De vriezer vol met wild

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We moeten ons voorbereiden op noodsituaties, aldus de minister die over onze veiligheid schijnt te gaan. En daarom heeft hij het dreigingsniveau opgeschroefd naar 72 uur. In die tijd moeten wij ons als burgers onze eigen broek kunnen ophouden, “want de overheid kan dan met andere dingen bezig zijn”. 
Kijk, dat is nog eens een daadkrachtige maatregel, zijn voorganger -ook van de VVD- volstond met slechts 48 uur. Maar nu zijn we kennelijk in de volgende fase. Zo is het nu maar weer eens duidelijk gemaakt: voor krachtdadigheid moet je bij die partij zijn.

Maar goed, ik checkte de vriezer maar eens en schrok. Want ik zag iets wat mij, sinds we qua vlees voornamelijk zelfvoorzienend zijn, zelden overkomt. De bodem kwam namelijk inzicht. Normaal puilt de vriezer bijna uit, maar de afgelopen maanden kwam er voor mij niets van jagen. Lichamelijk ongemak maakte mij dat onmogelijk. Wat moeten we dan in een noodsituatie? Op de minister hoef ik kennelijk -als we geluk hebben slechts die eerste dagen- niet te rekenen.

Kijk, stropers hebben het dan makkelijk, maar voor houders van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit zou dat toch een slag anders kunnen liggen, kunnen hè.

We hebben niet meer dan een paar pakketjes met hazenbitterballen, wat reestoof en wat babi pangang van wild zwijn. Precies genoeg voor die drie dagen van het kabinet. Maar wat als ze die opschroeven naar vier dagen van zelfvoorziening, zouden wij dan tot een -seizoensgebonden- vegetarisch dieet gedwongen zijn?

Zoals wel vaker, als de nood het hoogst is, is de redding vaak nabij. 

Als eerste meldt R. zich. Eerst wat ‘praatje pot’ over hoe het nu met mij gaat, maar al snel komt hij ter zake. Of ik nog wat wild kan gebruiken? 
Nou die vraag komt, gelet op het dreigingsniveau, als geroepen. En hij heeft nog wel wat te geef. Hert en varken, allemaal al netjes geportioneerd. En hij biedt zelfs aan om het thuis te komen brengen. “En ik heb ook nog snoekbaarsfilet liggen, die kan je ook wel krijgen. Jullie zijn daar toch gek op?” Nou, het is echt iets om naar uit te kijken.

Maar aan de goedgevigheid van mijn maten komt geen einde. Een paar dagen later meldt G. zich. Hij is in Duitsland en voor hij naar huis vertrekt moet hij daar nog bij de slager langs. Jarenlang maakte ik deel uit van een combinatie daar en ik kon bij die slager altijd mijn wild laten slachten dat ik dan een volgende keer ingevroren mee naar huis kon nemen. ‘Aber das war einmal’. 

“Ik heb gisteren nog een geit en kalf kunnen schieten. Doe ik jullie plezier met het kalf? Dan zeg ik Horst dat het kalf voor jou is. Maar dan moet je hem zelf even bellen om af te spreken hoe je het wilt hebben. Ik kom pas in mei weer in Duitsland, maar dan haal ik het vlees wel voor je bij hem op”.

Het kan niet op en het bewijst dat het -soms- klopt: wie goed doet, goed ontmoet. Maar het ging maar door met die goede gaven!

J. belt: of ik er al aan toe ben om een keertje mee te gaan, het bestand aan kaal reewild is absoluut te hoog. Nou, dat genereuze aanbod moest ik helaas aan mij voorbij laten gaan. Het gaat langzaamaan beter met mij, maar op pad gaan: het komt voor mij nog te vroeg, Maar in de volgende fase van herstel, graag! “No problem”, zegt J.

De volgende ochtend belt J. al vroeg. “Ik schoot gisteren een reekalf en bracht hem bij de dorpspoelier. Jullie kunnen toch wel wat van dat heerlijk malse om-te-zuigen-vlees gebruiken? Bel je zelf even hoe je het geslacht wil hebben?”

Dat ‘wie goed doet goed ontmoet’ soms, maar niet altijd opgaat wist ik. Maar dat je moet kunnen delen om te vermenigvuldigen, geloof me: het klopt!

©TheoM
één moment...