Beukenlaantje

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik kreeg een mooie plek toegewezen, het Beukenlaantje, daar staan twee laagzitjes, die afhankelijk van de windrichting gebruikt worden. En, er lopen daar midden in het jachtveld, vaak varkens. Ik ben dus in mijn nopjes. “Ik zet je daar straks wel af”, zegt L., “weet je het dan te vinden?”, vraag ik een beetje plagerig. Want ze is nog maar een paar maanden jager en hoe goed zal ze het veld al kennen?
In de paar maanden na het slagen voor haar jachtexamen heeft ze een ongelooflijke ontwikkeling als jager doorgemaakt. In minder dan een half jaar schoot ze rood-, zwart- en reewild. En in het kleinwildseizoen was ze haas, eend en gans te slim af. En, dat alles -ondanks haar tableau- zonder een schieter te worden, ze kan ook gewoon genieten van wat ze ziet en van het hele gebeuren om de jacht heen. Ze bood al aan mij te helpen met het maken en herstellen van de hutjes die we voor de ganzen hebben.

Maar mijn hart stal ze toen ze mij vroeg om het door haar geschoten haas te slachten, want dat kon ze niet. Nog niet, want ze zei er direct bij dat ze het dan van mij wilde leren. Prachtig, van schot tot bord, zo hoort het.

Enfin, met die L. reed ik dus mee naar mijn post. “Waar moet ik je ook alweer brengen?”, vroeg ze, “O ja, ik weet het weer, het Stringlaantje”. Ik antwoorde dat ik naar het Beukenlaantje moest, van het Stringlaantje had ik nog nooit gehoord.

“Nee”, zei ze, “dat kan ik mij voorstellen. Zo noemen G. en ik dat sinds afgelopen winter”. En ze vertelde wat er gebeurd was. Ze zou samen met G., haar man, op het Beukenlaantje gaan zitten in een poging om wat aan de uit de hand lopende varkensstand te doen. Ze heeft zich stevig ingepakt want het is ongelooflijk koud. Thermokleding, gevoerde broek, truien -laag over laag-, gevoerde jachtjas. En bij het vertrek naar hun post heeft ze nog een oude lange loden overjas van haar vader meegepakt. Zo zou het moeten lukken om zich tegen de kou te wapenen.

Ze zitten nog maar net als L. moet plassen.
G. zegt dat daar geen sprake van kan zijn, de varkens komen hier altijd vroeg en ze moet de boel niet gaan verstoren. Enfin denkt L., een uurtje of twee ophouden moet lukken.

Maar ja, dat had ze verkeerd ingeschat; ze denkt aan andere dingen, gaat van de linker op de rechterbil zitten, spant haar spieren, ontspant haar spieren, houdt haar adem in, kortom ze doet wat ze kan, maar uiteindelijk zegt G. dat ze beter even kan plassen, want van al die onrust dreigt hij gek te worden.

Nou, dat L. zich geen tweede keer zeggen. Direct achter de laagzit gaat ze zitten. Broek omlaag, de overjas van haar vader slaat ze over haar rug en hoofd omhoog, thermobroek omlaag….

“Echt Theo”, je hebt geen idee wat een opluchting dat was”. Nou is dat laatste wat overdreven, mij is ook wel eens overkomen dat ik het gevoel had dat de urine bijna uit mijn oren kwam, zo nodig moest ik. Plassen is dan bijna, ik zeg bijna, net zo lekker als een orgasme.

Maar ja, toen kwam het. 
G. vraagt haar of het gelukt is, want hij heeft niets gehoord en dat had hij toch wel verwacht , zo dicht zaten ze bij elkaar. Tja, nu hij dat zei, L. had ook niets gehoord. Shit, denkt ze, mijn string…

“En toen?”, vroeg ik, want als ik zoiets hoor, dan wil ik ook het naadje van de kous weten. “Nou”, zegt L, “G. heeft toen met zijn jachtmes mijn string doorgesneden, dat natte ding moest ik kwijt. Het was nog een heel gedoe. En sindsdien noemen wij het dus hier het Stringlaantje. Nou, je bent er, jouw Beukenlaantje, Ik wens je Weidmansheil”.

©TheoM
één moment...