De moordenaar van je vader

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik loop de begraafplaats af en neurie zachtjes:
Aan de oever van de Rotte,
Tussen Delft en Overschie,
Zat een kikvors luid te wenen,
Met een zuig'ling op haar knie.

"Lieve kleine", sprak de oude,
"Zie je ginds die ooievaar?
't Is de moord'naar van je vader,
Hij vrat hem op met huid en haar."

"Potverdorie", sprak de kleine,
"Heeft die rotzak dat gedaan?
Als ik later groot en sterk ben,
Zal 'k 'm op z'n falie slaan."

Hoe kom ik daarop? 
Het is een aardig deuntje, maar het is verder een achterlijk lied, qua inhoud.
Niets voor niets zijn er dan ook vele varianten.
Ook scabreuze, vaak luidkeels door Corpsleden gebrald, dus aan citaten waag ik mij hier niet.
Er is zelfs een Brabantse versie: "Aan de oever van de Dommel, tussen Strijp en Tivoli”.
Terug naar de Rotte, de tekst daarvan is zo achterlijk, dat de titel (en de eerste zin) zelfs feitelijk onjuist zijn. De Rotte loopt van Moerkapelle naar Crooswijk. Niks Delft, laat staan Overschie.
Nee, ik kwam erop door het ree dat ik daar zag, in het zonnetje, tussen de grafstenen.

Ik sta stil, zij staat stil.
Voorzichtig pak ik mijn smartphone in de hoop een plaatje van haar te kunnen maken.
Het reewild is hier aan mensen gewend, maar het verbaast mij, dat ze zo lang blijft staan.
Dan, opeens zie ik de reden, het is klein en onopvallend:

Reegeit met kalf op begraafplaats

For sure, een heimelijk kalf!
Maar wat doet het daar?

Ik ben eruit: er liggen daar ook een paar jagers begraven en ik acht het niet ondenkbaar dat de geit het kalf hier voorbereid op de rauwheid van het bestaan, haar bok is inmiddels gesneuveld.

Maar het kalf is nog in de modus van de maakbaarheid van de samenleving, dus, ferm en kordaat:

“Potverdorie, sprak de kleine
Heeft een jager dat gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal 'k 'm op z'n falie slaan”

©TheoM
één moment...