Een heel klein gaatje

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Het is de tijd voor de drukjachten. Zeker als het gaat om bestandsreductie is dat een uitgelezen manier om toekomstige wildschade te voorkomen. In Duitsland dus, want in Nederland is het niet (meer) toegestaan, maar dat verbod zal zijn langste tijd wel gehad hebben, schat ik zo in.
De Jagdführer heet ons welkom en houdt het gebruikelijke praatje. Hij memoreert de veiligheidsregels en vertelt hoe er die dag gejaagd zal worden. 
Roodwild is vrij tot de 3-4 kop, tenzij ze één of meerdere kronen hebben. “Dat is dus een kwestie van snel goed aanspreken”, zeg ik tegen mijn maat, die nog niet zoveel ervaring op roodwild heeft, “Of anders maar gewoon laten lopen”. 
Alle kaalwild is vrij, maar de jachtheer verduidelijkt dat het van zelf spreekt dat er van zwak naar sterk en van jong naar oud geschoten moet worden. En dat als er een kalf bij een roedel loopt er uit die roedel dus geen volwassen dieren geschoten mogen worden. Kortom, allemaal logische dingen, maar niet slecht dat nog eens door te nemen.

Zwartwild is ook allemaal vrij, zonder gewichtsbegrenzingen, want de Afrikaanse Varkens Pest staat al voor de grens. De overheden dringen sterk aan op een forse reductie van het bestand in de hoop zo de kans op een (economische) catastrofe te verminderen. Geen zogende zeugen, dat spreekt voor zich, dus naar analogie bij het roodwild: als er een rotte langs komt met gestreepte biggen, dan worden er geen zeugen geschoten.

Tot slot wordt alle reewild vrijgegeven, behalve de bokken. Aandachtspunt is natuurlijk dat er al heel wat bokken hun gewei geschoven hebben en dus makkelijk voor een geit kunnen worden aangezien. En, zegt de jachtheer, er wordt natuurlijk alleen op reewild geschoten als het stilstaat.
Dat laatste is geen onnodige restrictie, maar reewild op drukjachten is aan mij niet besteed. Niet omdat ik er mijn neus voor ophaal, maar omdat ik reewild te “teer” vind om op een drukjacht te schieten.

Ik rij met de boswachter mee naar de hoek van het veld waar ik mijn post geloot heb. Aardige kerel, die straks met zijn twee terriërs zal proberen wild op de lopers te krijgen. Hij gaat met mij mee door een smalle doorgang in de hoge sparren om mij mijn kansel te wijzen en wenst mij Waidmannsheil.

Snel installeer ik mij en neem de omgeving in mij op. Maar dat maakt mij niet vrolijk, het uitzicht is zeer beperkt. Na de recente houtkap is er alweer flink wat opslag, inmiddels wel een meter of twee hoog. Daarin zijn wel twee “Schneisse” gemaakt, maar veel te krap en te dicht bij de kansel.
Weinig zicht
“Dat wordt niets”, brom ik verstoord. Maar ik weet ook dat je soms tevergeefs op een plek zit die kansrijk lijkt en andersom. We zullen het gaan zien…

Er zijn inmiddels ruim anderhalf uur voorbijgegaan als ik opeens, als uit het niets, een ree voor mij heb. Nog voor ik het heb kunnen aanspreken is het alweer verdwenen. Stel je voor dat het zwart- of roodwild was geweest, ik zou geen kans hebben gehad.

Ik heb al eens achter mij gekeken, naar de strook van zo’n 15 meter sparren achter mij. De stammen staan dicht opeen, van schieten op iets dat daarin zou lopen kan eigenlijk geen sprake zijn, maar als ik een varken of hert was, dan zou ik van die dekking gebruik maken, zo zit ik te mijmeren .

Nadat ik nog eens een half uur tevergeefs voor mij heb zitten kijken, besluit ik mij om te draaien. De zitplank wordt omgezet, spulletjes worden verhuisd naar de andere kant en zo zit ik dan, te kijken naar een groene muur voor me. Ook onzin, dat omdraaien, schiet door mij hoofd, ik zie nu nog minder dan voorheen en een schietkans heb ik niet. Hoewel, in die groene muur zit een heel klein gaatje, het pad waar ik met de boswachter door ben gelopen naar mijn kansel. Nou ja pad, beter woord is paadje, want het is minder dan een meter breed. Dat zou, als er wat zou komen, mijn enige kans zijn. Maar ja, kans…

Zo zit ik daar, voor mijn gevoel mijn tijd te verdoen. Ik zie geen wild, ik hoor geen wild. Om mij heen valt van tijd tot tijd een schot, maar niet in mijn directe omgeving. Typisch zo’n plek die Duitsers een “Tote Hosestelle” noemen.

Opeens. Een zwarte schim, die heel langzaam, uiterst behoedzaam door de dekking loopt. Als de bliksem pak ik mijn buks en leg die aan, ondersteund door de leuning van de kansel, stel de kijker scherp op het midden van het paadje en wacht af.

Tergend langzaam komt het varken langstrekken. Het is alleen, dus het zal wel een keiler zijn, en hij is groot, 80+ kg. schat ik in. Het is een slimme jongen, niet voor niets zo oud geworden. Er is voor hem ook geen noodzaak om zich te haasten, hij schat in dat er geen gevaar is, geen drijvers of honden in de buurt en mij merkt hij niet op.

Als ik zijn schoft zie druk ik af, het varken gilt en… is weg.
Prikken noem je zo’n schot geloof ik, niets van mee zwaaien of voorgeven. Het is een berekende gok waar het varken op een bepaald moment zal zijn en dan het schot lossen.

Maar ja, berekend of niet, ik zie niets. 
Ik kan mijn neiging om te gaan kijken inhouden. Er was nog zo gewaarschuwd om niet van je plek te gaan totdat je wordt afgehaald.

Daar stopt een auto op de weg, het is de boswachter die mij komt ophalen. “Und?”, vraagt hij als hij bij mij is gekomen. Ik vertel hem over mijn belevenis en loop samen met hem naar het paadje. Daar zien we één enkel druppeltje zweet liggen en wat verder in de sparren nog wat zweet. Hij vraagt of ik denk dat het varken zal liggen, want dan zouden we verder in het sparrenvak gaan kijken. Dat het varken ligt, denk ik wel, maar ik heb het niet zo op een nazoek op zo’n groot varken in dichte dekking. Wachten op een zweethond die zo nodig het varken kan stellen, lijkt mij verstandiger en hij is het gelukkig met mij eens

Terwijl wij op de komst van de zweethond wachten vertel ik de Duitser hoe het mij gelukt was om in zo’n heel klein gaatje het varken te schieten. “Mann muss selber ein Sau sein, könnte einer so etwas machen”, zegt hij. Ik beschouw het als een compliment, maar de brave man schrikt van wat hij gezegd heeft.

Op zo’n 300 meter wordt het varken later dood aangetroffen. Hij blijkt 6-7 jaar oud en weegt ruim 90 kg. Trots neem ik bij het Streckelegen mijn breuk in ontvangst.

Tote Hosestelle, Grosse dicke Sau, het kan verkeren.

©TheoM



één moment...