Brabants peuterjachtje

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Soms kom je als jager te gast op plekken…
Alle natuur is mooi, vind ik. Maar er zijn natuurlijk wel verschillen. 
De polders kennen hun eigen schoonheid; de bieten, het graan, de groenten en de sloten.
De weidsheid van de graslanden.
De restanten van de kleinschaligheid van de zandgronden.
De bossen en de heiden.
Kortom, ik kan van vele verschijningsvormen genieten.
Natuur is echt veel meer dan ‘een stukje bos, ter grootte van een krant’, maar het vereist natuurlijk wel beheer en wat mij betreft minder ‘nieuwe natuur’ van wens-natuur-denkers.
De dichter Bloem vervolgde met ‘een heuvel met wat villaatjes er tegen’ en dat is nou precies waar ik vandaag te gast ben. Want heuvels vind je niet alleen in Limburg, of in het oosten, maar ook hier, in West-Brabant.

In de bovenwereld wordt dit gebied ook wel het Wilde Westen van Nederland genoemd. 
Het zal zijn wortels wel vinden in het verleden van dit gebied dat al vanaf de 16e eeuw balanceerde op de rand van het katholicisme en het protestantisme.
Die strijd leerde de bevolking dat het vooral zijn eigen boontjes moest doppen.
Van een hogere macht, noch van de monarchie kon men veel verwachten.
Van de monarchie was dat duidelijk, maar omdat je van het Hogere niet zeker wist of dat later alsnog zou kunnen komen, bleven de kerken hier nog lange tijd gevuld. 
Geloof en Hoop liggen in elkaars verlengde.

Het zou een middagje peuteren worden, had men mij gezegd. Diane mocht mee, maar of ze ingezet zou gaan worden was afhankelijk van de inzet van andere honden.

We jagen op de Brabantse Wal, een steile wand die ooit veroorzaakt is door erosie van de zee en de rivier de Schelde. Die wand reikt tot 20 meter boven zeeniveau; een ideale trainingsfaciliteit voor de familie Van der Poel.

Dat peuteren waarvan in de uitnodiging gewag werd gemaakt, was precies de goede uitdrukking, want alles is hier kleinschalig. Stukje bos, grasland, boomgaard, spruiten, restanten mais, kool, bieten; het is in alle opzichten een ideale biotoop voor het wild.

We zijn met 5 geweren en de hond van een andere gast. Die gast maakte mij wel duidelijk dat we aan één hond, de zijne dus, genoeg hadden. Voor mij geen probleem, maar wedden dat Diane daar anders over dacht toen ik haar in de auto achterliet?

Ik beleef een ongelooflijk mooie middag, met een aantal super kleine driftjes, gedicteerd door en passend bij de kleinschaligheid hier. Haas is vrij, een hoge haan ook, evenals duiven, kraaien en kauwen. En een vos op het tableau zou hogelijk gewaardeerd worden. 

Iedereen krijgt kansen die ook bijna allemaal benut worden, maar één geweer krijgt wel kansen maar hij komt niet tot schot. Het is een jonge man, die kennelijk nog maar pas jager is. Hij is wat onzeker, steekt soms wel zijn geweer uit, maar schiet eerder steeds niet. “Het is zo in het echt toch wel wat anders dan op de schietbaan”, zegt hij schuchter lachend. 

Een duif valt in de spruiten, maar de ingezette hond kan hem niet vinden. Ik zie de jachtheer naar mij kijken. En vragend kijk ik hem aan, zal ik de mijne… Maar de gast van die hond is ons voor: “als de mijne hem niet vindt, dan ligt ie er niet. Kom we gaan verder”. 

Kennelijk heeft hij hier wel wat te vertellen want we gaan verder. De gastheer dirigeert ons naar een aflopend stuk land, dat inmiddels al gedeeltelijk klaar gemaakt is voor het volgende seizoen.



Ik word met de jonge jager tegen een bosrand geposteerd. De drie anderen nemen het zwarte land met een ruime boog en komen langzaam op ons toegelopen.

Een paar hazen slaan achteruit en een paar anderen ontkomen via de flank. Als je zo extensief jaagt, dan kan je eeuwig, nou ja in ieder geval heel lang, blijven jagen. 

En als de wetgever meent de jacht te gaan verbieden, dan denk ik dat ze hier in het Wilde Westen met zo’n besluit wel raad weten. Of het aanhangers van ‘Normaal’ zijn weet ik niet, maar hun lied “Deurdonderen’ zou dan zo maar hun lijflied kunnen worden.

Dan komt een haas op mij toegelopen, hij is inmiddels binnen schot. Ik steek mijn geweer uit, maar besluit toch niet te schieten. In plaats daarvan maak ik mij breed en beweeg. Het haas slaat een haak en loopt nu bijna parallel aan de bosrand waar wij staan opgesteld. Ik kijk niet meer naar het haas, maar gebiologeerd naar wat de jonge jager zal gaan doen.

Ik zie dat hij het haas op de korrel heeft, hij zwaait mee en dan is daar opeens het schot. Het haas gaat over de bol. Ik zie hem zijn vuist omhoogsteken. 

Ik meen dat op de jachtcursus het onderdeel ‘veiligheid’ nog steeds op de rol staat. En dat dus de regel dat je altijd tijdens een drift op je post moet blijven, nog steeds zal worden geleerd. Maar het is hier en nu niet aan hem besteed; hij loopt met grote passen op het haas toen.

Tijdens dat lopen doet hij twee hazen op die zich daar, tot dat moment voor mij niet waargenomen, hadden gedrukt. Eén van hen komt dwarsend voor mij langs, ik wil hem gaan schieten, maar zet dat voornemen net zo snel uit mijn hoofd al dat de gedachte daaraan bij mij is opgekomen. Twee van de geweren zijn namelijk uit hun linie gebroken en rennen, precies in mijn schootsveld, op de jonge jager af.
Als ze bij hem zijn aangekomen slaan ze zijn schouders bijna beurs, zo blij lijken ze met het haas te zijn dat de jongeman heeft kunnen schieten. Ik verlaat ook maar mijn positie en loop op het drietal af. Wat een blijdschap heerst daar!

Wat blijkt: het is niet alleen het eerste haas van deze jonge jager, maar door het schieten van dit haas is hij nu ook ècht jager geworden. En niet zomaar één, deze zoon van de jachtheer, is nu de zevende generatie jagers op deze velden.

De-zevende-generatie-jager!

We breken op, het is mooi geweest en we lopen naar de auto’s. Daar zullen we straks tableau maken en niet alleen een dronk uitbrengen op deze mooie dag, maar wellicht ook 
nog een extra op het haas van de jonge jager.



Ik haal Diane uit de auto en zij loopt wat rond. Ik zie dat zij aantrekt en blaas op de stopfluit. Diane gaat zitten. Gauw even een foto gemaakt.

Als we bezig zijn de fles te openen en de glaasjes te vullen, verlies ik Diane even uit het oog.

Dat is stom van mij, want honden hebben daar een antenne voor: hoe staat het met de aandacht van de baas?
Nou, als die even verslapt, dan weten ze wel raad met die onverwachte en onbedoelde vrijheid.

“Je hondje is even voor zichzelf aan het jagen”, hoor ik en ik zie Diane nog net verdwijnen in een houtsingel. “Laat maar even gaan”, zegt de jachtheer, “die hond heeft zich al de hele middag opgesloten gevoeld”.

Als met een speciaal weidmansheil het ‘eerste haas’ wordt doodgedronken, komt Diane alweer teruggelopen. Tja, en ze is niet alleen. Een vleugel hangt voor haar ogen, maar ze komt toch recht op ons af. 

Het is vast en zeker de duif die daar in die hoek een uurtje eerder geschoten maar niet gevonden werd. Tijd voor een ‘statiefoto’.



Het einde van een mooie dag. Een memorabele dag: de zevende generatie!

©TheoM
één moment...