Foetus

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ze belt met de vraag of ik mee wil, er moet nog wat kaalwild geschoten worden. Nou, dat is natuurlijk geen punt, dat wil ik graag.
“Neem je buks mee”, zegt ze. Maar dat wil ik niet, ik ben al vaak bij haar te gast en heb volop kansen gehad. Maar ze houdt voet bij stuk. “Weet je wat”, zeg ik, “laten we er om tossen. Ik zal een muntje op werpen. Kop of munt”? Zij kiest voor munt.

Ik rommel wat en doe alsof ik op gegooid heb. ”Verdorie”, zeg ik, “het is onder de bank gerold, even wachten. Ja, ik heb hem, munt, dus jouw buks moet mee”. Ze reageert laconiek: “Tja, dat was te verwachten”. 
Je kan haar niet snel in de maling nemen, maar ze legt zich er bij neer.

Nadat ze mij thuis heeft opgepikt, zegt ze dat ik, nu ik mee ga als een soort stalker, ook maar moet zeggen waar we nog een solitair stuk zouden kunnen aantreffen. Met de kou van de afgelopen tijd zijn er wat sprongen ontstaan. Die willen we zoveel mogelijk rust gunnen, vooral omdat er ook nog volop, trio’s, duo’s en solitaire dieren lopen. Reeën zijn er hier volop, misschien zelfs teveel, hetgeen zich ook toont in de grote aantallen valwild.

Ik stel haar een hoekje in het veld voor, dat grenst aan de provinciale weg. Ze bromt goedkeurend, dat is een compliment, denk ik. Of beter gezegd, weet ik, want ze heeft er een gruwelijke hekel aan als er steeds weer nazoeken gedaan moet worden op aangereden reeën. 

“Een ree verdient het om op een geschikt moment te sterven door een kogel en niet door ellende of, nog erger, in de gril van een auto”, is haar motto. Niet jagers kunnen zich het nauwelijks voorstellen, maar je schiet dieren ook omdat je van ze houdt.

We stappen uit en lopen het veld in, de hond blijft in de auto. Ik voorop, want ik moest haar immers bij  een solitair stuk brengen. In ganzenpas lopen we langs de dekking, stapje voor stapje, steeds weer even stilstaan om de omgeving te scannen op iets dat beweegt. Nou, bewegen doet het niet, het ree dat we later als een smalree zullen kunnen aanspreken, ze zit, zoals te verwachten was met deze koude wind, aan de lijzijde achter wat struiken. Ze heeft ons niet opgemerkt.

We liggen tegen een heuveltje en kijken al een tijdje naar het ree, dat rustig zit  te herkauwen. In volstrekte rust kijkt ze van tijd tot tijd rond, terwijl haar oren ritmisch bewegen, telescopen zijn het. Dan zet ze haar voorlopers vooruit, strekt ze en trekt haar achterlopers onder het lichaam, ze staat. Dan schut ze zich uit en heeft het schot dat daarna galmt nooit gehoord. Perfect longschot, ze loopt met een grote rechtse boog richting dikke dekking en valt nog voor ze daarin kan verdwijnen.

Een nazoek is dus niet nodig, maar toch wordt de hond gehaald. Want een hond kan nooit genoeg succes hebben, dus ook een makkelijke, eigenlijk overbodige, nazoek is nuttig voor het opbouwen van ervaring en zelfvertrouwen van de hond.

Het ree wordt thuis aan een boom opgehangen en door haar ontweid. Dat doet ze verdomd handig en snel, elke beweging is raak. Hart, lever en nieren gaan, na controle, apart voor de honden, die het later zullen krijgen. En de luchtpijp en longen zijn ter plekke de beloning voor het door de hond verrichtte zweetwerk.

Ik zie dat er wat apart wordt gelegd. Het is een embryo, nog maar kort in de groei, een miniatuur ree kan je er nauwelijks in herkennen. 
“Gek, hé”?, zegt ze, “ondanks alle reeën die ik al schoot, vind ik het nog altijd wat emotioneel zo’n foetus. Die houd ik apart en begraaf ik altijd”. 

Maar dat gek, dat ben ik niet meer haar eens.
Veel jagers hebben het, die emotie als je een dier hebt gedood. 
En dan, foetus en vrouw, ik zie het als een extra dimensie.

©TheoM
één moment...