Dorpsjagers

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Er wonen nogal wat jagers hier bij ons in het dorp.
Niet gek, want ooit stond ‘ons durrupie’ bekend om zijn konijnenstropers.
Niet uit luxe, nee het was puur economische noodzaak. 
En het kon ook, want onbeschrijfelijk groot was de hoeveelheid konijnen, toen.
Het dorp veranderde, er kwamen steeds meer ‘vreemdelingen’ in het dorp wonen.
Mensen die het buitenleven een goed hart toe droegen.
En goeddeels assimileerden.
Onder hen veel jagers en jachthondenmensen.

Tijden veranderen.
Inmiddels komen er nog steeds ‘vreemdelingen’ zich hier vestigen.
Zelden assimileren die.
Zetten allemaal hekken om hun -grote- tuinen.
Ze willen wonen in de natuur, maar ze sluiten de natuur buiten.
En luidkeels en in de pers klagen als er gejaagd wordt.
Zelfs de Politie bellen.
Welkom in de polder!

Maar hoe kom ik er nou op, dat er in ons dorp veel jagers wonen?
Gewoon, het viel mij weer eens op toen ik even naar het dorp moest. 
Wat geld halen.
Vanmiddag mag ik hier nog op de hazen.
En morgen mag ik naar Limburg.
Ganzen aan de Maas.
Daarna op ree en varken.
Cash is dan nog altijd makkelijk.

De eerste die ik bij het Dorpsplein tegen het lijf loop is S. 
Die vertrekt zo dadelijk naar Duitsland, vertelt hij.
Ongelooflijk veel schade wordt daar door de varkens veroorzaakt.
Hij is gevraagd om onderdeel te zijn van de noodzakelijke ‘hulptroepen’.

Ik steek de straat over en zie B. staan.
Ik begin tegen hem te praten, maar wat hij terugzegt snijdt geen hout.
Verbaasd kijk ik hem aan.
Het blijkt dat hij handsfree staat te praten.
Handsfree, het lijkt erop dat hij meegaat in de nieuwe tijd.
Dat had ik eerlijk gezegd niet achter hem gezocht.
B. is niet alleen jager, maar ook hondenman.
Druk, druk, druk want morgen organiseert hij een jachthondenproef.
Daar zullen de beste 10 Golden Retrievers van dit jaar strijden om de GRV-bokaal.
Met een vriendelijke zwaai loop ik maar door.

Bij de flappentap loop ik J. tegen het lijf.
Die is net terug uit Duitsland. Drukjachten.
Hoewel een kleinwildjager pur sang gaat hij daar toch al jaren mee naar toe.
Om te drijven en “voor de gezelligheid, Theo”.

Als ik weer terug op het Dorpsplein ben hoor ik een claxon.
T. rijdt langs, ook net terug uit Duitsland (samen met J.)
Hij heeft geen tijd om te kletsen, zijn duiven moeten los.
Duivenmelker en jager, een combinatie die vroeger veel voorkwam.

T. (een andere) komt uit de supermarkt.
Hij vertelt over de hazenjacht die ze van de week hadden.
Terwijl hij dat doet komt T. (alweer een andere) langs.
Ook jager, maar hij had op die jacht als picker-up gefungeerd.
Je hebt jagers die daar soms meer plezier aan beleven dan aan de ‘jachtgeweeractiviteit’.

Op weg naar de poelier loop ik B. tegen het lijf.
Niet die B. van de honden, maar een andere, hoewel ook hij honden heeft. Het lijkt er soms op dat namen van jagers slechts uit een beperkt aantal letters gekozen worden.
Deze B. vertelt over zijn belevenissen in de Franse combinatie waar hij ingetreden is.
Mooie verhalen heeft hij; je waant je daar in het arme noorden van Frankrijk decennia terug in de tijd, begrijp ik. En aardige mensen, al is de taalbarrière wel een dingetje.
“Une petite chose”, zeg ik. Maar B. kijkt mij niet begrijpend aan.

Door dus maar naar de poelier, even een praatje maken.
Als ik daar het erf oploop staat S. er al.
Kennelijk komt ze wild brengen.

De deur zwaait open en J., de poelier, kijkt naar ons.
Met een “Zo, daar staat voor een paar stuivers”, begroet hij ons.

“Waarom zeg je niets tegen mij”, zeg ik, “want dat geldt alleen voor S. en niet voor mij”!
Kwestie van de puntjes op de i zetten.
Want klassenverschil bestaat nu eenmaal.
En stel je voor dat hij meent wat hij zegt en mij in de verkeerde klasse indeelt.
Ik sluit dan niet uit dat dan ook zijn tarieven voor mij zullen stijgen.
En voordat je het weet moet ik dan konijnstropen.
Economische noodzaak…

Oei, zie ik hem denken.
“Ik sprak in het algemeen, niet tegen iemand in het bijzonder”.
Zakenman…

Ja, ik woon in een leuk dorp, met klasse(n)jagers.

©TheoM
één moment...