Dolly Parton is boos
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We zijn in Frankrijk, want zoals elk jaar passen we weer een paar weken op een boerderij.
De boer en boerin gaan dan op vakantie. En omdat al het werk wordt uitbesteed is het voor ons ook vakantie, gewerkt hoeft er door ons niet te worden, eigenlijk zijn we dan een soort herenboer en damesboerin.
We worden allerhartelijkst ontvangen. De honden springen uit de auto en zijn direct thuis, zo lijkt het. Wij zijn dat ook en wat ons altijd het meest opvalt is de stilte, oorverdovende stilte.
Plotseling wordt die stilte echter ruw verstoord door veel kabaal van kippen en gekef van de teckel. Snel er op af, maar het is natuurlijk te laat: Queen Sophie staat trots aan de restanten van een kip te sjorren.
“Vorige keer ging dat toch goed met die teckel en de kippen?”, vraagt de boer.
“Ja, maar nooit zonder controle”, zeg ik hem, “we hielden de boel altijd wel in de gaten”.
“Nou, geen malheur”, zegt hij, “ze moeten toch vervangen worden. Te oud en te weinig eieren”.
Normaal breng ik altijd zelfgemaakte bitterballen mee voor bij de jacht maar dat was er dit keer niet van gekomen. Ik stel voor de kippen te slachten en het vlees, ze zijn alleen nog maar goed als soepkip, voor de bitterballen te gebruiken. Een deel voor ballen tijdens ons verblijf en we zullen de laatste kippen slachten als het boerenstel weer terugkomt en dan opnieuw bitterballen maken. Zo gezegd, zo gedaan.
Nadat we ons geïnstalleerd hebben is het tijd voor de apéro. Eind februari kunnen we nog tot laat op het terras zitten, ongekend wat een voorjaar.
Als we de volgende dag het paar hebben uitgezwaaid maak ik een rondje in de omgeving. Er valt weinig te sporen, want het heeft hier weken niet geregend. De akkers zijn hier van een soort löss, losse kleverige klei, maar nu is het een keiharde laag. De wintertarwe is ondanks de hoge temperaturen nog nauwelijks aan het groeien en het koolzaad staat er armoedig bij. Bij een stuk met dichte dekking zie ik een drukbelopen varkenswissel. Logisch, want van hier gaan ze naar het riviertje dat daar wat lager ligt.
Monsieur le President van de lokale jachtclub, de ADCA, komt langs. Het is een aardige kerel die, nadat hij in het dorp gehoord had, dat we weer gearriveerd waren, een glaasje komt drinken en ons uitnodigen voor de barbecue ter afsluiting van het jachtseizoen.
In de jachthut van de club is het gezellig. En de President zegt zijn jachtmaten dat het maar goed is om die “maraudeur Hollandais” te vriend te houden: bitterballen & jenever, die brengen we al jarenlang voor ze mee. En andersom, wil ik hen ook tevreden houden. Mogelijk zit er dan ook nog een ontheffing op de inmiddels gesloten varkens voor mij in, als ik schade in de velden constateer…
Om die kans nog wat te vergroten vertel ik ze dat we deze keer bitterbalen bij ons hebben van eigen fabricaat, maar van origen français, terwijl de volgende stenen kruik, van origen néerlandais, al wordt geopend.
De dag erna loop ik, redelijk brak van de avond ervoor, met Diane een rondje. We lopen door een dicht gedeelte van het bos, veel dekking op steile stukken, die naar de rivier aflopen. We passeren twee zoelen. Ze zijn er vast en zeker, de varkens.
Een stuk verder zie ik dat Diane lucht krijgt. Ik ook, varkens, duidelijk ruik ik die typische geur. Dan hoor ik opeens geritsel en zie haar. Een zeug, borstel opgezet en haar staart opgewonden omhoog. Mama is boos, erg boos, dat is wel duidelijk.
Ze staat neus aan neus met Diane. Dan zet de zeug de aanval in. Diane is niet bang, wel verstandig. Ze draait zich om en neemt de benen. Zo loopt de hond, op de hielen gezeten door het varken, vlak langs mij heen. Ik kan ze op het pad volgen en zie dat de zeug het na een 50 meter kennelijk voor gezien houdt. Ze draait zich om en komt teruglopen. Tja, dat wordt penibel voor mij.
Ik zoek een boom waar achter ik mij wat kan verschuilen en waar ik zo nodig in kan klimmen, mijn respect voor dit boze varken grenst aan angst, ik kom er eerlijk voor uit. Maar het varken verdwijnt in de dekking. Ik hoor een knor, kennelijk roept de zeug haar biggen of knort ze als ze bij de ketel is.
Ik wacht nog even of de kust echt vrij is en loop dan met Diane terug naar de boerderij, redelijk ontnuchterd, dat wel.
Twee dagen later loop ik met Diane langs de rivier. Ik heb wat visjes kunnen vangen met een kruisnetje en heb die visjes gebruikt om wat lijntjes uit te zetten, die ik nu wil gaan controleren. Elk jaar lukt het me om hier op die manier wat paling te vangen. En het zijn meestal geen kleine jongen.
Een jager heeft mij eens betrapt en vroeg mij toen waarom ik visjes gebruikte. Hij wist niet beter dan dat je dat met wormen deed. “Met wormen vang je wormen”’, antwoordde ik hem toen, gedachtig een oude stroperswijsheid.
Opeens zie ik Diane gespannen naar een dekking kijken. Ik sis tegen haar dat ze bij mij moet blijven en volg haar blik. Ik zie eerst niets, maar blijf toch doodstil staan kijken. Dan zie ik een varken de dekking uitkomen. Een zeug, mogelijk dezelfde als eergisteren. Kennelijk heeft ze niets van ons meegekregen, want ze loopt zonder aarzelen naar de rivier om daar te drinken. Om de melkmachine draaiende te houden moet kennelijk ook overdag gedronken worden.
Over de melkmachine gesproken, ze moet nogal wat biggen hebben, want er hangt een rits tepels onder haar buik. Strakgespannen. Het doet mij denken aan onze teckel. Toen die geopereerd werd en haar ontstoken baarmoeder werd weggehaald, had ze binnen de kortste keren ook zulke volle uiers. Een spoedbezoek aan de dierenarts leerde ons dat zoiets vaker gebeurd. “Het lichaam denkt baarmoeder leeg, melk aanmaken,“ zei hij, “We noemen het hier ook wel het Dolly Parton-syndroom.”
Zonder op of om te kijken verdwijnt de zeug weer in de dekking.
©TheoM