Jachtkoorts

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik zie de ganzen aankomen, luid gakkend, grauwen. Ik probeer mij goed weg te houden, zodat ze mij pas laat zullen zien. Twee schoten klinken en twee ganzen vallen als een steen uit de lucht. Ik breek mijn geweer, vang de hulzen op en doe er verse patronen op. 23.59 uur, zie ik.

Kennelijk gebeurt er de volgende tijd niet veel, want als ik weer de tijd check is het al 01.47 uur. Twee Canadezen zijn net langs gekomen en ik heb er een uit het koppeltje kunnen schieten. De andere komt langs voor een condoleancegroet, dat had hij beter niet kunnen doen.

Alle soorten jacht hebben zo hun bekoring, vind ik. Ook die op ganzen, voor dag en dauw in de polder, het plaatsen van de lokstal, wachten op de zon die op komt, vanaf een half uur voor zonsopgang mogen we hier schieten.

Weggedoken achter het riet loer ik naar een koppel ganzen dat recht op mij afkomt. Op het laatste moment buigen ze wat af, te ver voor een schot. Verdorie, van achter mij kwamen er nog drie, te laat gezien. Maar het geluk is met mij, de vijf maken nog een ereronde en willen invallen. Op het eerste schot vallen er twee, met het tweede schot de derde gans. Geluk? Een goede schutter heeft altijd geluk, daarom is het een goede schutter, denk ik maar.
Diane apporteert alle drie de ganzen en zo liggen er al zeven stuks naast het hutje. Zeven ganzen met zes patronen, het kan minder, denk ik, als ik op de klok kijk. 03.15 Uur.

Ik zie een auto over de dijk rijden, wat moet die hier nu zo midden in de nacht? Het is een  politiewagen, die langzaam dichterbij komt. Ik hou mij goed weg, want het lijkt mij niet verstandig als ik hier nu, jagend midden in de nacht, betrapt word. Maar ja, de lokstal houdt zich niet een beetje weg, pontificaal staan ze daar te lokken…
De mannen zien mij en één van hen steekt zijn duim op, geen jachthater in ieder geval. En gelukkig ook geen kenner van de vigerende wetgeving, anders zou het Halali voor mij geweest zijn. Ik zie de politieauto in de verte vertrekken.

Het is een tijdje stil en langzaam soes ik wat weg. Dan, opeens een geweldig kabaal. Ik weet niet wat mij overkomt, ik ben zelfs wat gedesoriënteerd. Van de hand die ik op mijn arm voel gaat een geweldige rust uit. Wat is er gebeurd? Ik ben zo lekker aan het jagen en nu, opeens…

“Zet de wekker eens uit”, zegt ze, “je moet er uit. Je maten komen je over een half uur ophalen.” Snel ben ik aangekleed, zet de spullen vast uit de garage en op de oprit, zodat we straks direct in kunnen laden en vertrekken. Koffie en thee in de thermoskannen, krentenbolletjes uit de koelkast. Precies op tijd zijn de mannen er en in een mum van tijd zijn we onderweg. 

“En, Theo, heb je lekker geslapen?” 
Geheel naar waarheid zeg ik dat ik heel slecht geslapen heb.
“Steeds wakker, een hazenslaapje en weer wakker. 
En steeds maar weer op de klok kijken, de nacht kruipt om. 
En dan dat dromen, hè? 
Gelukkig wel over jagen, dat dan weer wel.”

S. kijkt mij verbaasd aan: 
“Ik heb dat ook, maar ik dacht dat typisch iets voor jong-jagers is. Jij bent al decennia jager en heb je dan toch nog steeds jachtkoorts?”
“Het gaat niet over, ook niet bij een ganzenjachtje, in ieder geval niet vanzelf,” zeg ik.

© TheoM
één moment...