Een late hertebronst

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Alles willen verklaren heb ik inmiddels afgeleerd. Dat heeft overigens weinig met mijn gevorderde leeftijd te maken -denk ik- maar meer met het voortschrijdende inzicht dat in de natuur alles gewoon is zoals het is. Maar dat is geen (groen)linkse opvatting en ook bij Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Landschappen niet, die willen de natuur hun wil opleggen, zelfs “nieuwe natuur” leggen ze aan, ze zijn meer van de afdeling “wensnatuur”.
Ik ben in Schotland, hoog in het noorden, woeste en kale heuvels, uitgestrekte heide en zompig veen. En toch loopt er een ongelooflijke hoeveelheid roodwild. Ik beschouw het als een grandioos geschenk, dat ik daar bijna jaarlijks te gast mag zijn op deze Estate waar geen commerciële jacht plaatsvindt, jagen kan je hier alleen op uitnodiging.

Hier geen wensnatuur, maar natuur zoals natuur al generaties lang is. Geen door subsidie gedreven beheer, geen waan van de dag, maar beleid vanuit intrinsiek rentmeesterschap die al generaties bestaat en, als het aan de eigenaren ligt, nog generaties zal bestaan.

Het onderhoud van zo’n Estate vraagt veel financiële offers en kan alleen gecontinueerd worden door bijdragen vanuit de company van de landeigenaren, die in ruil daarvoor gasten uitnodigen, voor velen van hen is het een lifetime experience. Voor de ene gast zijn dat wandelingen over de heuvels, voor de echte tippelaars over een van de Munro’s, de Schotse bergen van minstens 3.000 voet hoogte. Een ander wil golfen en vissen op de zalm of forellen in de rivier, of ze willen kastelen, landgoederen of whiskystokerijen bezoeken. Anderen willen leren schieten, met hagel op kleiduiven of met de kogel op een opgezet hert. En soms eindigt voor die laatsten zo’n verblijf hier met een echte stalk en in dat geval komen ze ook altijd met een trofee thuis. Het motto van de stalkers voor de company-gasten die hier komen is: “we allways deliver”, hoe dan ook, ze brengen de gasten altijd onder het roodwild.

Natuurlijk zijn er ook gasten die speciaal voor deze ultieme jachtvorm komen, met een stalker de heuvels op, proberen het wild heimelijk te benaderen, in weer en wind, vaak een aanslag op je conditie.

Ik probeer hier altijd tenminste drie dingen te combineren, naast de jacht en het samenzijn met vrienden, is dat een bezoek aan Durness. Een zelfverklaard kunstenaarsdorp, waar John Lennon een deel van zijn jeugd heeft door gebracht: “There Are Places I Remember”. Toepasselijker kan mijn verblijf in deze regio niet worden verwoord.

Ik ben uitgenodigd om een hert te schieten, dit keer op een prachtig moment, de eerste week van oktober, het hoogtepunt van de bronst. Toen ik hier al eerder verbleef in deze periode, was het een ongelooflijk spektakel. Honderden hindes en herten bevolkten toen de lagergelegen delen van de heuvels en het is bijna onbegrijpelijk dat er zoveel roodwild op die kale, woeste en natte heuvels kunnen leven.

Een onvoorstelbaar rijke ervaring is het om dan tussen de roedels te kunnen staan, roedels tot soms wel 30 hindes, met een plaatshert en daaromheen herten, die wachten op hun kans als het plaatshert even bezig is met zijn hoofdtaak, of met het verdrijven van een concurrent, of om afvallige hindes weer terug te drijven. Want zo heel erg monogaam zijn de hindes ook weer niet, je ziet ze regelmatig van roedel wisselen, als het plaatshert dat tenminste toelaat of niet kan verhinderen.

Het is dan ook niet vreemd dat zo’n plaatshert het na verloop van tijd niet meer volhoudt, hij gaat steeds vaker even zitten om bij te komen, met als resultaat dat onmiddellijk een paar van die zwervers denken… Dan moet hij weer in de benen: rivalen moeten opzouten en de hindes moeten zich gedragen. Vaak haalt zo’n hert dan in zaad overdragend opzicht, het einde van de bronst niet. Met soms wel tot bijna een derde gewichtsverlies haakt hij af, ruimte makend voor een concurrent.

Hoe dan ook, het is imposant, overal geburl, overal herten, die nauwelijks oog voor jou lijken te hebben, hoewel -ook in de bronst- de hindes natuurlijk altijd op hun hoede zijn.

Maar vandaag is het anders. P., die mij bij het stalken begeleidt, klaagt. Hij heeft het in ruim 20 jaar op deze heuvels nog niet eerder meegemaakt, zo stil is het op de bronstplaatsen. Er lopen wel roedels van hindes, maar de herten zijn nog niet van de hoger gelegen delen van de heuvels afgedaald naar de arena’s. Een oude stalkerswijsheid is, dat de bronst pas echt begint na de eerste nachtvorst, maar die was ook al bijna 14 dagen terug. Andere jaren was het nu een pandemonium zonder weerga, vandaag is er geen burlen te horen. Over de reden kan je slechts gissen, maar zelfs dat doet P. niet, “It’s what it is, we’ve to deal with it”. 

Maar ja, morgen vertrek ik weer, dus vandaag zal het er toch van moeten komen, “we allways deliver, you know”. De aanhanger, met de Argo erop, wordt achter de Range Rover gekoppeld en we gaan op pad. Eerst rijden we heen en terug over de twee wegen die door de Estate lopen. Maar gedurende de bijna 20 miles die we afleggen zien we uitsluitend kaalwild. P. besluit dat we bij de oude boerderij de rivier zullen oversteken en vanaf daar de heuvels in zullen gaan.

De Argo heeft het niet makkelijk bij het oversteken van de rivier, het water staat hoog en de rivier stroomt snel. We drijven af, maar vinden aan de overkant een plek waar we op de oever kunnen komen.

Daar rijden we geruime tijd zonder veel herten te kunnen spotten. De hindes zijn er wel, maar niet in die grote getalen als normaal, ze zijn kennelijk ook nog niet volop bezig met de trek naar de bronstplaatsen, die hier vooral op de lagergelegen delen langs de rivieren liggen.

P. besluit dat hij de heuvel op gaat naar een plek, waar ze normaal niet vaak jagen, want zoals in elk groot jachtveld hebben ze ook hier een “kraamkamer”. In deze hoek van de Estate jaagde ik nog niet eerder, er staan de restanten van een raster en daarbinnen staan wat bomen die, toen ze groot genoeg waren, aan de vraatzucht van het wild konden ontkomen.

Dan zien we op ruime afstand een roedel, waar na lange observatie ook een hert bij lijkt te lopen. Als dat geen royal is, een hert met dubbele kroon, dan mag ik die schieten. P. laat voorzichtig de Argo wat de heuvel afzakken, zodat de roedel ons niet kan zien als we uitstappen en ons klaarmaken voor de tocht.
Die gaat langs een kleine rivier, die met snelstromend water langs ons naar beneden klettert. Na zo’n 400 meter proberen we op diverse plekken het riviertje over te steken om zo bij de roedel te komen. Maar dat blijkt een onmogelijke opgaaf, het water stroomt te hard en de kanten zijn te steil. We besluiten terug te gaan naar de Argo en rijden een stuk stroomafwaarts waar P. een plek weet waar we over kunnen. Nou, dat viel nog niet mee, de Argo drift met de stroom mee maar een kleine 50 meter verder vinden we een plek waar we met de Argo uit de rivier kunnen. 

Daar stappen we uit en maken ons opnieuw klaar voor de tocht, nu aan de andere kant van het riviertje. P. loopt voorop, ik volg. 

 
Als we aangekomen zijn op de plek waar we eerder al over hadden willen steken, klimmen we voorzichtig een heuvel op om vandaar naar de roedel te kijken. Die blijkt inmiddels verdwenen. Tja, nu wordt het een beetje een gok, welke kant zullen ze uit zijn gelopen? Het blijkt even later dat we goed gegokt hebben, want we zien wat hindes lopen. Sluipend en kruipend benaderen we de roedel, circa 15 stuks. Maar we zien geen hert, waar is die? Stil blijven we liggen, want hij moet hier ergens zijn. Dan zien we opeens een hert, die van ons afrent. Waarom? Is dit het hert dat we eerder uit de Argo zagen? Even later zien we een hert dat zich weer bij de roedel voegt, kennelijk het plaatshert, dat het andere hert verjaagd heeft. “Sorry”, zegt P. “It’s a royal”.

Voorzichtig trekken we ons terug om het roodwild niet te verstoren en lopen terug naar de Argo. Nog hoger wil P. de heuvels in, daar verwacht hij meer herten. Kennelijk vond hij onze oversteek van het snelstromende riviertje ook niet helemaal safe, want we rijden eerst een heel stuk verder stroomafwaarts om daarna weer omhoog te rijden.

We komen uiteindelijk op een soort hoogvlakte en bij de rand stopt hij. We kruipen er naartoe en beneden ons zie ik een nauwe vallei. Helemaal beneden kronkelt een riviertje, direct ernaast is wat groen en daar zien we ver onder ons zeker zo’n 15 herten lopen. Kaalwild zien we daar niet.

Tja, wat te doen? Ongemerkt afdalen in de vallei is geen optie. Plotseling zien we een roedel kaalwild, tamelijk vluchtig van ons af lopen. We wachten tot ze uit zicht zijn en besluiten niet achter hen aan te lopen, maar aan de andere kant van de top waar ze achter verdwenen zijn, ze te proberen op te wachten. P. verwacht dat ze zo, of anders naar een meer, dat lager op de heuvel ligt, zullen lopen. We hebben geluk, want even later zien we het kaalwild zo’n 300 meter onder ons langzaam verder trekken. Maar we zien geen herten… “Impossible”, knort P., “Where the hinds are, the stags are in those horny days”.

Dan zien we achter een heuveltje heide door de lucht vliegen. We kruipen die kant uit en zien af en toe de enden van een gewei boven die heuvel uit. “A stag”, sist P., “get ready”. De buks wordt uit de hoes gehaald en we tijgeren dichter bij het hert. Eindelijk kunnen we hem aanspreken. ”It’s a ten pointer, go ahead”.


Nou, dat is nog niet eenvoudig, want het hert geselt de heide en hij gooit het door de lucht. Hij staat zich op te winden. Plaggen vliegen door de lucht en urineert zijn buik nat. Mogelijk om de hindes te imponeren, mogelijk is er nog een ander hert in de buurt. We tijgeren nog een beetje hoger een heuvel op, waardoor eindelijk zijn blad vrijkomt.

“Mind the wind”, sist P., ik hou wat meer rechts aan. Ondanks de geluidsdemper knalt het schot en rolt over het heuvellandschap. Het hert valt en bijna gelijktijdig zien we een 100 meter lager de roedel kaalwild verder trekken, ditmaal richting het meer dat daar ligt.


We wachten tot de roedel uit zicht is verdwenen, waarna P. voor mij uit naar het hert loopt, dat op zo’n kleine 200 meter afstand ligt. Als je in de Highlands wil kunnen jagen moet je niet  bang zijn voor een schot op afstand, maar je moet het ook kunnen, niet voor niets laten ze je bijna altijd wat proefschoten doen.

Het blijkt een 8e kops hert te zijn, met een niet overdreven groot gewei, zoals de meesten herten hier, het leven is er hard en dat kan je zien aan de gewichten en de geweien. Maar voor hier is het een mooi afschothert, bijna 16 Stones zwaar, met een prachtige aalstreep.  


Einde van een enerverende en inspannende (mijn stappenteller geeft 11.939 stappen en 71 verdiepingen aan) dag en in de larder wordt, naar goed Schots gebruik, het hert met een glas whisky doodgedronken.

Terug in Nederland prepareert jachtmaat J. het gewei, kort afgezaagd, op een mooi ovaal schild, waarna het een plekje krijg in onze tuin. Mooi aandenken aan de inspannende jacht op een hert in een fantastische omgeving.

Yes indeed, there are places to remember:


©TheoM
één moment...