Für dich mache ich eine Ausnahme…

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Nadat de voorlaatste jager bij zijn post is afgezet, maakt de jachtopzichter mij met zijn wijsvinger op zijn lippen duidelijk dat we stil moeten zijn. Voorzichtig loopt hij voor mij uit, takjes die op de grond liggen ontwijkend, steeds dieper het bos in. Drückjagd, Duitsland dus, vanaf het moment dat het “anstellen” begint, gaat mijn hartslag al wat omhoog.
Ik word op een kleine heuvel geposteerd, tussen twee dikke beuken, vanwaar ik bijna rondom kan kijken. Alleen links van me kan ik minder kan zien omdat daar een klein kammetje is, op zo’n 50 meter afstand, waarachter de helling verder naar beneden loopt. Een prachtige plek vind ik het, wat kennelijk ook de gedachte van de jachtopzichter is, want hij maakt het “perfect”-teken, waarna hij verder het bos intrekt.

Doodstil is het, geen geluid en geen wind. Ik plaats mijn kruk tussen de twee bomen, zet mijn kappen op en probeer zo stil mogelijk de buks te laden. Ik trek mijn camouflagehandschoenen aan, trek mijn sjaal voor mijn gezicht en dan kan het grote wachten beginnen.

De Jägermeister heeft in zijn welkom speech met de spreekwoordelijke Duitse Gründlichkeit het gebruikelijk lijstje afgewerkt: veiligheid vóór alles, je eigen verantwoordelijk voor elk afgegeven schot; dat je je post niet mag verlaten, je wordt afgezet èn opgehaald; als je schiet en het stuk ligt niet in het zicht, dan de aanschotplek en vluchtrichting bij het ophalen markeren; het nazoeken zal geschieden door zweethonden; schieten doe je van klein naar groot en van zwak naar sterk. 

En natuurlijk de vrijgave: alle zwartwild is vrij, waarbij vanzelfsprekend zogende zeugen gespaard moeten worden. Van het roodwild zijn het kaalwild en de spitsers vrij. Roofwild is hier -bijna vanzelfsprekend- ook vrij.
Reewild wordt niet vrijgegeven, verstandig. Reewild vind ik te teer voor drukjachten of misschien is het beter om te constateren dat het voor velen kennelijk te moeilijk is om de discipline op te brengen om alleen dan te schieten als een ree met vier lopers op de grond staat. 

Doodstil is het, zo stil maak je het zelden mee. Langzaam dwarrelt er af en toe een dor blaadje van een beuk naar beneden. Ik heb mijn op kappen de geluidssterkte op maximaal staan en ik hoor soms zo’n blaadje landen. Nooit heb ik dat eerder gehoord en ik krijg prompt last van een oorwurm, “I can hear the grass grow”. Jeugdsentiment.


In de verte valt een schot. Even later weer een, maar in mijn hoek is slechts doodse stilte. Honden gaan te keer, maar hun geluid gaat van mij af, ik heb op mijn -prachtige- plek aanblik noch aanloop. Kwestie om toch scherp te blijven, wild kan altijd komen.

Zo gaat ruim een uur voorbij als ik opeens een soort geruis hoor, dat ik niet direct kan thuisbrengen. Wild, dat is haast zeker, maar wat? Want de dikke laag beukenblad zou toch alles moeten dempen. Het geluid lijkt bijna op dat van een voertuig dat over het blad rijdt. Soms staat het stil, dan komt het wat dichterbij en even later lijkt het weer van mij af te gaan. Ik kan niet zien wat het zou kunnen zijn, het kammetje naast mij ontneemt mij het zicht in die richting.

Dan is het weer een tijdje stil en net als ik denk dat, wat het ook geweest zou kunnen zijn, weg is, hoor ik het. Heel zachtjes wat geblaat, Moeflons!

Daar had de jagermeester bij de vrijgave niets over gezegd, maar het zou ook kunnen dat ik dat niet heb meegekregen, want er was enige onrust tijdens zijn speech. Dat is niet alleen onbeleefd, maar ook nog eens ineffectief, zo blijkt.

De kudde maakt geen aanstalten om door te trekken en blijft op de plek, waar ik ze nog steeds niet kan zien. Ik stuur een bericht naar de jagermeester met de vraag of moeflons vrij zijn.

Dan zie ik hem in mijn ooghoek, een grote ram. Onopgemerkt is hij mij van achteren genaderd. Hij heeft imposante slakken in een machtige krul om zijn oren, het is een prachtig dier. Zelden zag ik zo’n mooi exemplaar in zijn wintervacht, donkerbruin met een wit zadel. Hij heeft een zwarte das om, zo lijkt het. Mijn telefoon trilt, het is vast het antwoord van de jagermeester, maar ik kan niet kijken, want elke beweging zou mij zo maar kunnen verraden. 

Heel langzaam trekt de ram op zo’n 30-40 meter langs mij heen. Dan, opeens, staat hij doodstil. Krijgt hij verwaaiing? Er is geen wind, maar het toch zou dat zomaar kunnen, want we zijn zo dicht bij elkaar, dat ik nauwelijks met mijn ogen durf te knipperen.

Opeens fluit hij, een schel geluid waarmee hij de kudde aan de andere kant van de kam waarschuwt. Nog een keer fluit hij. Dan stampt hij met zijn voorlopers op de grond: acuut gevaar, zo geeft hij door, maar hij weet niet waar. 
Langzaam loopt hij het kammetje op en nog steeds heeft hij mij niet bemerkt. Op de kam staat hij even stil. Prachtig breed staat hij, maar ja, niet vrij?  Het lijkt haast alsof hij naar mij kijkt en dan verdwijnt hij, over de kam, de helling af. 

Pfff, wat een opgebouwde spanning. Ik ga wat verzitten, puf uit en ga dan staan om te proberen of ik dan de kudde kan zien, maar helaas. 

Al zou ik vanaf nu niets meer zien of kunnen schieten, het is een dag om nooit meer te vergeten.

Dan herinner ik mij dat mijn telefoon trilde. Ik kijk en lees het bericht van de jagermeester:
“Nein, Muffelwild ist heute nicht frei, aber für dich mache ich eine Ausnahme, lieber Theo. Waidmannsheil!“

© TheoM
één moment...