Genoten?

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Drie gasten vandaag, op de ganzen. Nou ja, ganzen, dat is dit jaar niet eenvoudig. 
Eerst bleef de ontheffing voor koppelvormende ganzen uit. Toen kwam de ontheffing voor de zomerganzen te laat af. En toen die afkwam was het gebruik van lokmiddelen verboden. 
Het komt er dus op neer, dat de Provincie de gigantische aantallen ganzen tot probleem verklaard heeft en dat diezelfde Provincie effectief bejagen eigenlijk onmogelijk maakt; je gaat als jager wel ergens zitten, maar het is maar afwachten of de ganzen dan precies daar willen overkomen.

Maar de gasten vandaag weten het: garantieganzen zijn er niet. Toch zijn zij er, ruim op tijd. Zo op tijd, dat de gastheer als laatste arriveert op de verzamelplaats. Koffie/thee, iets van de bakker en dan de bespreking van het aanvalsplan, nou ja beter gezegd het afwachtplan. Want het is dus een kwestie van afwachten wat de ganzen vandaag zullen doen en wie welke kansen krijgt en mogelijk kan verzilveren.

C., ruimschoots aan de AOW en al zijn hele leven jager, heeft zijn cockertje Aura bij zich. Een energiek hondje, dat prima apporteert, zelfs uit de dekking over breed water. S., een gewichtig mens, heeft zijn wachtel Bella meegenomen. Een mooi allround jachthondje, gek op haar baas. En S., een andere, de jongste van het stel en junior dus qua leeftijd en ook qua aantal aktes, heeft de langhaar Teun bij zich. Oorspronkelijk vooral ingezet voor het veldwerk, maar nu gaat die steeds meer mee op jacht.

C. en de S., de senior, waren een paar weken eerder ook al eens te gast en zullen de voor hen bekende plekken ‘Panorama’ en ‘Bij het hek bezetten’. Dat scheelt voor mij een hele loop want ik hoef ze nu niet te installeren. S., de junior, zal langs de kas oplopen naar een kuubkist die daar is neergezet. Zelf zal ik in een ander deel van het veld de ‘Driesprong’ bezetten, vergezeld door mijn Diane. Mooi is dat, vier jagers elk met hun hondje; acht keer passie.

Ik hoef van de mannen het minste te lopen naar mijn post en schenk nog een keer thee in, terwijl ik ze nakijk, op weg naar hun posten. Ze zijn nog geen 100 meter onderweg als ik een groepje Canadezen aan zie komen vliegen. Rare vogels toch, ik twijfel soms tussen dom of nieuwsgierig, ze draaien wat bij en vliegen recht op C. af. Ik zie dat hij zijn stoeltje van zijn schouder haalt, zijn geweer schoudert en hoor het schot. Een gans valt op de akker. Aura is perfect afgericht en is op het schot gaan zitten.

Dan mag ze kennelijk aan het werk, als een helikopter draait haar staartje in het rond en springend rent ze over de voren naar de gans toe. Een grote, heel grote gans en een klein, heel klein hondje; ik verwacht dat C. zijn gans zelf zal moeten halen. Maar daar denken Aura en C. kennelijk heel anders over; bij de Canadees aangekomen probeert Aura hem op te pakken. Dat lukt natuurlijk niet, maar apporteren moet ze, zal ze en -vooral- wil ze. Die wil is erin gefokt en zo is ze ook afgericht. Maar ja, hoe? Ze draait er een paar keer rond de gans en probeert hem telkens op te pakken, tevergeefs. Dan pakt ze de gans bij de hals en begint te slepen. Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan. Nou, zelfs dat kunnen is niet eenvoudig, zo’n zware en grote gans, dwars over al die ploegvoren. Toch redt ze het, ze sleept de gans tot bij C., die als hij de gans heeft aangenomen om zich heen kijkt; ja C., we zagen het en het was prachtig!

Ik zoek mijn plekje op. Bij mijn hutje lopen een paar ganzen, die onbeschoten vertrekken eer ik daar ben. Achter mij gaat de zon op.



Smienten vallen achter mij in, koeten verdedigen en bevechten met veel kabaal hun territorium. Een koppel kraaien heeft mij in de gaten en scheldt naar mij -ruim buiten schot- hoog vanuit een boom. De bruine kiekendief is ook weer gearriveerd, ik zie haar voor het eerst dit jaar. Elk jaar broedt er hier wel een paartje, maar ik heb eigenlijk geen idee of het gewoonlijk het vrouwtje of het mannetje is, die na de winter als eerste arriveert.

Grauwe ganzen vallen op de wintertarwe akker vóór mij, maar veel te ver. En als er eenmaal een paar zitten vallen er geleidelijk aan steeds meer bij; zo heb ik mijn eigen levende stal, maar effectief voor mij lokken is er dus niet bij. Ik besluit maar eens wat te gaan lopen; als ik met een grote boog om het koppel ganzen loop en ze gaan op de wieken, dan vliegen ze wellicht richting mijn jachtmaten. Op de wieken gaan ze en met een grote boog vliegen ze om mij heen en vallen een paar honderd meter verderop weer in. Dus loop ik nog maar wat verder dan ik eigenlijk van plan was, ik waag een tweede poging. Weer gaan ze ruimschoots buiten schot op en ik zie ze aan de horizon verdwijnen. Terwijl ik terugloop naar mijn hutje om mijn stoeltje op te halen hoor ik twee schoten. Ik hou mijzelf maar voor dat al mijn geloop uiteindelijk niet voor niets is geweest, hoewel ik natuurlijk geen idee heb of die schoten daadwerkelijk bestemd waren voor ‘mijn’ ganzen.

Terug bij de auto bel ik Junior, hij heeft al drie grauwen en een kauwtje, zo krijg ik te horen. Maar het is bij hem nu al een tijdje stil, erg stil. Senior belt mij met de mededeling dat hij niets geschoten heeft, maar dat hij door de dekking heen een gans bij de buren op de akker meent te zien liggen. Ik besluit die maar even te gaan ophalen, maar moet daarvoor weer een flink eind lopen. Door wat extra om te lopen krijg ik de ganzen die op de buurakkers lopen op de wieken. Maar het is alsof ze het weten dat mijn maten ze opwachten, want ze verdwijnen onbeschoten, richting de natuurgebieden verderop.

Ik stuur Diane voor mij uit naar de witte vlek die in de verte op de akker ligt. Ze neemt de aangegeven lijn goed aan en loopt recht op de gans af. Als ze erbij komt snuffelt ze wat en komt teruglopen zonder gans. Nou, dat verbaast mij, dat doet ze normaal nooit…

Als ik op enige afstand van de ‘gans’ ben, zie ik het al, het is geen gans, maar een zilverreiger. Hij is, zo te zien, al enige tijd dood en stinkt. Vandaar dat Diane waarschijnlijk er niet aan dacht om dit kreng te apporteren; ook voor een fanatieke apporteuse zijn er kennelijk grenzen. Lekker hoor, van die Senior om mij zo’n eind te laten lopen.

Net als ik terug wil lopen, zie ik een koppeltje ganzen recht op Senior afvliegen. Ze maken geen geluid en naderen hem van achteren, ik ben benieuwd of hij ze in de smiezen heeft. Ik zie één van de ganzen uit de lucht vallen en hoor een fractie later het schot. Mooi, in ieder geval is al mijn geloop hier uiteindelijk niet voor niets geweest.

Als iedereen bij de verzamelplaats is, drinken en eten we daar wat en ‘evalueren’ we onze jachtuurtjes. Iedereen heeft wel iets te melden, zo blijkt. Zo is Junior trots op zijn Langhaar, want toen hij een gans schoot die over water in het riet viel ging Teun zonder dralen over en zocht in het riet naar de gans. Plots stond Teun voor; kennelijk zat daar een fazant. Tja, wat te doen? Samen couleren was onmogelijk, tenzij Junior zou overzwemmen. Zijn “toe maar, Teun, toe maar”, leidde ook tot niets. Zo stonden ze daar, minutenlang, Junior aan deze kant van het water, Teun aan de andere kant, in het riet, doodstil. Dan, opeens gaat er met luid kabaal een haan op, Teun springt in en wil de haan achterna, dan stopt hij en kijkt om. Het lijkt of hij zich, na al die minuten focus op de fazant nog herinnert waarvoor hij daar in het riet was. Hij laat de haan de haan en zoekt verder in het riet en komt met de gans het water over zwemmen. “Dat vond ik toch zo prachtig, Theo. Dat schakelen van de hond”, zegt Junior.

Op de vraag of Senior ook nog iets te melden heeft antwoordt hij: “Zeker wel, maar niet zo spectaculair als Junior. Ik had vandaag niet veel geluk, er kwamen er niet veel bij mij over en als ze er wel waren reageerde ik veel te laat om te kunnen schieten. Toen bleek nog dat ik jou voor niets op die bleke ‘gans’ heb laten lopen. Ook niet iets om trots op te zijn. Maar opeens kwamen er nog twee ganzen over, net voor het sluiten van de markt. Ze kwamen vanachter en ik had ze niet gehoord. Dus toen ik ze zag, waren ze mij al voorbij. Snel geschouderd, sneller geschoten, maar het snelst was Bella met het apport”.

“Nou,” zeg ik tegen C., de enige echte senior in ons gezelschap, ‘jou hoef ik niet te vragen, waar je trots op bent. Prachtig wat die kleine Aura deed met die grote Canadees. Intelligent en passie. Die grote wil om haar baas te helpen”. Toch schut C. zijn hoofd, “nee Theo, je vergeet de Nijlgans, die ze ook nog voor mij apporteerde. Maar je hebt geen idee waar ik echt trots op ben”. Vragend kijk ik hem aan.

“Dat ben ik op jou, omdat je mij in staat stelde hier vandaag mijn eerste Canadagans en eerste Nijlgans te schieten”. Het is bijna niet te geloven, C. is 77 jaar oud en liep als drijver al mee vanaf dat hij lopen kon, hij had vanaf zijn 16e zijn akte. Hele volksstammen waren welkom op de jachten die hij bezat. Maar toen hij van al die jachten bijna niets meer over had en weinigen meer kon uitnodigen, raakte hij ze bijna allemaal kwijt, al die jachtvrienden. Zo gaat dat, soms, Hennie Vrienten en Herman Brood weten er alles van. We proosten op de eerste Canadees van C. en daarna nog een keer op zijn eerste Nijl. “Weidmansheil, C.”.

Ik stel voor om tableau te maken en zo de primeurs van C. te eren en er een foto van te maken. Junior draagt de ganzen naar een mooie plek in het gras en legt ze keurig neer. Toch moet hij ze van mij anders neerleggen, niet op hun rug, maar op hun borst. “Echt, Theo?”, vraagt hij, waarop ik zeg dat hij het goed gedaan heeft, maar dat ze mooier uitkomen op de foto als ze op hun buik liggen.

C. komt aangelopen en, jachtpurist als hij is, foetert hij direct tegen Junior. “Zonde van dat kostbare vlees, het moet kunnen koelen en de beste stukken vlees zitten op de borst. Je moet ze altijd, altijd, op de rug leggen”!



Junior kijkt mij aan, maar ik doe net of mijn neus bloedt. Sterker: ik stook het vuurtje wat op en zeg: “Ja C., jagers van onze generatie weten dat. Zo zijn wij opgevoed. Maar jongelui lijkt dat niet meer te interesseren. ‘Jachtdingetjes’, daar zijn ze tegenwoordig meer in geïnteresseerd dan in jachtgebruiken en jagerstaal, terwijl die er toch niet voor niets zijn”.

Junior geeft geen krimp en vraagt mij: “En jij, stokertje, is er nog iets waar jij vandaag trots op kan zijn”? Ik moet even denken, pak dan mijn iPhone, en toon het hem: 11.019 stappen. Maar het meeste trots ben ik op het feit dat mijn drie gasten vandaag ieder op zijn manier een paar mooie uurtjes hebben doorbracht.

©TheoM
één moment...