De Bersbok

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
“Wat een smalreeën”, zegt G, “Ik zag er zeker vijf en nauwelijks bokken”. Dat klopt volgens de theorie. Geiten die gezet hebben houden zich, net als de bokken die een territorium hebben, schuil.
Het vereist nogal wat geduld om er zeker van te zijn, dat wat een smalree lijkt, er ook inderdaad een is. Wachten, wachten, wachten tot ze haar spiegel naar je keert. En dan kijken, kijken, kijken of je uiers ziet. Zo niet, dan pas ben je zeker.

Dat is ook de reden waarom wij direct na de 1e mei, als de jacht hier in Rheinland-Pfalz opengaat, proberen het gewenste aantal smalreeën te schieten. Ze zijn dan goed te onderscheiden van drachtige geiten, ze zijn vaak verder in de verharing en hebben natuurlijk niet zo’n uitgezakte buik. Maar een kans op een in het afschot passende bok zal ik natuurlijk niet laten lopen

Tijdens de eerste aanzit zien we zo’n 15 reeën, slechts drie er van zijn een bok, maar die zijn óf te ver óf niet rijp voor afschot. We zitten nog door tot ongeveer een uur na middernacht, want de varkens lopen ook, maar ze komen in deze tijd nauwelijks op de Kirrung. Er is voedsel genoeg en dat gaat dus gepaard met de bijbehorende schade.

Ik heb de wekker op vier uur gezet, maar ben al om half vier wakker, jachtkoorts. Ik installeer mij op een kansel, waar ik goede hoop heb een bok te kunnen schieten. Het is in een deel van het veld, waar de bokjes terecht komen als ze door territoriumbokken verdreven zijn. En, logisch, het zijn de mindere plekken van ons veld. Minder dekking, minder voedsel en vooral minder rust. En ook nog eens langs de enige drukke weg daar. Deutsche Wildstrasse heet die weg. Het zal niet voor niets zijn.

Zodra het licht wordt zie ik een wilde kat, zwaar beschermd omdat ze zeldzaam zouden zijn. Dat zal vast waar wezen, natuurbeschermers hebben veel subsidie gekregen om allerlei beschermingsmaatregelen te kunnen nemen, maar hier zijn ze geen zeldzaamheid. Ik kan het dier bijna een half uur volgen en het valt mij op dat ik qua gedrag nauwelijks verschil zie met een huiskat, op jacht naar vogeltjes en muizen.

Het eerste ree dat ik zie is een geit, gevolgd door twee kleine kalveren. Onzeker lopen ze achter de oude aan, die langzaam maar doelbewust de akker oversteekt, op weg naar dekking.

Met donders geweld rent een bok over de akker. Ik kan hem nauwelijks aanspreken, zo snel gaat het. Ik vermoed dat een territoriumbok hem zijn plaats heeft gewezen.

Een zwarte ooievaar -rode poten en snavel, een volwassen exemplaar dus- landt en loopt statig over de akker in de richting van de beek. Even later zie ik een vos. Die loopt min of meer in de richting van de ooievaar. Ik hoop maar dat dat goed gaat.

Dat was het dan, voor deze aanzit, denk ik. We hebben afgesproken omstreeks acht uur te ontbijten. Ik pak mijn spullen en vertrek zo stil en onopvallend mogelijk naar mijn auto. Ik zie, dat ik nog wat tijd over heb en besluit via de Lange Wiese naar het hotel te rijden. Dat is de grootse vallei in ons veld. Aan beide kanten omgeven door bosschages en er is enkele jaren geleden ook een stuk bos gekapt, waar nu opslag voor dichte dekking zorgt.

Ik ben nog maar net de Lange Wiese opgereden als twee reeën wegrennen. Ik vermoed dat het een geit en een smalree zijn. Voorzichtig laat ik de auto langzaam voortrollen. In een bocht zie ik in de verte een ree. De auto zet ik een stukje terug en ik stap uit en voorzichtig pak ik mijn spullen.

Bij de bocht kan ik het ree wat beter bekijken, ik vermoed dat het een bok is. Maar ja, wat nu? Via het pad lukt het mij nooit om er onbemerkt bij te komen.
Dat wordt dus bersen via de bosschages op de steile helling.

In het begin is dat nog wel te doen, want het kraken van takken en takjes onder mijn voeten kan de bok nog niet horen. Maar als ik dichterbij kom zie ik de bok wel een paar keer opwerpen. Dat moet dus voorzichtiger. Veel voorzichtiger, maar ja, overal afgevallen takken en dan ook nog die bladeren. Het lijkt wel alsof ik op grind loop.

De pakweg 300 meter die ik heb afgelegd lijken een eeuwigheid geduurd te hebben als ik eindelijk de bok op schotafstand heb. Het is een jaarling spitsertje, niet op zijn gemak, telkens neemt hij de omgeving in zich op. Dat in dit mooie biotoop een andere, sterke bok de baas is verbaasd mij niet.

Maar ja, de bok is nu binnen schot, maar daarom nog niet te beschieten. Als ik vanuit de dekking zou kunnen schieten, staat hij niet vrij en als hij vrijstaat is er dichte dekking tussen ons.
Er zit niet anders op, dan dat ik mij uit de dekking op het pad laat zakken, maar dan loop ik het risico dat de bok mij ziet. Ik haal mijn handen aan bramen open als ik mij op het pad laat zakken. De bok zekert in mijn richting, doodstil blijf ik daar liggen. Als de bok wat kalmeert schuif ik wat op en zoek wat dekking door half onder een vlierstruik te kruipen.

Ik spreek de bok nog een laatste keer aan en richt mijn buks. Dan loopt de bok opeens het hoge grastussen hem en mij in en gaat daar zitten. Wat nu, op de afgesproken tijd op het ontbijt of…? Nou, die keus heb ik snel gemaakt; ben ik hier om te eten of te jagen? Ik zorg er wel voor dat ik wat comfortabeler tegen de helling aan lig en dan kan het grote wachten beginnen.

De telefoon trilt, en G. vraagt of ik al onderweg ben. Ik schrijf terug over mijn bers, mijn bok en het hoge gras. Geduld, schrijft hij terug. Bijna een uur later is er opeens beweging. Ik heb mijn buks klaar, maar zie bijtijds dat het niet de bok is die uit het hoge gras is gekomen en loopt te laveien op het kortere gras, dat daar achter staat. Een geit, ik kan de uiers duidelijk zien, die ik niet had gezien tijdens mijn berstocht. Prachtig zoals deze dieren van de dekking gebruik kunnen maken. De bok laat zich nog niet zien, maar alles in mij is alert.

De geit verdwijnt na een half uurtje weer in het hoge gras. Heel af en toe zie ik de koppen van de geit en bok door de grashalmen. G. meldt zich weer, nu met de boodschap dat hij met een zweethondenman een nazoek gaat doen. Hij wenst mij nog steeds veel geduld. Voorzichtig ga ik soms wat verliggen, want echt comfortabel is het natuurlijk niet. Uiteindelijk ga ik min of meer zitten tegen de helling, zo is het wat beter uit te houden. En dan…

Opeens gaat het regenen. Ik had de regen niet aanzien komen en er ook niet op gerekend. Het duurt niet lang of ik ben nat, zeiknat. Ik hou de buks zo horizontaal mogelijk opdat er geen water in de loop komt. En mijn handen hou ik voor de kijker glazen, zodat die droog blijven. Langzaam voel ik de regen over mijn rug lopen, ik heb net een nieuw soort slip, bamboe, die blijft koel, zegt de marketing. Nou die koelte heb ik nu niet nodig, alles is nat. De regen blijft maar vallen en al dat water wordt langzaam een stroompje dat langs het pad zijn weg omlaag zoekt. Precies daar, in dat stroompje, lig ik. Net als ik denk dat ik er genoeg van heb zie ik een ree opstaan.

Het is de geit. Ze loopt uit het hoge gras het pad op en schut zich uit, een wolk van regen om haar heen. Ze kijkt rond en loopt zonder dralen de dekking van de bosschage in.

Ik heb de buks al op mijn knie liggen, grote kans dat ook de bok op de lopers komt. Dat klopt, ik zie de bok in de benen komen. Hij blijft nog in het hoge gras staan, net als de geit schut hij zich uit. En dan, in twee, drie sprongen is ook de bok in de dekking verdwenen, ik heb geen kans meer voor een schot maar ben toch tevreden, wat een ochtend, wat een jacht!

©TheoM
één moment...