Gebitten, gebed, gebeden

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Jagers hebben een bovengemiddelde interesse voor de kaken van wild. De tanden en kiezen zeggen veel over de leeftijd, conditie en leefomstandigheden van het wild. Toch vind ik het een bizar gezicht, wat ik daar op de Veluwe zie.
R. is op vakantie en hij vroeg mij of ik soms zin zou hebben om tijdens die weken één of meer keren naar de Veluwe te gaan, waar hij combinant is in één van de mooiste particuliere landgoederen. Onzinnig is het eigenlijk; de vraag of ik daar zin in zou hebben. Natuurlijk!
“Je krijgt een overloper vrij. En heb je kans op een tweede, dan is dat ook goed, doe je best”!

Samen T., onze voorjager en jachtfotograaf ga ik op pad. Het is goed te merken dat het vakantietijd is. Absurd rustig is het, althans op de snelweg. Want als we Harderwijk binnenrijden belanden wij bijna in een file bij de grote viszaak daar. Het parkeerterrein is compleet vol, auto’s staan zelfs in de berm.

Ik rij een rondje over het parkeerterrein en nog een. “Waarom doe je dat, je ziet toch dat alles vol is”? Ik zeg niets en draai nog een rondje. En ja, hoor, precies voor de ingang rijdt een auto weg en ik kan daar parkeren. “Dat is de Wet van Theo, als er veel kort geparkeerd wordt komt er altijd wel een plekje vrij, meestal op de drukste plek”, zeg ik.

De keus in alles wat daar aan vis verkocht wordt is reuze, maar het lukt toch om een paar belegde broodjes en wat warme vis te kiezen. Alles kan met een glaasje wijn worden weggespoeld. Kortom, we hebben het prima naar onze zin, daar op het terras, in het zonnetje.

“Wat doen we? “T. stelt de vraag wel, maar hij verwacht geen antwoord en loopt naar binnen om nog eens wat te drinken te bestellen. Ruimschoots op tijd zijn we, we worden pas over ruim een uur in de jachthut verwacht.

“Je moet ook even naar binnenlopen, het is te bizar voor woorden wat je ziet bij dat tafeltje bij de deur”. Op mijn vraag wat dan, geeft hij geen antwoord. “Ga nou maar zelf even kijken, zoiets krijg je niet verzonnen”.

Ik loop naar de ingang maar zie niets bijzonders. Dan zie ik T. zwaaien; ik moet door de zaak heen weer naar de uitgang lopen. En dan zie ik het, mijn oog valt er direct op. Aan het tafeltje, daar bij de deur, zit een stel op leeftijd. Heftig in gebed verzonken. Nou is dat niet gek, zeker hier op de Veluwe, maar bizar is wat er open en bloot op tafel ligt. Twee stel gebitten. Lekker knus bij elkaar.

Ja, we vermaken ons prima, daar op het terras.

Al voor de afgesproken tijd zijn we bij de jachthut. P. is er ook al, en zit binnen aan een kop koffie. De jachtopzichter kan elk moment komen zegt hij. Die moest nog even een verkeersslachtoffer ophalen.

P. is pas op latere leeftijd, via de hondentraining bij T., in de jacht gerold. Maar inmiddels zal hij ook wel ruim 30 aktes hebben. Omdat gehoorbescherming eerst nog niet zo in de mode was, nemen de laatste tijd de gesprekken die je met hem kan voeren soms wel een bijzondere wending. Hij is attent en toch gebeurt het regelmatig dat je antwoord krijgt op een vraag die je niet gesteld had. 

“Jonge zeug”, zegt de jachtopzichter, die ik help het dier in de koelcel te leggen in afwachting van het vervoer naar het destructiebedrijf. Ik kijk naar de tanden, want het gebit geeft tot ca. 24 maanden vrij nauwkeurig een indicatie van de leeftijd. Het slachtoffer valt nog net in de categorie overlopers, de L2 is nog niet volgroeid.



Binnen worden de laatste nieuwtjes doorgenomen en wordt het plan voor vanavond gemaakt. Wij zullen op de W.-kansel gaan zitten. Dat is een nieuwe gesloten kansel, die ook op een nieuwe plek in dat deel van het veld staat. Ik ben daar in het voorjaar eens bersend langs gekomen, maar weet niet meer precies waar hij staat, dus de jachtopzichter zal voor ons uitrijden tot de plek van waar wij er lopend naar toe kunnen. 

P. probeert zijn geluk te beproeven op de Z., een plek waar regelmatig een afschotwaardige bok gezien wordt. “En vannacht blijf ik zitten, niet op de Z., maar bij het Witte Huis. Daar zetten varkens de hele tuin om. Het is wel met hekwerk afgezet, maar daar trekken ze zich weinig van aan. Maar tot hoe laat blijven jullie zitten, dan kom ik eerst nog even naar de Jachthut. Gezellig wat ouwehoeren en ik heb pittige kippenpoten meegebracht”.

Op weg naar onze kansel zien we dat de varkens daar pal naast het fietspad de berm al flink hebben omgezet, dat geeft de jager moed. We installeren ons en het wachten kan beginnen.
Maar als we na bijna drie uur nog niets gezien hebben en de zon ondergaat is, hoewel wild natuurlijk altijd kan komen, de moed niet alleen mij, maar ook bij T. in de schoenen gezonken. Want ik hoef niet meer te zeggen dan “Zullen” en hij staat al op en begint in te pakken.

Gelijk met P. komen we bij de Jachthut aan. Hij heeft roodwild bij zich gehad, maar geen bok gezien. “Dat jullie niets gezien hebben verbaast mij”, zegt de jachtopzichter. Toen ik jullie afgezet had ben ik doorgereden en vlak bij jullie liep een hinde met smaldier en kalf. En schijn achter jullie zag ik een zeug met biggen. En die opengebroken berm bij het fietspad… Nee, wild is er genoeg. Jullie hebben gewoon pech gehad”.

De kip smaakt prima, het wordt gezellig, want P. komt los en krijgt het op zijn heupen. Het ene verhaal na het andere. Heerlijk, die jachtverhalen, ik kan er geen genoeg van krijgen. Onontkoombaar komt uiteindelijk het gesprek ook op de politieke situatie uit. Dat komt in dit geval mooi uit, want P. blijkt werkelijk voor elk probleem en crisis een oplossing te hebben. Allemaal met prachtige humor.

Maar de humor gaat over in ingehouden woede, als P. begint over de “achterlijke situatie” waarin ons land beland is, nu we worden geregeerd door ministers die naar de uitvaart van dé wolf gaat. De wolf die bijna 100 landbouw- en huisdieren heeft gedood en ook een mens aanviel voor hij werd doodgeschoten. “Ze gaan zelfs een krans op de kist leggen namens het kabinet! Geloof me, dit land is verloren”.



We liggen dubbel van het lachen en dat maakt P. alleen maar bozer. “Lach er maar om, als ik dit in het buitenland vertel, dan denken ze dat ik het verzin. Achterlijk is het”.

We hebben P. al een paar keer geprobeerd te vertellen dat het bericht op de nieuwssite niet echt is, het is satire. Maar P. hoort het niet, want slechthorend, en gaat maar door, hij is niet meer te kalmeren.

“Het is satire, P.”.
“Het wordt geregeerd door dwazen, het land is verloren”….

Het kan zijn dat P. gelijk heeft en aan een schot zijn we niet toegekomen, maar wij hebben wel kunnen lachen, de hele dag.

©TheoM
één moment...