. is compleet verbouwereerd en zo zag ik hem niet vaak. Hij heeft niet alleen een ruig uiterlijk, maar over zijn innerlijk uitte ik ooit de kwalificatie dat hij niet de aaibaarheid van een staalborstel had, maar dat schuurpapier, ruw schuurpapier wel een passende omschrijving was.
Hij slaat zich manmoedig door deze teleurstelling heen, met de opmerking dat hij dan wel op de Hirschkanzel zou gaan zitten.

In het veld slaat J. rechtsaf richting zijn kansel voor vanavond. Samen met T. rijd ik door naar de Waldbrand. We staan even stil als we een familiesprongetje zien. Een geit met twee kalveren en een smalree bieden T. ruim te tijd om wat foto’s te maken. 

Als we de auto parkeren en uit willen stappen, klinkt een schot. Het komt uit de richting van de Hirschkansel. “Het zal toch niet” zegt T. Maar dan trilt mijn telefoon, het is J. zo zie ik. Ik roep luidkeels een paar héle lelijke woorden terwijl ik de oproep beantwoord. J. heeft die vast meegekregen, maar laconiek reageert hij met: “Waidmannsdank, Theo. Wat fijn dat je het mij zo gunt…”.

Bij de Hirschkansel aangekomen zien we J. en de jachtopzichter, die inmiddels op het schot is afgekomen, bij een mooie overloper staan. J. had de deur van de kansel nog niet eens geopend, toen hij staand op het bordes een rotte zag naderen. Snel patronen erop en nog net had hij de kans op één schot voordat ze doorgetrokken zouden zijn. 



“Toeval bestaat niet, Theo. Fideel dat je mij deze kans bood, door zelf naar de Waldbrand te gaan. Nogmaals, Waidmannsdank”!

Voorbeeld #2

Met onze buurman gaat het niet goed en zijn vrouw, buurvrouwM, staat opeens bij ons binnen met een setje van twee prachtige boeken die over de jacht gaan.



 “Hier, die wilde ik jou maar geven. Niemand kijkt er bij ons nog in en als ik er straks ook niet meer ben, dan weet ik bijna zeker dat de jongens ze gewoon weggooien”.
Ik voel mij vereerd, wat een geschenk, maar de aanleiding geeft ze natuurlijk wel een donker randje. Hoe dan ook, ik ben er erg blij mee.

Als ik een paar dagen later op mijn gemak door de boeken blader zie ik opeens een briefje, dat kennelijk als bladwijzer diende. Benieuwd sla ik de bladzijde open en stomverbaasd kijk ik naar een tekening.

“Er zit een bladwijzer in een van de boeken. Weet jij waarom B. die daarin heeft gedaan, precies op die pagina”? BuurvrouwM is komen kijken, maar zij heeft geen idee, het zien van de tekening doet geen lichtje bij haar opgaan.

De man links op de tekening, hier als een soort Neanderthaler op jacht, is Piet over die ik zojuist een verhaal had opgevoerd, omdat hij al vaker door Rien Poortvliet werd vereeuwigd


Piet (weer) als Neanderthaler (links) – Rien Poortvliet

Toeval? Dubbel toeval dus, de bladwijzer en het verhaaltje over Arnold, Rien, Piet en Tok dat ik net had geschreven, waarin ik een andere ‘Neanderthaler-tekening’ plaatste.

Voorbeeld #3
Diane, onze Duitse Staande Langhaar hebben we in moeten laten slapen. Ze was op en het is mooi dat zo’n daad van barmhartigheid bij dieren wel schijnt te mogen.
Als we haar bij het dierencrematorium afgegeven hebben gaan we bij T. langs, onze vaste voorjager en jachtfotograaf, even bijkomen. Want ook al zijn jagers met de dood vertrouwd, het afscheid gaat niet zonder emotie.

Aan de koffietafel worden nog wat herinneringen aan Diane opgehaald, als de post wordt bezorgd. Ik zie T. in het halletje naar het bezorgde kijken, hij trekt zijn wenkbrauwen op. Weer in de kamer schuift hij de post in onze richting.

De post herkennen we, het is Hoeksche Waard Groen. Een magazine dat onder andere door onze WBE wordt uitgegeven over wildbeheer, jachthonden, jachthoornblazen, flora en fauna. Al 27 (!) jaar vol met verhalen, Verhalen die we in de Nederlandse Jager zo missen, want het zijn die geweldige anekdotes die ervoor zouden kunnen zorgen dat we als jagers kunnen overleven, door via de verbeelding in die verhalen de verbinding te maken.

Dan ziet mevrouwM de foto op de cover. “Nee”, zegt ze, “dat kan toch niet. Hoe is dat nou mogelijk, Diane! Daar weet jij meer van”, zegt ze tegen mij, “dat heb jij vast geregeld. Maar hoe kan dat nou, precies vandaag, nu we haar net hebben weggebracht…”, ze schiet vol.



Ze geeft er blijk van dat ze een rotsvast vertrouwen in mijn regelend vermogen heeft, maar dat ik dit allemaal zou kunnen regelen en plannen, nee echt niet. Mijn verhaaltje in het magazine waar Diane in voorkomt heb ik al weken geleden moeten inleveren bij de redactie. 

Allemaal toeval, zeg ik, puur toeval.
“Nou”, zegt T. die in HWG zit te bladeren, dit is geen toeval meer, dit is gewoon bizar. Diane staat op de cover, maar in dat verhaaltje gaat het ook over Tim”. Tja, Tim is de imposante Chess-reu die hij twee weken daarvoor heeft moeten laten inslapen.

Twee keer toeval is geen toeval, het is bizar, zo leerde ik die dag.

©TheoM
één moment...