Gênant ?

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We zijn druk geweest met de voorbereiding van onze zwartwilddrukjacht...
Daar moet je in het veld wel een paar dagen voor uittrekken. En dan heb ik het nog niet eens over de vele voorbereidingen enkele maanden voor die grote dag.
  • Welke dagen zouden we de dag kunnen houden, doen we het samen met de buurvelden of juist niet? Wanneer schikt het de combinanten qua datum niet? Eenmaal een datum op het oog is het nog maar de vraag of er dan een meute beschikbaar is en of de beoogde datum stand kan houden. 
  • Hotels en pensions checken of er die dagen niet al een ander evenement in de omgeving is, waardoor er mogelijk te weinig bedden voor onze gasten beschikbaar zijn. Restaurant bespreken voor de avond ervoor. Broodjes, soep en worst regelen voor het Schüsseltreiben. Genoeg, meer dan genoeg bestellen, opdat we niet in verlegenheid gebracht worden als er te weinig is.
  • Uitnodigingenlijst maken, wie wel, wie niet? Uitnodigingen versturen. Contact met de Nachbarn, wie wil meedoen en zo ja, met hoeveel geweren? Drijvers vragen of zij dit jaar ook weer present zijn. 
  • Koeling bij de slager regelen.
  • Boer vragen of hij ook dit keer weer met zijn tractor en aanhanger de drijvers wil vervoeren.
  • De administratie van namen, Handynummer, Jagdscheinnummer, etc. Groepsindelingen per Ansteller maken. Ik wil dat al die zaken vooraf perfect geregeld zijn. Precies, met bijna met Deutsche Grundligkeit. 
  • Ik was wel eens op een jacht waar die zaken op het laatste moment houtje-touwtje geregeld werden. Ik zou mij voor zo’n organisatie generen.
  • Contact opnemen met de Burgemeester, opdat hij via de plaatselijke Zeitung laat weten dat er een drukjacht gaat plaatsvinden: een gewaarschuwd mens telt voor twee. Wandelaars of ruiters op het tableau zou meer dan pijnlijk zijn.

Vanzelfsprekend zorgen we enkele weken voor de geplande dag voor jachtrust in het veld, want het zou natuurlijk beschamend zijn als er die dag geen of weinig wild zou zijn door de onrust die je zelf veroorzaakt hebt.

Als de dag nadert is er nog heel wat veldwerk te doen.
  • De markeringen van de oude standplaatsen nalopen, zo nodig nieuwe maken, plaatsen controleren op veiligheidsaspecten. 
  • Takken verwijderen die het zicht of schot belemmeren.
  • Sparrentakken zagen om het wild stijlvol op de Strecke te kunnen presenteren. 
  • Hout voor het kampvuur. 
  • De helpers die de geweren zullen uitzetten instrueren. 
  • Drank, koek & zopie, brood, worst en soep regelen. 
    • Banken en tafels lenen bij de brandweer. 
Pfff, je bent dan blij dat morgen eindelijk de dag is, er is altijd zoveel te doen en dat voor slechts zo’n vier uurtjes jacht.

Maar als je tenslotte tevreden aan een biertje zit, het onbehaaglijke gevoel dat je wellicht toch nog iets vergeten bent, achter je latend, komt de ontspanning. Alles is geregeld, laat de gasten morgen maar komen…

Tot A., onze Jagdhilfe, belt. “Scheiße, Theo. Der R., dieser Arschloch, zäunt gerade seine Ziegen ein, dort wo wir Morgen auch jagen“. Ik hou er een ongemakkelijk gevoel aan over. R. is geen makkelijk mens in de omgang, maar in het dorp wel een dominante boer. Waarom doet hij dat, terwijl hij weet dat we morgen gaan jagen? De relatie tussen A. en R. is al een tijdje gespannen. Enfin, die plooien gladstrijken is een zaak die na de drukjacht van morgen opgepakt moet worden. Maar de spanning is direct weer terug.

Samen met A. bekijken we waar we de zes jagers, die we oorspronkelijk bij de weide waar nu de geiten staan hadden gedacht, een andere plek kunnen geven. Die vinden we al snel, het wordt in het bos langs de enige hoofdweg in ons Revier. Omdat er geen tijd is om de Ansteller van de “geitengroep” te instrueren waar de vervangende standplaatsen zijn, wordt besloten dat hij mijn groep overneemt, omdat die plaatsen zich eenvoudig aan hem laten uitleggen. Ik zal dan zijn groep naar hun plekken brengen.

We lopen over het bospad en markeren met een spuitbus de plaatsen waar morgen mijn gasten moeten staan. Al met al geen slechte plekken, denk ik. Vlakbij een Südhang, waar varkens graag een beetje in de zon bivakkeren om zich op te warmen, volop dekking en waar wij staan op het pad hebben we voldoende ruimte om het wild te kunnen aanspreken en veilige schoten af te kunnen geven.

A. Denkt dat kennelijk ook, want op de laatste plek spuit hij een grote T op een boom. “Das is deine Stelle, Theo”, zegt hij. En hij verzekert mij dat áls de varkens er zijn, ik hier zeker… Zo zie je maar, soms heb je geluk, misschien. Hoewel het gênant zou zijn als juist ik…

Lager op die helling zouden ook nog geweren geplaatst worden, herinner ik mij en dat zou wellicht een veiligheidsrisico met zich meekunnen brengen. A. is het met mij eens en zegt toe dat twee van die plekken morgen aangepast zullen worden, het komt mooi uit dat hij die groep zelf zal begeleiden.

De volgende dag verloopt alles gesmeerd. Heerlijk is dat, alle voorbereidingen zijn niet voor niets geweest. De geweren, drijvers en hondenmensen worden door de hoornblazers welkom geheten. De Jagermeester houdt zijn toespraak. Welkom, vrijgave, veiligheidsmaatregelen etc. Nogmaals blazen de hoornblazers en dan gaan de verschillende groepen op pad met hun begeleiders. De drijvers en de hondenmensen gaan naar hun startposities.

Als ik met mijn groep over het bospad loop en telkens een jager zijn plek wijs, hen vertel waar wel en niet veilig te schieten, kom ik tot rust. Vanaf nu gaat het zoals het gaat, er valt niets meer aan te veranderen.
Vlakbij de boom met de T zet ik mijn kruk neer, pak de rugzak uit: kijker, oorkappen, thermoskan. Ik zet de telefoon op trillen en ga op mijn gemak zitten. Heerlijk die rust. Ik ontspan me. Totdat.

Totdat ik opeens aandrang voel. De opgebouwde spanning zat kennelijk ook in mijn darmen. En die vinden het kennelijk ook tijd voor ontspanning. Maar dat bezorgt mij weer hoofdbrekens. Sorry, maar ik nu moet even in detail. Het is namelijk zo, dat ik mij maar moeilijk in het veld kan ontlasten. Hurkend lukt het mij niet, leunend tegen een boom, dat zou misschien nog kunnen, maar ook dat is -bij mij- een gedoe. Gelukkig zie ik een stam van een omgewaaide boom, op zo’n 30 meter naast mij. Dat zou wellicht een optie voor mij zijn. En het biedt ook enige privacy, mijn groep kan mij niet zien en A. zou ervoor zorgen dat er daar verderop niemand geplaatst zou worden.

Bij de boomstam haal ik wat bramen weg, laat de broek zakken, ga op de stam zitten en schuif naar achteren. Mensenlief, wat kan kakken voor een opluchting zorgen. En het was nodig, nogmaals sorry, maar het gaat om de details. Het was meer een soort baggeren dan kakken. Na de opluchting komt het volgende probleem: ik heb geen toiletpapier bij mij. Wat nu? Ik denk opeens aan F., een arts met smetvrees. Die vertelde eens dat hij altijd zijn rubberhandschoenen gebruikte als hij…. En die heb ik ook bij mij, mocht ik na de jacht nog moeten ontweiden. Enfin, ook op dit punt kan ik nog wel in details treden, maar mogelijk hebt u het plaatje al.

Tevreden sta ik op van de boomstam, trek mijn handschoen uit, knoop hem dicht, hijs onderbroek en jachtbroek op, maak de buikriem weer vast en kijk eens naar het resultaat van mijn ontspanning. Gek hè, je wilt toch altijd weten wat je geproduceerd hebt.

Dan zie ik hem. Op zo’n 25 meter afstand zit een jager. Ik ken hem, een Duitser uit een naburig dorp. En wat erger is, hij kent mij. Maar hoe kan dat nou, daar zou toch niemand geplaatst worden? Hij heeft alles kunnen zien, ook al had hij het niet gewild, want daar was voor hem absoluut geen ontkomen aan. 

Tja, wat doe je in zo’n geval. Ik steek mijn hand maar als een groet omhoog. Hij niet, het is echt meer dan pijnlijk, maar hij steekt zijn duim op, hij lijkt bijna opgeluchter dan ik. Gênant, verlegenheid, generen, pijnlijk, beschamend, synoniemen te over, maar het dekt allemaal nauwelijks de lading…

©TheoM
één moment...