Eendenjacht

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Met B. en R. zit ik de 15e op de eenden. Nou ja, op de eenden; we zitten op de ganzen, schieten ook nog een enkele duif en lopen een slootkant af en kunnen zodoende twee eenden schieten. “Hoe deden jullie dat vroeger”, wordt mij gevraagd, “toen hadden jullie toch eendenputten en je had het ook wel eens over woerden, die je los liet vliegen, hoe ging dat in zijn werk”? Over die eendenputten wellicht een andere keer, maar de hutjacht, met die vliegwinders, dat is wel een mooie herinnering.
In de tijd dat ik nog een echte kleinwildjager was, leefde je er naar toe. Niet naar 15 augustus, maar naar 24 juli; de opening van de eenden.

En dat toeleven moet je dan letterlijk nemen. Niet de avond te voren alles klaarzetten, of een paar dagen van tevoren met maten en of gasten afspreken wie, wat, waar en wanneer. Nee, het was het hoe, want dat vereiste enkele weken van voorbereiding.

Ik hoor er nooit meer over; wellicht geef ik dus een geheim tip prijs: de vliegwinders. (winder = woerd, een in het Utrechtse plassengebied gebezigde term). 

Op de ganzen, duiven of kraaien is het algemeen bekend: beweging in de lokstal zorgt voor extra aantrekkingskracht en bij de eenden is het niet anders. Het resultaat van de jacht neemt gigantisch toe als je een stal lokkers combineert met eenden die vliegen en neerstrijken bij je stal. 

Dat ik niet meer met vliegwinders werk zal te maken hebben met het feit, dat sinds het grofwild ook in mijn jachtleven een plek heeft gekregen, mijn aandacht op 24-7 of 15-8 is verslapt, minder focus. En natuurlijk het feit dat ik nu zo woon, dat het houden van een levende stal lokkers, zonder praktische problemen niet meer mogelijk is.

Toen woonden we aan een plas, elke dag een handje voer zorgde voor volop eenden om huis. Zo nodig ringden we daar elk jaar een aantal nieuwe van, als dat tenminste nodig was, want we raakten er weinig kwijt en ze konden echt oud worden, zo bleek.

Begin juni deden we een paar woerden in het hok, direct naast het hok van de eenden voor de lokstal. En verder is tamelijk simpel. Zorg dat je deze woerden super mak maakt, door ze alleen, al pratend en roepend, uit de hand te voeren. En in het begin houdt je ze wat extra kort. 

Volgende stap is het oefenen en aanleren van het kunstje door ze regelmatig tijdens het voeren op te pakken en in de lucht te gooien. Als ze zijn neergestreken roepen, oppakken en weer in het hok doen, enkele korrels mais als beloning. Een enkele keer knalden we met een alarmpistool. Ook een kwestie van conditioneren: knal = voer.

Dan kwam de 24e juli, rond een hut op de plas lagen de lokeenden en als er eenden vlogen pakten we een vliegwinder uit de kist en gooiden die in de lucht. In het begin deden we vaak nog een lang stuk touw aan hun poot, want de nieuwe hadden dan nog niet geleerd om in de boot te springen voor hun mais en moesten soms binnen gehaald worden. 

Altijd spannende momenten, die eerste keren; vallen ze bij de stal op het water of vliegen ze weg, hopelijk naar huis. Maar als het lukt en vallen ze in, dan roepen en bij de boot proberen te krijgen. 

Ze hebben het spel snel door. Vliegen, invallen en de boot inspringen = voer. 

Het resultaat laat zich vergelijken met een kraaien- of duivencarrousel, maar dan realistischer. Een magneet!

©TheoM
één moment...