Erntejagd

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ongelooflijk wat een koolzaad hebben we dit jaar in ons Revier gehad. Ik schat dat het op bijna driekwart van de akkers stond. We zijn er wel gek mee: in de winter kans op rood- en reewild en in de zomer mooie dekking voor de varkens.
De varkens hebben de koolzaad dan ook al snel gevonden, we schieten er deze zomer niet alleen meer dan anders, sporen ze, maar ook door de wildcamera’s weten we dat ze er volop zijn. En natuurlijk door de schade die ze aanrichten: grasland hebben ze open gebroken; een klein akkertje aardappels compleet omgeploegd ondanks het schrikdraad en regelmatig aanzitten en een stukje haver hebben ze compleet gesloopt. Toeval bestaat niet: allemaal van dezelfde (vrijetijds)boer, dus daar moeten we maar eens langs. Niet alleen om onze financiële bijdrage te voldoen, maar ook om iets aardigs te brengen. Je kunt je boeren maar beter te vriend houden.

Maandagmiddag belt de jachtopzichter: “Morgen wird der Raps geerntet”. Ik was er op voorbereid, dus mijn spullen stonden al klaar. Omdat de mede-combinanten niet of pas vanaf donderdagavond konden, had ik enkele (jong)jagers benaderd met de vraag: als ik het telefoontje krijg dat de koolzaadoogst gaat beginnen, kan en wil je dan mee? Nu was dat natuurlijk een moeilijke vraag, want vooraf was dat moment natuurlijk niet te bepalen. Ergens eind juli, begin augustus… Daarom had ik de vraag aan 6 man gesteld. En dat bleek maar goed ook. Uiteindelijk konden slechts twee man mee.

Dat er varkens zouden zijn leed dus geen twijfel. In het weekend waren er nog twee varkens geschoten. Een keiler van maar liefst 100 kg en een overloper keilertje. Zondag aan het eind van de middag was zonder vooraankondiging, al een klein stukje koolzaad geoogst en daar waren 6 varkens uit gekomen, maar er waren toen geen geweren opgesteld.

Vannacht heb ik slecht geslapen. Nog altijd heb ik dat, als ik de volgende dag op jacht ga. De wekker op 4 uur gezet, ben ik er al uit voor dat hij afloopt. Terwijl ik bezig ben mijn spullen te pakken, gaat hij af, de wekker. Niet slim natuurlijk en mijn vrouw laat duidelijk merken wat ze daarvan vind.

Als ik buiten kom, regent het. Dat is niet best, maar het is nog een paar honderd kilometer rijden, dus dat kan alleen maar mee vallen, denk ik. Nou, dat valt dus tegen. De hele weg regent het. En niet zo klein beetje ook. Ik meld mij bij de jachtopzichter, die mij ontvangt met de woorden: “ Die Wettervorhersage ist eine Katastrophe…“.

De gasten, J. en B.,  melden zich. Zij kenden elkaar voor deze jacht nog niet, maar zijn samen hier naartoe gereden. Tijd genoeg dus om een beetje aan elkaar te kunnen snuffelen. Dat is wel nodig ook, want het zijn prima kerels, maar beiden ook zeer authentiek.

Regen, regen, regen zo laat de rest van de dag zich samen vatten. We gaan nog wel aanzitten, maar zien allen geen wild. De volgende morgen er vroeg uit. Het regent, we zien weer geen wild.
Ook voor wat werk aan en in het veld is het te slecht, dus besluiten we naar Cochem te rijden voor een Flammkuche, wat toeristisch gewandel en een bezoekje aan de jachtzaak van Heiko Mades.
Terug in het hotel is het tijd voor een dutje, want de regen, die tikt nog steeds zachtjes tegen het zolderraam.

De avond aanzit is een stuk beter dan de afgelopen dagen. Iedereen ziet wild. Veel reeën. Geiten met kalveren en ook bokken. Maar de bokken die binnen schot komen zijn geen afschotbokken. Beide gasten weten wel net voor donker een vos te schieten. 

De ochtendaanzit levert voor J. en B. geen aanblik van wild op dat voor afschot in aanmerking komt.
Ik ga op de Fernwechsel zitten, een mooie grote kansel met rondom akkers. Ik ben nauwelijks geïnstalleerd als ik een smalree zie. Ik heb tijd genoeg om haar goed aan te spreken en mij klaar te maken voor het schot. Ik zit goed, extra plank ter ondersteuning, kortom in alle rust bereid ik mij voor op het schot. 

Het stuk valt in het schot en blijft in hoog gras van een stukje braakliggende grond liggen. Ik bel een van de gasten, wetend dat hij zijn vaardigheid in het ontweiden wil verbeteren. Na een kwartiertje komt hij aangelopen. Ik pak mijn mes en laat mijn buks op de kansel. Samen lopen we naar de aanschotplaats. Zoekend lopen we door het hoge gras, als hij zegt: “Daar ligt ze. Ze kijkt naar ons”. “Wat? Dat kan niet!”, zeg ik.
Het smalree springt moeizaam af en duikt de bosschage van een steile helling in. Ik kan wel in de grond zakken. Blijkbaar heb ik niet goed geschoten en daar sta ik dan, zonder buks. Woedend ben ik om die stommiteit van me en ook dat het ree niet dood ter plekke ligt. Ik had alle tijd, alle rust en toch….

Zweet kunnen we niet vinden en ik besluit een zweethondenman te bellen. Het duurt slechts een uur of twee voor hij er is, maar het voelt als een eeuwigheid.

De hond neemt al snel het spoor op, zo lijkt het. De Hundeführer verdwijnt uit het zicht als hij met zijn hond de helling afzakt. Even later is het ree gevonden en klinkt een schot. Gelukkig, het stuk is binnen. Het blijkt dat ik te laag en teveel naar voren heb geschoten, beide lopers geraakt. Onbegrijpelijk dat het ree nog was afgesprongen. Net zo onbegrijpelijk vind ik het, dat ik zo slecht geschoten heb. Naar de oorzaak kan ik slechts gissen. Het geweer en patronen zijn vertrouwd, en ik had alle tijd om een goed schot af te geven.
Ik ben opgelucht dat het dier verder lijden bespaard is gebleven, maar ik ben niet trots op mij zelf.

Tussen de middag gaan de gasten aanzitten in het bos. Overdag kan je daar nog een kans krijgen op een beste bok, is een oude jagerswijsheid. Maar een andere wijsheid is dat je het nooit weet: het blijft jacht. En dat blijkt, niemand heeft aanloop.
Later in de middag gaat het weer regenen en we besluiten er een culinaire avond van te maken.
Tegen de avond zijn er wat opklaringen. De jachtopzichter heeft bij de boeren geïnformeerd en die zeggen dat ze, als het morgen enigszins droog wordt, zij proberen in de middag te gaan oogsten. Ze zitten klem. Het zaad is al zo ver dat het al begint te vallen en het is te nat om te oogsten. Dus als het half kan, gaan ze aan de slag.

Het is nog donker als ik ga met J. ga bersen op een bok. We stappen uit de auto en maken ons klaar. Na nog geen 50 meter zien we een geit, kalf en een bokje. Doodstil staan we. We hadden daar nog geen reeën verwacht en hebben ze eigenlijk wat overlopen. De geit en het kalf lopen weg en verdwijnen in de koolzaad. De bok kijkt naar ons, maar lijkt ons niet te zien. Fiep. Nog eens fiep. Hij komt onze kant uit. Vertrouwd het niet en stampt een paar keer met zijn voorlopers.
Doodstil staan we en hij kijkt en kijkt, maar ziet ons niet. Camo, prima spul, hè?
De bok beoordelen we niet als afschot, dus we blijven staan tot dat hij uiteindelijk achter de geit en het kalf aan gaat. We bersen verder, maar we zien geen bokken meer, wel geiten met kalveren.

Er zijn weer wat kleine buien overdag, zodat het alweer niet mogelijk blijkt voor de boeren om te gaan oogsten. Morgen wordt voor J. en B. de laatste kans, want zij kunnen daarna niet langer blijven.
De combinanten A. en J. arriveren aan het begin van de avond. Aanvankelijk hadden zij zich er mee verzoend dat zij te laat zouden zijn voor de oogstjacht, maar het lijkt er op…

De volgende ochtend ga ik met B. bersen. Eerst door het bos, waar we wel reewild zien, dat we niet goed kunnen aanspreken of voldoende benaderen. Via de visvijvers komen we bij kleine weides tussen de akkers en het bos. B. is heftig gecamoufleerd en trekt zijn benen hoog op om takjes en bramen te ontwijken. “Je lijkt op Dora Paradijsvogel”, fluister ik hem toe, maar of dat aankomt? Hij is van na de periode van de Fabeltjeskrant. En, belangrijker, hij is optimaal geconcentreerd.

Dat blijkt ook wel, want hij heeft hem al eerder gezien dan ik. Een volwassen gaffelbok zit voor ons in hoog gras en kijkt in onze richting. Doodstil staan we, waarna B. probeert dichterbij hem te komen. Dat lukt, maar B. is niet zeker van zijn zaak. Het lukt hem ook terug te sluipen, zonder dat de bok ernstig verontrust wordt. Wat te doen? We moeten sowieso wachten tot de bok gaat staan, maar we besluiten ook een andere positie in te nemen. Langzaam trekken we ons terug en zakken naar een lager gelegen weitje. In alle rust proberen we daarna weer in de richting van de bok te kruipen.

We staan uit eindelijk op minder dan 30 meter van de bok, die nog steeds kijkt in de richting van waar hij ons eerder kennelijk vermoedde. We wachten op de dingen die komen gaan. Nou, dat gaat vlug. De bok komt op de lopers en loopt snel, niet van ons weg, maar in de richting van waar we eerder stonden. Daardoor verdwijnt hij bij ons uit beeld. B. kruipt voorzichtig iets omhoog, in de hoop meer te kunnen zien. En dat lukt, snel laat hij zich weer wat zakken en  positioneert zijn schietstok. Maar het is tevergeefs. De bok komt weer terug gerend, hij gaat met hoge snelheid langs ons heen en verdwijnt achter een verhoging in het veld. Een verantwoord schot afgegeven was onmogelijk, maar dat we zo hebben kunnen bersen: jagen met een grote J.!

Na het ontbijt vertrekken J. en B., jammer dat ze de oogst niet hebben kunnen meemaken, maar wat miezerregen maakt het niet waarschijnlijk dat er vandaag nog met oogsten begonnen zal worden.
Het wordt een rustige vrijdag, het zonnetje gaat steeds vaker schijnen. De jachtopzichter laat weten dat misschien morgen…

Zo zitten de aanwezige combinanten aan een glaasje op het terras en het gesprek komt op jager H. Hij zou oorspronkelijk ook mee gaan, maar is nu op vakantie met zijn gezin en familie. Niet zo heel ver van ons vandaan. Hij had wel zijn geweer mee genomen, je weet immers nooit…, maar hij had van zijn vrouw geen toestemming gekregen om zich bij ons te voegen. Logisch, en maar beter ook, zeker nu de oogst nog steeds niet begonnen is.

A. heeft een zwak voor H., ze vindt het een aardige vent. “Vraag of hij morgenvroeg komt. Dan mag hij van mij een bok schieten”, zegt ze. Ik breng per SMS de boodschap over. Het duurt een tijdje voor er een reactie is. Het bleek dat er enige overlegtijd voor nodig was, maar kennelijk is het groene licht door de directie afgegeven. Hij komt graag, heel graag zelfs. En enigszins beschroomd vraagt hij of misschien zijn vader ook mee mag om te kijken.

Het is nog donker als we de volgende ochtend op onze kansels kruipen. Het is de hele nacht droog geweest en de verwachting is dat het droog blijft. Ik zit rustig voor mij uit te kijken. Af en toe de kijker voor de ogen om beter te kunnen kijken naar iets…, maar meestal is het niets. In de ochtend en avondschemer nemen je ogen je regelmatig in de maling.

Opeens zie ik iets zwarts en groots uit het koolzaad op een pad komen, op ruim 150 meter. Een varken, meer kan ik er op dat moment niet van maken. Keiler of zeug? Het varken is het pad over en verdwijnt in de tarwe. Ik zie wel wat tarwe bewegen, maar kan het varken niet zien. Ik fluit met een muizenfluitje en heb de indruk dat de zwartkiel op mijn gefluit reageert. Maar even later zie of hoor ik niets meer.
Behalve, behalve een bok, die uit de tarwe springt. Langzaam loopt hij net achter de tarwe langs in de richting van het bos. Wat te doen, varken of bok? Omdat ik van het varken niets meer merk, besluit ik voor de bok te gaan. Ik fiep en de bok reageert. Staat stil, maar gaat daarna toch door richting het bos. Dat herhaalt zich een paar keer, maar uiteindelijk verdwijnt hij toch in het bos. 
Einde oefening, denk ik. Maar opeens is hij daar weer, uit het bos, op het pad tussen de tarwe en het bos in. Langzaam komt hij daar de helling af, attent reageert hij  op mijn gefiep. Aan het eind van de tarwe zal hij op een wildakkertje komen, daar zou het moeten kunnen…
Opeens, springt een ree uit de hoek van de tarwe en de wildakker. Het is een spitsertje, dat daar al die tijd al moet hebben gezeten. De gaffelbok -het is dezelfde als die waar we gisteren op aan geberst hebben- zet de achtervolging in. Samen verdwijnen ze in het bos.
Ik wacht even en fiep nog een keer, hoewel ik daar niet veel van verwacht, Maar soms zit het mee: daar is de gaffelbok weer. Hij loopt de voerakker op en kijkt onderzoekend rond, loopt op een struik af en gaat daar staan vegen. Nog even en hij staat dwars. Het schot valt, de bok maakt een grote sprong en valt neer, slaat een paar keer met zijn lopers en blijft liggen.

De telecomprovider is blij met ons J., A. en H. sturen allemaal een SMS: “Und?”.
“Bok ligt”, antwoord ik hen. H. vraagt ook of hij moet komen helpen. Ik antwoord, dat hij beter nog wat kan blijven zitten. We gaan pas om negen uur ontbijten en misschien…

A., J. en ik zitten al aan de ontbijttafel als H. belt met de mededeling dat hij ook een bok geschoten heeft. Hij vraagt of hij die direct naar de slager moet brengen. Eerst maar even ontbijten, is onze reactie en even later is hij ook in het hotel. 
Nog helemaal vol van het gebeuren doet hij zijn verhaal. Hoe hij vossen, geiten en kalveren bij zich heeft gehad. En een prachtige zware zesender, die hij niet vrij had. Daarna een bok, die hij niet onder schot kon krijgen. En over zijn vader die al een paar keer had gezegd dat hij nu echt even water moest maken, maar dat had H. steeds niet toegestaan, de bok, zijn bok, kon immers elk moment…
Op enig moment had zijn vader echter besloten dat hij echt niet langer kon wachten en klaterend had hij vanaf het bordes…., op dat moment ziet H. een spitser, die loopt bijna door de straal die zijn vader produceert. Hij aarzelt geen moment, de bok ligt ter plekke.
“Nooit eerder van gehoord”, zeg ik hem, “een zeikbok!”.

De rest van de dag is het prachtig weer en we hopen dat de oogst gaat beginnen. Maar als er om vijf uur nog geen bericht is, openen we een flesje en gaan op het terras zitten. Nauwelijks gezeten belt de jacht opzichter: “Sie fangen jetzt an mit der Ernte! ”. Het is zonde van onze wijn, maar we springen in de auto’s.

Waarop moeten we ons opstellen? We zijn maar met 3 geweren, want de jachtopzichter en onze Duitse vrienden zijn er niet. Gelet op de wind en de dekking besluiten we om ons bij het bos op te stellen. De boer maakt daar voor ons een mooi stuk open, zodat we mogelijk meer kans hebben als ze uit de koolzaad willen komen. Even later gaat het zwaailicht op de combiner aan. Dat betekent: “Sauen im Raps!”.
De spanning loopt op, maar als de boer weer bij mij langs komt rijden, stopt hij. Hij zegt dat de varkens de andere kant uit lijken te  lopen. Snel nemen we nieuwe posities in. Steeds smaller wordt de strook koolzaad en uit eindelijk springen ze: vier reeën, geen varkens.

De boer zegt ons later dat de varkens uiteindelijk toch de kant van het bos uit waren gegaan. Acht stuks. We hebben met het verkassen gegokt en verloren. “Het blijft jacht”.

©TheoM
één moment...